GEMENGDE BERIGTEN.
Oorlogs-snippers.
goede bron ontvangen geen twijfel overlaten dat
de val van Parijs binnen zeer korten tijd kan
worden te gemoet gezien. In de belegerde veste
is den 29 Dec. door de maires der arrondissemen
ten eene vergadering gehoudendie acht uren
duurde. Jules Favre bekleedde het voorzitterschap
en deze, zoowel als de gouverneur Trocliu en de
minister Ficard hadden zeer hevige aanvallen te
verduren. De vergadering bepaalde zich echter
tot het uiten van den wensch, dat de krijgsope-
ratien met den meesten ijver mogten worden
voortgezet.
Andere mededeelingen afkomstig van reizigers,
die door het noorden van Frankrijk getrokken
zijn, zeggendat er veel valt aftedingen op de
beweerde geestdrift der Franschen voor den oor
log Men verlangt algemeen naar den vrede, en
zou dien aannemen, zelfs van Napoleon. Hoe ou-
geloofelijk het klinken moge, in het openbaar hoort
men zeggen »Ja, het is waar, de keizer was een
ÖO 3
schelm en een dief, maar hij heeft ons toch twee
en twintig jaren van welvaart gegeven en onder
zijne regering gingen de zaken goed." Dit strijdt zeer
tegen de meening van Gambettadie dezer dagen in
eene toespraak te Valence zeide De oorlog begint
nu eerst." De advocaat-minister verklaarde zeker
te zijn, dat binnen drie maanden nieuwe legers
gevormd waren en dat het einde zou wezen »de
verdrijving van den overweldiger."
Pruissen gaat voort met het oproepen der land
weer, en is thans reeds gekomen tot de ligting
van 1854. De opgeroepenen zullen echter niet
naar het oorlogstooneel vertrekken, maar dienst
doen in de vestingen tot bewaking der krijgsge
vangenen.
Op uieuwjaarsdag hield de koning van Pruissen te
Versailles eene toespraak tot de aanwezige generaals
o. a. met eene herinnering aan de groote gebeurtenis
sen, welke hen op die plaats hadden zamengebragt
zeide dat er nog veel moet gebeuren vóór een
duurzamen vrede was verkregen, doch dat zij ge
rust de toekomst kunnen tegengaan, «verwachtende
wat God in zijnen genadigen wil over hun beschikt."
De internationale vrede en vrijheidsbond heeft
zich opnieuw tot den koning van Pruissen gewend
met een schrijven, waarin Wilhelm wordt beschul
digd van te lijden aan de «dwaasheid van een over
moedig hart," aan de «hardheid van een gevoeldie
langzamerhand door den hoogmoed elke mensche-
O o
lijkheid heeft verdoofd" en aan «het vuile vernis
van een vroomheid, die eigenlijk neerkomt op zelf
aanbidding."
Uit Belgie schrijft men, dat als de kamer van
vertegenwoordigers weder bijeenkomt, de heer Coo-
rnans (regterzijde) de afschaffing der loting en de
gelijkheid der militaire dienst voor allen vragen
zal. Men verwacht echter geene gunstige resultaten
van dit voorstel.
Victor Emanuel heeft zijn iutogt in Rome gedaan
en is met de grootste toejuichingen ontvangen.
Het volk geleidde hem naar het Quirinaal rn wenschte
dat hij zich daar aan de menigte vcrtoonen zou.
De memorie van vorst Karei van Roumanie, waar
van wij onlangs gewaagden heeft een ongunstig
onthaal gevonden bij de mogendheden, en zal naar
men vermoedt, onbeantwoord, in de archieven be
graven worden.
De Times van 30 December bevat een nieuw-
jaarwensch van eene fransche vrouw aan hare en-
gelschs zusters waarin zij wijst op het droevige
verschil der fransche maatschappij van nu met hare
jongste gewoonten van weelde, uitgaven, kleeding,
van inwilligingen en allerlei soort van buitensporige
verkwisting. Elk jaar, schrijft zij, werd de klee-
derdragt weelderiger, werden de feestmalen kost
baarder en de uitgaven van allerlei aard aanzienlijker.
