1871. JW 14. Dingsdag 14 Februarij. 58s,e jaargang.
VRIJWILLIGERS BIJ DE LAND- OF ZEEMAGT
's KONINGS VERJAARDAG.
van het met voertuigen berijden van
kunstwegen.
Kweekelinge aan de Bewaarschool.
POSTERIJEN.
HET MINISTERIE EN EENIGE KOLONIALE
QUAESTIËN.
v.
GOESSOIG
t»( IS l\i'.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avonduitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1.75.
Afzonderlijke nommers 5 c. met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels h 1,
Dienst-aanbiedingenniet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
BEKENDMAKINGEN
van het Gemeente-bestuur.
Nationale Militie-
BURGEMEESTEli en WETHOUDERS van GOES verwit
tigen de ingeschrevenen voor de Nationale Militie van den
jare 1870, voor de ligting van 1871, voor de tweede maal, dat
de LOTING der personen lie aan de iigting van dit
jaar moeten deelnemen, is bepaald op VRIJDAG DEN
24 FEBRUARIJ 1871, des voormiddags ten 11 v3 ure, te
Goes, in de groote regtzaal op het Raadhuis.
En worder. diegenen, die redenen van vrijstelling hebben,
opgeroepen, om op Woensdag den 15 te voren, des namid
dags ten 1 ure, te verschijnen ter secretarie der gemeente,
tot opmaking van de getuigschriften voor de vrijstelling
wegens broederdienst of als eenige wettige zoon gevorderd
terwijl de lotelingen of hunne ouders verpligt zijn te ge
lijker tijd de bewijzen van broederdienst bij den burge
meester over te leggen.
Goes, den 11 Februarij 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
IVationale Militie.
BUREMEESTER en WETHOUDERS van GOES
Gezien art. 9 van Zijner Majesteits besluit van den 17 De
cember 1861 (Staatsblad no. 127)
Gelet op art. 11 en volgende van de wet van 19 Augustus
1861, (Staatsblad no. 72);
Roepen bij deze op, die genegen zijn als
voor deze gemeente optetreden, om zich daartoe in den loop
dezer maand tusschen des voormiddags 9 en des namiddags
2 ure ter gemeente-secretarie aantegeven, wordende door
het gemeente-bestuur f 25,— als premie voor ieder man
uitgeloofd, welke premie^ dadelijk na de goedkeuring door
den militieraad, kan worden ontvangen.
Wordende de belanghebbenden voorts opmerkzaam ge
maakt: dat zij, die zich als vrijwilliger aanmelden, behooren
te zijn, ongehuwd of weduwnaar zonder kinderen, ingezete
nen, ligchamelijk voor de dienst geschikt, ten minste 1,56 me
ter lang, tusschen 19 en 35 jaren oud terwijl alleenlijk vroe-
fer gediend hebbenden tot het volbrengen van hun 40ste jaar
unnen worden toegelaten. Zij moeten voorts tot op het
tijdstip der optreding aan de militie voldaan hebben en
een goed zedelijk gedrag hebben geleid, terwijl de ingeschre
venen voor de militie alleen worden toegelaten voor die
gemeente in welke zij ingeschreven zijn, ten ware zij geene
verpligtingen ten aanzien der militie meer te vervullen
hebben.
De door de vrijwilligers overteleggen stukken zijn:
1°. een getuigschrift van den burgemeester der woonplaats,
tot afgifte waarvan ter secretarie alhier zal worden ge
vaceerd op Zaturdag den 25 dezer, des namiddags ten
een ure
2°. het bewijs van aan de verpligtingen ten aanzien der
militie voldaan te hebben
3". voor gediend hebbende personenhet bewijs van ont
slag en het getuigschrift van goed gedrag, afgegeven
door den bevelhebber van het korps, bij 't welk zij
laatst gediend hebben, en
4". voor minderjarigen, een bewijs van toestemming van
hunnen vader of voogd.
Goes, den 11 Februarij 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
II A R T M A N.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES doen,
naar aanleiding van art. 24 van het Brand-Reglement in
deze gemeente, te weten:
Dat het in den avond van ZONDAG DEN 19 DEZEI1 bij ge
legenheid van 'sKonings jaardag, geoorloofd is VOETZOE
KERS, VUURPIJLEN en andere VUURWERKEN aftesteken,
doch uitsluitend op de Vlasmarktde Beestenmarkt en de
Groote Kade-,
en dat het verboden blijft dit elders te doen, zoo mede
het schieten met KANONNETJES, SNAPHANEN, PISTO
LEN, DONDERBUSSEN en ander GEWEER, op straffen
bij voormeld reglement bedreigd.
