1871. M 8. Dingsdag 24 Januarij58ste jaargang. BEKENDMAKINGEN op Donderdag den 26 Januari] 1871, nationale militie. "posterijen. Vertrek der brievenmalen BINNENLANDSCHE BERIGTEN. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Dondekdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal zoo binnen als buiten Goes 1.75. Afzonderlijke nommers^t c. met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels 1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. van het Gemeente-béstuur. OPENBARE VERGADERING van den OHM E3HVHJK-UA.A.J» te GQE18, ten raadhuize aldaar, des avonds ten 7 ure. PUNTEN VAN BEHANDELING: 1. Onderzoek der geloofsbrieven van de benoemde raadsleden. 2. Mededeeling ingekomen stukken. 3. Benoemiug der commissie van revisie voor het ontwerp kohier van den hoofdelijke n omslag. 4. Benoeming van en lid der gezondheids-commissie. 5. Beriat der plaatselijke school-commissie omtrent het noodzakelijke der vergrooting van de bewaarschool. 6. Rapport en rekening der nieuwejaars-comroissie. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken bekend dat het REGISTER van INSCHRIJVING voor de NATION Ai E MILITIE over 1870, voor de ligting van 1871 van heden tot 31 Januarij e. k. ter secretarie der gemeente, voor Oen ieder ter inzage is nedergelegdalsmede dat ge durende dien tijd tegen register en lijst bezwarenkunnen worden ingebragt bij den heer commissaris des konings in dit gewest, door tusschenkomst van den burgemeester dezer gemeente, zulks op ongezegeld papier en door de noodige bewijsstukken gestaafd Goes, den 23 Januarij 1871. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HA R TM AN. naar Oost Indië. Via TRIEST Woensdag 25 Januarij. Via BRIND1SI Woensdag 27 January. Per eerste trein. GOES 23 Januarij 1871. Z. M. heeft den heer J. van Muiken eervol ontheven van de waarneming der zaken van het Dep. van Buitenl. Zaken, onder dankbetuiging voor de door hem in die betrekking btwezene diensten. Een groote ramp dreigt het nieuwe kabinet in de ernstige ongesteldheid van den man, aan wien het welligt de meeste kracht ontleent. De ge zondheid van den minister van oorlog, den heer Booms, is van dien aard dat hij waarschijnlijk zal moeten beginnen met een verlof aantevragen. Reeds is gemeld dat Z.Exc. ontslag zou gevraagd hebben. De heer Booms is zenuwlijder en heeft bij de mobilisatie van het leger als chef van den gene- ralen staf een zeer zware taak vervuld. In plaats van zich nu eenige rust te gunnen, heeft hij, door de omstandigheden gedrongen een nog veel zwaar der taak aanvaard, waartegen zijn ligchaamskrach- ten aanvankelijk niet schijnen opgewassen. Want hij is niet opgetreden om aan de hand van zijn secretaris-generaal de zaken gaande te houden, maar om in ons krijgswezen ingrijpende hervormingen aan- tebrengen. Indien zijn gezondheid, gelijk te hopen is, zich spoedig herstelt, dan zal men ontwaren dat een krachtige hand het beheer der oorlogszaken heeft aangegrepen. Dan zal het niet aan de Re gering liggen, indien onze defensie niet op eerbied- waardigen voet wordt gebragt. Aan de vertegen woordiging zal het dan zijn te beslissen, of aan 's lands materieële weerbaarheid nog vrij wat meer dan tot dusver mag worden ten koste gelegd, dan wel of de moreele kracht der natie groot genoeg is, om tegen het gemis va:i een groot aantal ver nielingsmiddelen te kut nen opwegen. Maar in elk geval zal er een einde komen aan de oorlogsbud getten van veertien millioen gulden, terwijl schier geen enkel deskundige oordeelt dat ons krijgswe zen in toonbaren toestand verkeert. Van geloofwaardige zijde wordt als vrij stellig medegedeeld dat Z M. reeds gevolg zou hebben gegeven aan het verzoek van den heer Booms om onfslag als minister