Steeds lager en lager daalde de toon der gezel
schappen de goede manieren en de kieschheid."
En iets verder: «Wat de gevolgen van een en
ander geweest zijn, zien wij nu in de verwoesting-
onzer eigendommen, in den val van alles wat het
glansrijkste en voornaamste scheen te zijn." Zij
waarschuwt de engelsche vrouwen zich aan het
voorbeeld der fransche zusters te spiegelen. «Ik
zie liefst eene vrouw gekleed zoo als behoort, netjes,
smaakvol en zich zoo goed mogelijk voordoende,
in de meest aantrekkelijke kleeding die haar smaak
kiest en hare beurs vergunt."
Zou die nieuwjaarwensch voor de nederlaudsche
vrouwen wel geheel overbodig zijn
Laatste I3erigten.
Uit Lotharingen meldt men dat er te Nancy
wederom een geheim werfbureau voor het Fransche
leger ontdekt en opgeheven is. De Pruisische
gouverneur geeft namelijk een naamlijst van alle
weerbare mannen, om zich steeds te kunnen over
tuigen of deze zic'h ook uit de voeten gemaakt
hebben. Deze -lijst is in handen van een Lotha-
ringer gevallen en plotseling ontvingen al de daarop
voorkomende personen berigt, waar zij in den
nacht reisgeld konden bekomen, om zich naar het
leger der republiek te begeven, i enigen der al
dus opgeroepenen voelden daartoe weinig genegen-
heid en bragten de geheele machinatie aan het licht.
De plaats der vereeniging werd bewaakt en een
twaalftal personen, meest uit den aanzienlijken
stand, denzelfden dag nog gearresteerd.
In het Journal de Lisièux lezen wij hartver
scheurende tafereelen over de ellende, die in Frank
rijk geleden wordt
«Men kan zich onmogelijk een denkbeeld vor
men van het eigenaardig roerend schouwspel dat
onze kerken op 't oogenblik aanbieden. Te Pont-
Audemer vullen 4000 uitgehongerde en naauwelijks
gekleede Fransche soldaten de beide kerken.
«Te Honfleur wordt iederen avond in de kerk
St. Leonard logis verstrekt aan 1400 tnobilen, die
op de kille steenen overnachten de kerk St. Ca
therine bevat 1500 mobielen, die daar in zulk een
toestand van uitputting zijn aangekomen, dat er
drie of vier onder de poort van den vredes-tempel
bezweken.
«De stad Honfleur is b.ewondmenswaardig in
haar vaderlandsliefde en offervaardigheid in de
particuliere rijtuigen worden de zieken en ge
kwetsten vervoerd en de familiën beijveren zich
in het opnemen en verzorgen van de doortrek
kende manschap.
«Te Sisieux zijn sedert twee dagen 15,000 man
aangekomen, allen uitgeput door honger en koude.
Die onzagchelijke aanwas van ingezetenen maakt het
brood zeer schaars; aardappelen zijn niet te vinden
en alle overige levensmiddelen zeer duur, maar de
bevolking is eendragtig en kloekmoedig en dooi
den besten geest bezield.