'Goes, den 11 Februarij 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P BLAAUBEEN,
De Secretaris,
HARTMAN.
OPHEFFING DER BEPERKING
De BURGEMEESTER der gemeente GOES maakt bekend,
dat het op den 5 Februarij jl. door hem aangekondigde
verbod van het met voertuigen berijden der kunstwegen
in deze provincie, ter openbare dienst bestemd, en in on
derhoud bij de provincie, gemeenten, waterschappen of bij
zondere ligchamen en personen, ingevolge de door Gede
puteerde Staten gemaakte bepaling, tJUlTK - WJSk-
KLIjNV. X i.kKDi met middernacht tusschen den
tienden en len e Vbriinvii
Gedaan te Goes, den 11 February 1871
De Burgemeester voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Goes brengen
bij deze ter algemeene kennisdat aan de bewaarschool
op de beestenmarkt, benoodigd is eene HELPSTER of KWEE
KELINGE, waarvoor eene toelage wordt verstrekt van
Vijftig Gulden.
Zij die genegen zijn deze betrekking te vervullenge
lieven zich schriftelijk aan te melden ter secretarie aer
gemeente vóór of op Zaturdag den 18 Februarij a. s.
Vereischten zijn leeftijd tusschen de 14 en 15' jaren, ge
zond gestelbegaafd met eenig muzikaal gehoor en met
eenigen ranleg voor den zang.
Goesden 13 Februarij 1871.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De secretaris,
HARTMAN.
Vertrek der brievenmaal naar Oost-Indiën:
Via BRINDISI, Vrijdag 17 Februarij, per eerste
trein naar Rozendaal.
4°. Da eisch tot herziening van het belastingstelsel,
indien het zamenstel van allerlei heffingen in ar
beid of in geld en sommige bij wijze van verpach
ting, dien naam verdient, is niet nieuw. De heer
Fransen van cle Putte, die het eerst de economische
en agrarische hervorming der Indische maatschappij
in een geformuleerd wet, veerstel van het gebied
der theorie en polemiek overbragt op het veld der
praktijk, heeft de behoefte aan de herziening ook
van het belastingwezen in Indie helder voor oogen
gehad. Het sprak ook van zelf, dat, waar door
opheffing of vermindering van cultuur- en heere
diensten en afschaffing van sommige drukkende of
onredelijke belastingen, zoo als vroeger de bazar-
pacht en verleden jaar de pacht op het houden van
pandjeshuizen de inkomsten hetzij gradueel of
voor goed en in eens af verminderden, de wetge
ver bedacht moet zijn op een behoorlijk equiva
lent. Daarbij komt, dat vermits vroeger ter wille
van het batig slot aan Indie het noodige onthouden
werdsoms onder de meest hebzuchtige officiële
orders of adviezende liberale rigting, sedert zij
aan het bewind wasvooral zorg heeft moeten
dragen om het verwaarloosde in te halen en om
lang gewenschte en vruchteloos gehoopte verbete
ringen in den maatschappelijken en zedelijken toe
stand der bevolking tot. stand te brengen, om de
loonen te verhoogen en de gemeenschapsmiddelen
te verbeteren. De cijfers der Indische begrootingen
leveren daarvan het bewijs en de kracht der nood- i
zakelijkheid was van dien aard, dat de conservatieve
tusschen-ministeriëndie wij sedert de vrome
Aprilbeweging gehad hebben, zich moesten buigen
voor de magt van het feit en Indie niet langer
konden onthouden wat Indie regtmatig toekwam.
Even als in binnenlandsche politieke aangelegea-
heden, waren de conservatieven ook hier hetgeen
eens genoemd is: de bagagewagen van den liberalen
trein. Zij reden meêhoe onlekker dan ook en
al was liet in den allerlaatsten wagenmaar meê
moesten ze.
In de M. v. Toel. op de cultuurwet van '65 werd
dan ook op den voorgrond gesteld verbetering en
uitbreiding van de landrente of grondbelasting.