van oorlog. Graaf van Limburg Stirim. zou tot het aanvaar den der portefeuille van oorlog aangezocht zijn, doch daarvoor bedankt hebben. Daarop moet de kolonel Belpratvan Delft ontboden en reeds in de residentie aangekomen zijn. (Per telegraafJ Men verneemt, dat kolonel Engelvaart, gou verneur der koniukl. milit. aead. te Breda, te 'sHage is aangekomen eu een langdurig onderhoud met den minis ter Thorbecke beeft gehad. Men brengt dit in verband met de aanstaande vacature van minister van oorlog, De heer Jan Jacob Rochussen, minister van staat, oud-gouverneur-generaal van Ned. Indië, oud-mi nister enz. enz. is op 73jarigen ouderdom overleden. Uit Assen wordt gemeld, dat indien mr. IJ. J. Srnidt, een flink liberaal, de aangeboden candidatuur voor de Tweede Kamer aanvaardt, zijne kans cp het lidmaatschap vrij zeker is. Voor de Dordtsche vacature in de 2<le kamer, wordt, van liberale zijde, ook aanbevolen het oud lid G. A. dc Raadt. Door den Minister van Binnenl. Zaken is bepaald, dat het maximum der te heffen gelden voor het bijwonen van enkele lessen .op de rijks hoogere burgerschool niet meer mag bedragen dan het schoolgeld dat betaald wordt door hen, die het volledig onderwijs volgen. Tevens Reeft de minis ter verklaard, dat de admissie-examens voor de lste klasse dier inrigtingen niet kannen worden geëischt, maar geheel en al facultatief' moeten gesteld worden. Nederland heeft sedert 1848 reeds 78 ministers gehad, waarvan er 56 nog in leven zijn. De verkiezing van een lid der prov. staten van Zeeland, in het kiesdistr. Tholen, ter vervanging van wijlen dhr. M. 11'. J. de Visser, is bepaald op 14 Febr. a. s. en de herstemming, zoo noodig, op den 28en daaraanvolgende. De arrondissements-regtbank alhier heeft heden de volgende aanbeveling opgemaakt voor de be trekking van kantoaregter te Cortgene 1°. Mr. Th. G. A. Slingeland, griffier bij het kantongeregt te Woerden. 2°. Mr. G. J. D. Hondius-, plaatsvervangend kantonregter te Naaldwijk. 3°. Mr. B M. de Jonge van Ellemeetgriffier bij het kantongeregt te Cortgene. De Niemoe G. Ct. neemt de beruchte circulaire in bescherming op grond dat zij waarheid bevatte. Maar met deze uitvlugt, blijft het blad in gebreke te wederleggen, wat het algemeen die circulaire ten laste legt, nl.: het ergerlijke en profane van haren inhoud. Is het eene aanbeveling voor mr. Pompc of eene reden tegen mr. de Kanterdat eenige personen hun kind niet hebben laten doo- pen Mogen de kiezers zulks tot rigtsnoer nemen voor hunne keuze Mag men zich zoodanig mengen in het privé leven van andereu Welk regt had de schrijver der circulaire om aftekeuren eene han deling van sommigen, die blijkbaar meer nadenken over het gewigt van den doop, dan zij die alleen uit gewoonte hunne kinderen laten doopen Wat heeft die kwestie met de verkiezingen te maken? Was het geen misbruik maken van den eenvoud en de gehechtheid aan godsdienstige gebruiken van sommige kiezers? Ziedaar het ergerlijke, dat de N. G. Ct. niet wêerleggen kan. En het profane Ons dunkt dat de godvreezende redacteur der N. G. Ct., de eerste moest zijn om dat profane te erkennen. Over de hoofdzaken wordt dus heen gepraat en alleen ge'racht eene wederlegging te leveren van ons beweren dat dhr. Ilanlo niet door de liberalen is aangenomen. De N. G. Ct. vraagthoe heeft dan de voor zitter der liberale kiesvereeniging kunnen zeggen, dat dhr. Ilanlo had bedankt." Dit is weder een staaltje van waarheids-verwrin ging zooals wij die van het blad gewoon zijn. Ieder kent immers de geschiedenis der deputatie, die volstrekt niet in last had, dhr. Hanlo het candidaatschap voor de liberalen aantebieden, maar eenvoudig te vragen of dhr. Hanlo eventueel eene candidatuur voor Steunende op den