IMHMJt— HUM, r11 I.MII IWIMWJIMlUiyiJ'MBiHI 'WC—
Op den 6 dezer zal eene gedeeltelijke, ook V>ij ons zigt-
bare maansverduistering plaats hebben, 't begin is 8 u. 9 m.,
't midden 9 u. 40 ra. en 't einde te 11 u. 10 m. „Wat
scheelt er aan Kee?" vroeg verleden week de wasehvrouw
aan de keukenmeid van mevrouw N. te M. „je kijkt zoo
bedrukt of het niet goed is." „Och!" antwoordde zij, „toen
hij voor het eerst kwam, nam hij mij zoo heelemaal voor
zich in, en hij nam mijne hand, en hij nam een kus Hij
nam ook alle heiligen tot getuigen dat hij mij nooit be
driegen zou; maar mis; hij nam de zilveren lepels en vor
ken van mevrouw mee, en nam toen zijn congé en nu
neemt hij in 'tgeheel geen notitie meer van me. t Is om te
huilen." „Ja," zeide de wasehvrouw die ook van ondervinding
sprak, „hoe l>eter dat je jongens doet, hoe meer men be
drogen wordt." „Bij den laatsten storm," schrijft een ma
troos aan zijne familie, „helde het schip zoo naar bakboord
over, dat de kapitein en nog een jenevervat over boord vie
len." In een Friessclie gemeente hebben kerkvoogden een
ringbroeder, die in eene bruine jas durfde preken, gewaar
schuwd, zicli in het vervolg achtbaar in 't zwart te klee-
den, waarop de ringbroeder heeft geantwoord, dat men hem
dan maar een zwarten rok cadeau geven moest. Hij heeft
bedaard in het bruine voortgepreekt. De Gazette de Ni-
velles meldt het volgende: Een kind van 10 12 jaren, dat
naar school g'ing, had dezer dagen de onvoorzigtigheid om
met zijn tong de ijzeren leuning van de spoorweg-brug te
Saint-lioeh aan te raken. Oogenblikkelijk kleefde de warme
tong zóó vast aan het ijskoude metaal, dat het niet moge
lijk was die er af te trekken. Men moest het ijzer met heet
water verwarmen om de arme kleine, die inmiddels niet
weinig schreeuwde, uit zijn hagchelijken toestand te ver
lossen, en dit ging zelfs nog niet eens zoo gemakkelijk want
er bleven nog kleine stukjes van de tong aan het ijzer vast
zitten.
De correspondent van de Daily News te Parijs geeft de
volgende schets van mgr. Bauer, bisschop in partibus, die
zich in de hoofdstad bevindt. „De oorlog heeft tot velerlei
snoeverij aanleiding gegeven, maar de ergste is wel die van
dezen bisschop. Zijn grootste streven is te zien en gezien
te worden, waarin hij dan ook uitnemend slaagt. Hij is
een krachtig gebouwd man, van matige lengte; hij draagt
eene soutane, kaplaarzen met groote sporen en een hoed,
zooals men alleen nog in de opera ziet. Op zijne borst
prijkt eene groote ster; om .zijn hals een ketting, waaraan
een kruis hangtaan zijne vingers, over zijne handschoenen
heen, prachtige ringen. liet tuig van zijn paard is met
roode kruizen behangen. Haast hem draaft een banier
drager, d'ic een groote vlag doet wapperen met bat roode
kruis er op. Acht adjudanten in fantasie-uniformen van
purper en goud, vergezellen hem. De stoet wordt gesloten
door een paar grooms. Met dezen staf vertoont- hij zich
op het slagveld, en maakt er hetzelfde effect als de direc
teur van een paardenspel, die de stad doorkruist met zijne
clowns en rijderessen. Hij was de biechtvader der keizerin;
thans is hij de aalmoezenier der pers. Maar waarom hij
kaplaarzen draagt en op zijn vurig ros steigert en zich
volgen laat door zijne adjudanten en grooms, begrijpt
niemand. Hij beschermt generaals en admiraals, doctoren
en commissarissen, en allen onderwerpen zich aan zijn
gezag. Half priester, half nar, heeft deze gepriviligeerde
persoon door zijne onbeschaamdheid zich eene carrière ge
maakt. Hij wordt aangebeden door het sclioone geslacht.
Hij is even behendig als onbeschaamd, en weet het onder
houd te rigten naar de personen, met wie hij spreekt. Het
zou mij niet verwonderen, zoo hij stierf als kardinaal."
