1870. JW 69.
Dingsdag 23 Augustus. 57ste jaargang,
BEKENDMAKINGEN
GOESSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal ƒ1,75, fr. p.p. ƒ1.90. Afzonderlijke
nommers 5 c., met bijblad 10 c.
(MANT.
Gewone advertentiën worden 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels tl 1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
van het Gemeente-bestuu r.
OPENBARE VERGADERING
VAN DEN
eEMEEKTE-RAAD te «OES,
TEN RAADHUIZl! ALDAAR,
op WOENSDAG den 24 AUGUSTUS 1870,
des avonds ten 7 ure.
PUNTEN VAN BEHANDELING.
1. Mededeeling van ingekomen stukken, enz.
II. Aanbieding der Gemeentebegrooting voor 1871,
UI. Voorstel van den heer Verhagen, tot wijziging der
verordening op het Middelbaar onderwijs.
IV. Voorstel der schoolcommissie, tot reorganisatie der
Fransche Meisjesschool.
V. Kwijtschelding van boete voor te late oplevering van
aangenomen werk.
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN GOES,
brengen ter kennis van daarbij belanghebbenden, dat door
I'. Buitendijk, C. Mtuvekot en j%r. Bemijnse lts.,
allen wonende te Goes, bij den Gemeenteraad aanvraag is
gedaan tot het bekomen óp erfpacht van 533 Ms GROND,
gelegen aan het Noordeinde nabij de 's Heer Hendrikskin-
aeren-barrière en deel uitmakende van de perceelen sectie D
no. 937 en 1455.
Zij noodigen een ieder uit, die tegen die uitgifte eenig
bezwaar mogt hebben, om daarvan, binnen acht dagen na
beden, schriftelijk opgave aan burgemeester en wethouders
te doen.
Goes, 20 Augustus 1870.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
Green Oorlogszaken.
I.
Een der waarlijk betreurenswaardige gevolgen
van den onmenschelijken oorlog, die thans gevoerd
wordt, is ook dit, dat behalve natuurlijk in de
oorlogvoerende Rijken zeiven, ook in de overige
Staten de aandacht van schier alle andere onder
werpen afgeleid wordt. Oorlogsbulletins, ziedaar
al wat men verlangt; en hoe bliksemsnel de
electrische draad ook weike, het gejaagde onge
duld en de zenuwachtige nieuwsgierigheid zijn
nog sneller. Alles wat betrekking heeft op de
reusachtige worsteling van de mannen van bloed
en ijzer, die zich daarbij tevens de voorkeur be
twisten, welke der beide natiën het meest de eer
toekomt om aan de spitse der beschaving te
staan, dat alles, waar of omvaar, overdreven
of opgesmukt, wordt met gretigheid verslonden,
en dringt al het andere op den achtergrond.
Op het gevaar af van te midden dier koorts
achtige opgewondenheid en van het daverend
kanongebulder weinig gewillig gehoor te erlan
gen, wensch ik toch uit mijn neutraal verblijf
een kalm woord in 't midden te brengen over
twee zaken, in de afgeloopen week weder aan
de orde gekomen, naar aanleiding van daarover
bekend geworden stukken. Ik bedoel het verslag
der afdeelingen van de Tweede kamer over de
regeling van het hooger onderwijs en de Oost-
Indische begrooting voor 1871.
Wanneer men eerstgenoemd verslag, waarin
weder onvermeld is, hoe groot het aantal leden
was, dat aan het onderzoek deel nam, zoodat voor
de Regeering zoowel als voor lezers de beteekenis
der geijkte uitdrukkingen „meerderheid," „min
derheid," „vele of onderscheidene leden" in vele
gevallen vrij raadselachtig wordt, wanneer
men dat verslag met aandacht leest, dan komt
men tot de slotsom dat het oordeel der sectiën
over 't algemeen vrij ongunstig over de voorge
stelde regeling luidt, en dat, wil men haar zien
tot stand komen, gewigtige wijzigingen ook waar
't beginselen betreft, zullen moeten worden aan-
gebragt. Het moge waar zijn, dat wetten als die
nopens het hooger onderwijs moeijelijk kunnen
tot stand komen als het onderzoek niet verschil
lende stadiën doorloopt, zoodat elke eerste voor-
dragt als 't ware slechts een avant-projet daarstelt,
dat neemt niet weg dat het vooral bij dergelijke
gewigtige wets-ontwerpen (men denke daarbij aan
de herziening van het regtswezen en de wetboeken,
belastingstelsel enz.) wil men éénige kans op tot
standkoming hebben, het oneindig beter ware zich
eerst over de groote beginselen te verstaan eer men
tot de formulering van lijvige wets-ontwerpen
overging, die jaar in, jaar uit, van de eene rigting
naar de anderé verhuizen. Intusschen onze par
lementaire usantien brengen niet mede om vóór
dat het project in een bepaald wets-ontwerp is ge
formuleerd zich over beginselen te verklaren en
in zóó ver heeft dan ook de thans gevolgde han
delwijze om allereerst die beginselen breedvoerig
te bespreken, haar «iut. Evenwel, het is straks
reeds opgemerkt, bij de onbekendheid van het aan
tal leden, dat aan het onderzoek heeft deelgenomen
kan een afgekeurd beginsel in de afdeelingen zeer
goed den bijval erlangen der volle vergadering en
omgekeerd het goedgekeurde tegenkanting of af
stemming.
De taak van elke regeering wordt daardoor zeer
bernoeijelijkt en het mitrailleuse stelsel van geim-
proviseerde amendementen erlangt vrij spel.