bijbelzou aannemen. Dhr. Ilanlo is nimmer candidaat gesteld voor de liberalen en in het stuk van dhr. van Hoek, in no. 101 van ons blad is daarvan ook geen sprake. Met dit weinige sluiten wij het debat over de ge houden verkiezingen. In antwoord op de drie wedervragen van de N. G. Courant, diene ad 1° en 2°, dat wij, in ons antwoord in plaats van te zwijgen over de zoogenaamde repliek van den heer Saaymans Vader aan den heer v. Eek daarop wel degelijk hebben gewezen, als een tast baar bewijs van 's mans bedrevenheid om binnen 10 minuten tijds precies het tegendeel te zeggen van hetgeen hij even te voren, in eene vooraf ge maakte rede had voorgestaan. Nu de heer iS. V. die rede niet ingetrokken, maar alleen zich bloo telij k bepaald heeft tot het wit noemen, wat zoo aanstonds nog zwart was, nu bleven wij het laatste beschouwen als eene maar al te wel bekende han dige poging om, als men te hard van stal geloopen is, wat in te toornen, vooral wanneer men zóó te- regt gezet wordt als geschied is door de heeren van Eek en van Bosse, dc laatste, let wel, even als wy, na de zoogenaamde verklaring der juiste beteekenis" van de eerste rede. Hoe de heer S. V. eene dergelijke houding kan verantwoorden, is eene zaak die ons niet aangaatmaar mag de AL G. C. geene aanleiding geven, om zoo als ze gedaan heeft, ons te beschuldigen van onkunde of voorbedachtelijke onjuistheid. Overigens en bij gelegenheid zullen wij er op terugkomen zijn er meerdere redevoeringen van den heer Saaymans V. aantehalen die volkomen staven het gronddenkbeeld zijner eerste rede, en daardoor te niet doen de gebezigde uitvlugt in de repliek. ad 3°. dat de aanhaling uit de aanteekeningen van den heer Thorbecke volstrekt niet toepasselijk is op de mystieke rede der heeren /S. V. op 22 Dee1"., want dat de heer Thorbeckeuitdrukkelijk op het oog heeft een toezigt op de leer der kerk genootschappen, zoover zy aan de leden ten aan zien van burgerlijke betrekkingen pligten voorschrijft. Dat beginsel is ook bekrachtigd bij de wet op de kerkgenootschappenmaar daarvoor behoeft men waarlijk niet, hetzij afzonderlijke departemen ten of administratiën voor de Eeredienst. Dat de heer S. V. niet ernstig kon gedacht hebben aan de toepasselijkheid van het citaat des heeren Thorbecke, blijkt bovendien uit de woorden in zijn eerste rede, waarin hij zijn smartgevoel uitdrukt over de ophefing »der afzonderlijke de partementen" (lees administratiën) voor de eere diensten, en daarop dan laat volgen: zij'toch die prijs stellen op de godsdienst (d. i. natuurlijk de godsdienst van den spreker uit Goes) en deze als het magtspunt waaruit, alle gezag voor den staat zich ontleent, moeten het als een diep te betreuren omstandigheid beschouwen, te zien, hoe minach tend de godsdienst door dit ministerie wordt be handeld." Waar is hier en in 't gansche verdere redeverband, sprake van een toezigt met het oog op burgerlijke verpligtingcn En nu basta over dit Saaije incident. De ge legenheid zal zich spoedig genoeg voordoen om, ten aanzien der verhouding tusschen staat en kerk, en van het publiek regterlijk karakter der kerkge nootschappen, zich te overtuigen of er homogeniteit bestaat tusschen het citaat dat wij gaven uit de rede des heeren S. V. en dat waaraan hij zich vastklampte uit de zoo gewaardeerde aanteekenin gen van den heer Thorbecke. Dat deze zich vooral in deze quaestie ligtelijk op citaten uit redevoe ringen van den heer S. V. zou beroepen om zich uit de engte te helpen, betwijfelen wij zeer. Laatstleden Vrijdag was voor de jeugdige bevol king van drie onzer scholen een ware vreugdedag. Het alhier gevestigde comité tot wering van school-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1871 | | pagina 1