Een handelaar heeft al de slagtbeesten van de dieren- en
plantentuinen te Parijs opgekochtom er het vleesch van
aan de bevolking te verkoopen.
Aan Daily News wordt uit Parijs van den 20 geschreven:
De sterfte-gevallen te Parijs in de den 17 Dec. eindigende
week, bereikten het ontzettende cijfer van 2728 een toe
neming ven 273 met de vorige week vergeleken of veel
meer dan het dubbele van het gewone aantal dooden in
dit jaargetijde. Wel is waar oefent het door den staat van
beleg ingevoerde harde stelsel vooralsnog geen merkbaren
invloed uit op de sterken en gezondenmaar kinderen
zwakke gestellen, zieke en bejaarde lieden, die niet in staat
zijn zulke ontberingen te verdragen, vinden een vroegtijdi-
gen dood. Het aantal kleine doodkisten, die toen dagelijks
door onze straten ziet dragen, geeft ons het overtuigend
bewijs, dat een geheele generatie van onschitldigen een
vroegen dood sterft.
DE GOUVËRNEMENTS KOFFIJ-KULTUUR
OP JAVA.
IL
PLAATS DER TUINEN EN KEUZE DER GRONDEN.
Bij de behandeling van dit gedeelte, behooren wij
vooraf eene kleine uitweiding te maken over de
omstandigheid, dat in de eene residentie de kuituur
zooveel beter slaagt dan in de andere.
Dikwijls, het hooge woord moet er uit, ligt dit aan
de individuele neigingen der europesche ambtenaren.
Wij hebben residenten en assistent-residenten gekend,
die heel veel van rijtoeren te paard hielden en wel
4 of 5 malen in een jaar hier en daar eenig-e koffij-
tuinen bezochten. Maar wij hebben er ook gekend
die meer lust hadden in het politie-wezen en in de
administratie en slechts zelden er toe overgingen om
zich eens in de kofïijtuinen te begeven.
Het spreekt van zelf dat, dewijl de Europesche
bestuurders met zoo veel verschillend werk zijn
overladen, de een meer neiging heeft en eenigzins
een specialiteit is in het praetische, de ander daar
entegen meer met het kantoorwerk is ingenomen.
En het zal wel geen betoog behoeven, dat vooral
de vorming van de ambtenaren in den laatsten tijd
hen meer eigenaardig geschikt maakt voor admini
stratief werk dan voor het practiseh werk der kultures.
In den regel worden dan ook onder de onge
studeerde residenten en assistenten de beste kuituur
mannen en althans de meest praetische ambtenaren
aangetroffen terwijl die eigenschap bij vele gepro
moveerde ambtenaren minder sterk is, en bij deze
laatsten meer de wetenschappelijke ontwikkeling in
algemeene bestuurs- en administratie—zaken op den
voorgrond treedt.
Nu is er voor de kultures niets nadeeliger dan
het gebrek aan contróle, en vooral bij eene zaak
waar de inlander toe gedwongen wordt.
Hebben de Europesche ambtenaren geene voor
liefde voor de koffij, maar bijv. wel voor de politie
of statistieken, dan volgen de inlandsche hoofden
onmiddellijk die-neiging en de kultures worden ver
waarloosd.
In het geval echter, dat de Europesche ambte
naren bijzonder voor de kultures zijn, heeft dikwijls
het tegenovergestelde plaats en wordt de druk soms
voor de bevolking ondragelijk, terwijl weder andere
zaken verwaarloosd worden.
En 'tzou waarlijk dan ook wel e.en model amb
tenaar moeten zijn, die al zijne kwaliteiten juist vaii
pas kon uitoefenen.
Doch deze omstandigheid is niet de eeuige oorzaak
van het verschil tussehen de opbrengst der tuinen
in de eene residentie en de andere.