Maar daarenboven eischte het belastingstelsel zelf
eene herziening, waarbij in het oog moet worden
gehoudende billijkheid, dat een iegelijk naar mate
van zijn vermogen tot de staatslasten behoort bij
te dragen en die lasten niet, gelijk thans, /bijna
uitsluitend op de schouders der inlandsche bevol
king worden gelegd." Niet alleen zou dus de
landbouw-nijverheid moeten bijdragen, of meer dan
tot dus ver bijdragen, tot de behoeften der schat
kist maar het voornemen bestond ook om de be
drijfsbelasting meer algemeen te maken en daar
tegenover tal van kleine heffingen of verpachtin
gen, wier oorsprong zich soms in de oudheid ver
liest af te schaffen. Reeds Muntinghe wees er in
zijn bekend rapport van 1817 op, dat „het onder
scheidend kenmerk van het stelsel van handel is,
dat het de gansche Indische bevolking dienstbaar
en ondergeschikt maakte aan den handel, waar
door zij onbekwaam werd om eenige regelmatige
of noemenswaardige belasting op te brengen." Het
is zoo dat deze woorden meer bepaald doelen op
het exploitatie-stelsel der O.-I. Compagniemaar
ze zijn toch ook voor een groot deel in lateren tijd
bevestigdomdat, naar mate de opvolgende rege
ringen op nieuw door gedwongen arbeid en leve
rantie van producten de inkomsten der schatkist
zochten te vermeerderen, de regelmatige belasting
heffing verwaarloosd werd. Maar behalve dat
indirect waren de nadeelen nog grooteren gold
hier maar al te zeer hetgeen Bastiat uitdrukt in
zijne rubriek: »cequ'on voit et ce qu'on ne voit
pas." Immers, ware de uitbreiding der vólkscultuur
niet gestuit door het zamendringen der bevolking;
waren woeste gronden aan Europesche onderne
mers niet onthouden waren de onschatbare bos-
schen niet gesloten gebleven bij gebrek aan afvoer-
wegenware zelfs de ontginning van delfstoffen
niet van Java's bodem geweerd, hoe zou niet
ook de schatkist zijn gebaatterwijl de welvaart
der ingezetenen en hare verbruikskracht toenam,
terwijl van de nijverheid rustelooze arbeid van
handel en scheepvaart gestadige beweging werd
gevergd!"
Gaandeweg zijn wij thansna 4 jaren sedert
de mislukking der cultuurwetwaarvan de be
ginselen sedert zijn overgenomen, op den beteren
weg geraakt. Jaar op jaar werd de aandrang tot
herziening van het Indisch belastingstelsel in den
boven aangeduiden geest herhaaljlbij de discus-
siën over de Indische begrootingen, de agrarische-
en suikerwetten maakte dat punt een voornaam
deel van het debat uit en de minister de Waal
heeft dan ook het vooruitzigt geopend van eene
verhooging der landrente met 5 miljoen 's jaars
zonder meerderen druk op de bevolking te leggen
en nog andere wijzigingen en verbeteringen tot
welker bewerking een speciaal ambtenaar is aan
gewezen.
De agrarische wet zal bovendien bij vrijgevige
uitvoeringhetzelfde doel bereiken waarnaar de
cultuurwet des heeren van de Putte streefde. Die
wet zal het kapitaal aanmoedigen om gronden
zonder haar, nog een tal van jaren woest, te ont
ginnen zij opent aan de opgehoopte bevolking
ruimte om zich te ontwikkelen en zal bij den in
lander in 't algemeen, door verzekering en uitbrei
ding van zijn agrarisch regt, door bescherming van
hetzelve tegen de willekeur ook van de overheid
den lust tot arbeid tot verbetering van zijn goed,
doen ontwaken, die toch overal (en waarom dan
alleen op Java niet?) uit grondeigendom geboren
wordt. Voegt men daarbij hetgeen in ons vorig
opstel is behandeld, de vrijmaking van het grond
bezit van de daarop klevende heerendienstpligtig-
heid door afkoopbaarstelling, eene voortzetting der
reeds plaats gehad hebbende vrijzinnige tariefsher
ziening die in 1872 volgens het voorschrift der
wet aan de orde moet komendan gelooven
wij dat het duidelijk is dat de middelen en in
komsten in Indie niet alleen op regtvaardiger en
rationeler voet zullen worden ingerigtmaar dat
de directe opbrengst beduidend zal vermeerderen
en de indirecte voordeelen in nog grootere mate
zullen toenemen.
Wij willen nu niet vooruitloopen op de toekomst
en wachten dus rustig af wat de wetgevende magt
later beslissen zal omtrent het vraagstuk der gou-
vernements-koffijcultuur; maar nu reeds is de weg
gebaand of betreden tot een beter belastingstelsel
ook gegrond op het beste element van elke ver
meerdering van belasting, namelijk de vergrooting
van het productief vermogen der belastingschul
digen.
En wil men een doorslaand bewijs dat door
het cultuurstelsel de welvaart der inlandsche be
volking zeer geleden heeftde volgende officiële
cijfers leveren het:
In 1846 bedroeg de bevolking op Java 9,360,000
zielen; in 1864 13,704,000; vermeerdering 46 pet.
En desniettemin bragten de eigenlijke belastingen
in '46 eene som op van 33,496,955 en in 1864
33,194,311, zoodat in eerstgenoemd jaar 3,57
en in laatstgenoemd slechts 2,46 per hoofd werd