De keuze der gronden draagt er veel toe bij. Van
hoogerhand wordt last gegeven tot uitbreiding der
kofïijtuinen. Veelal worden dan eenvoudig de aan
grenzende stukken gronds genomen in zoover die
niet reeds door inlanders zijn ontgonnen. Anders
zoekt de Wedonno met zijne handlangers hier of
daar een stuk grond op en de regent en de con
troleur komen het zien. De noodige kennis van de
grondstof kan niet altijd bij den Eurojieschen amb
tenaar worden voorondersteld en de inlandsche hoof
den, welke die kennis meestal wèl bezitten, gaan
alleen te rade met de omstandigheid dat er nieuwe
tuinen moeten zijn. Welnu de grond wordt goed
gekeurd en de bijzondere vruchtbaarheid van Java's
bodem waarborgt ook, dat er wel koffij op groeijen
zalmaar terwijl een goede tuin .meestal 15 jaren
vrucht kan geven, gebeurt het niet zelden dat'som
mige tuinen slechts 5 4 10 jaren dragen en voort
durend in kwijnenden staat verkeeren.
Wanneer men sommige-koffijtuineu doorrijdt, zal
men dikwijls gansche stukken aantreffen, die dood
zijn of zeer slecht dragen; wij hebben ook tuinen
gekend welke reeds na 3 of 4 jaren ophielden vrucht
te geven. En als wij dan later zullen zien welk een
arbeid de aanleg der tuinen vordert en dat de in
lander, zoo hij in leven blijft, alleen uit de latei-
te verkrijgen vrucht, wordt betaald, dan zal het wel
geen breed betoog behoeven dat de onoordeelkun
dige keuze der gronden een groote oorzaak is van
slechte opbrengsten en bijgevolg groote schade voor
de inlanders.
Op hen drukt toch die schade het zwaarst, want
het gouvernement betaalt alleen het product en wil
de eene tuin niet, welnu, nog andere grond en in
landers die dien grond moeten bearbeiden genoeg.
Eene andere bijzonderheid bij de kofïijtuinen is,
dat zij te ver van de dessas moeten zijn.
Wij zeggen moeten, omdat de gronden in de on
middellijke nabijheid der dessas in individueel of
communaal bezit zijn, terwijl voor de kofïijtuinen
onbebouwde gronden moeten worden gekozen.
Nu zijn wel eenige dessas in de nabijheid der
koffijtuiuen ontstaan, maar, evenals met de heeren
diensten aan den grooten weg, worden de bewoners
eener dessa niet ingedeeld bij de digtbij hen zijnde
tuinen of wegen, maar opgeschoven (wij weten er
geen beter woord voor) naar meer verwijderde tuinen
of wegen.
Ter verduidelijking dezer opschuivings-methode,
stellen wij bijvoorbeeld, dat er eeu koffijtuin ligt te C.
waar geen menschen wonen. Ook te B. en te A.
liggen tuinen. Nu gaan de bewoners van B. naar
den tuin te C. en de lieden van A. naar den tuin
te B., terwijl de tuin te Aweder door meer ver
wijderde menschen wordt behandeld.
En deze regeling kan niet wel anders, want wilde
men den tuin te B. door de bewoner» van B. laten
onderhouden, wie zou dan den tuin van C., waarbij
geene menschen wonen, voor zijne rekening moeten
nemen
Maar een gevolg daarvan is, dat de inlanders
allen groote afstanden hebben af te leggen en dat
een groot gedeelte van den tijd voor den arbeid be
stemd, met heen en weder loopen wordt zoek gebragt.
De eene dessa treft het nu natuurlijk nog wel
eens wat beter dan de andere, maar wij hebben
het vaak gezien, dat inlanders des morgens ten
10 ure nog op weg waren naar de tuinen en eenige
oogenblikken op een beschaduwd plaatsje zaten uit te
rusten en daar reeds bezig waren van de meegeno
men mondbehoeften eeu gedeelte te nuttigen. Nu is