Doch er is al zóó veel gezegd over de wijze van
werken in onze kamers, vastgeklonken aan ver
ouderde en ondoelmatige reglementen, die orde be
oogen maar wanorde en vertraging stichten, dat
dit hier niet nader behoeft uiteengezet te worden.
Maar twee zaken staan vasteen omslagtig voor
bereidend onderzoek met boekdeelen schrifturen
zonder dat blijkt van het aantal onderzoekende
leden, zonder waarborg van eene wezenlijke meer
derheid op voorname punten en eene daarop vol
gende gerekte discussie, waarin van beide kanten
tien of meermalen hetzelfde wordt aangevoerd en
geredevoerd kunnen niet bijdragen tot het
spoedig in bezit komen van goede wetten en tot het
in werking brengen van dringend noodige her
vormingen op zoo menig gebied.
Welke is nu de vrucht van het voorloopig onder
zoek met betrekking tot het hooger onderwijs?
Met andere woorden: hoe ver zijn wij gevorderd?
Ziehier de balans. Twee hoofdpunten slechts
vonden eigenlijk onbetwistbaren bijval
1". De overbrenging der propodeutische studiën
naar de gymnasia werd door de overgroote meer
derheid goedgekeurd.
2n. De vrijheid van studieen dus de afschaf
fing der verpligte collegiën werd algemeen toe
gejuicht terwijl (en dit betreft geen hoofdzaak)
5 Het toekennen van studiebeurzen in begin
sel werd goedgekeurdmits onder de noodige
waarborgen voor doelmatige aanwending.
Doch wat staat daar weer tegenover Wij
bepalen ons alleen tot beginselen en hoofdzaken
zonder in de merites te treden, en teekenen slechts
aan dat over nog een aantal andere niet geheel
onbelangrijke punten groot verschil van gevoelen
bestaat. En dan is de algemeene slotsom deze:
1°. De verpligte vestiging van zelfstandige on-
derwijs-instellingen (de progymnasia met vierja
rigen cursus) vond zeer weinig bijval.
2o. Zoo ook zag men er van de zijde der groote
meei'derheid ernstig bezwaar in om zulk eene
uitgestrekte verpligting tot oprigting van tien gym
nasia en vier progymnasia op den staat te leggen
en wilde men het initiatief hiervan liever aan de
gemeenten overlatendes noods met subsidie, van
staatswege en zonder bepaalde uitsluiting van
de provincie.
3°. De groote meerderheid verklaarde zich tegen
het behoud van drie hooge scholen en wilde die
te Groningen doen opheffen.
4°. De opheffing der faculteiten vond slechts
bij weinige leden bijval.
5°. Die van het zoogenaamd Indisch instituut
te Leiden gaf stof tot veel bezwaar.
6°. De opheffing van de onderscheiding der hoog
leeraren in gewone en buitengewone vond ernstigen
tegenstand.
7°. De meerderheid was ook met het beginsel van
benoeming van eiken hoogleeraar tot het onder
wijzen in bepaalde vakken niet ingenomen, om
dat men dit evenmin wilde, als de opheffing der
faculteiten (zie rub. 4°.)
8o. Een groot aantal leden toonde zich niet
ingenomen met het behoud der Collegien van Cu
ratoren, althans niet op den tegenwoordigen voet.
9°. Nagenoeg algemeen kon men zich met de in
te voeren onderscheiding tusschen het meester
schap van den doctoralen graad niet vereenigen
en nagenoeg algemeen kwam men op tegen het
groot aantal verschillende meesterschappen, en de
verregaande specialisering van studievakken ten
eenemale strijdig met de eenheid van wetenschap
waarvan het ontwerp zegt uittegaan. Eindelijk:
10°. Groot verschil van gevoelen over de vraag
of aan onze Rijks-hoogescholen voortdurend on
derwijs in de godgeleerdheid zou worden gegeven_
Een aantal leden was tegen het .behoud der god
geleerde faculteiten terwijl anderen daartegen
met nadruk opkwamen. Voor- en tegenstanders
schijnen elkaar op te wegen. Evenwel zag de
groote meerderheid, bezwaar in de toekenning van
het meesterschap in de godgeleerdheid of gods
dienstwetenschap tengevolge van een afgelegd
Staats-examen.
De balans is waarlijk niet gunstig. Tegenover
ontwijfelbare goedkeuring van slechts twee hoofd
beginselen van het ontwerp, zijn niet minder dan
negen afgekeurd en bestaat over sommige andere
punten vooral wat de toepassing betreft groot ver
schil van gevoelen. Wat nagenoeg algemeen is
afgekeurd heeft weinig of geen kans van aanne
ming; want al moge een groot aantal leden in
de sectiën hebben ontbroken, het is niet aan te
nemen dat juist zij afwezig waren die het in
alle opzigten met de afgekeurde beginselen eens wa
ren. Omtrent andere punten tast de minister in het
duister; want meerderheid, zelfs groote meerder
heid in de sectien bewijst nog niets ten aanzien
der eindstemming; terwijl, bij schier gelijkmatig
verschil van gevoelen over eenig belangrijk punt
(zoo als in casu over de theologische faciliteiten)
de poging om het gevoelen der kamer te onder
kennen voor den minister nog moeijelijker wordt.
Wij treden nuniet verder in het onderwerp.
Ons doel was alleen den stand der quaestie getrouw
op te geven en ieder voor zich te laten oordeelen
of en tot hoe ver de regeling van het hooger on
derwijs kan beschouwd worden hare oplossing nabij
te zijn.
Over de O. I. begrooting in een volgend nommer.
BINNENLANDSCHE BER1CTEN.
GOES, 22 Augustus 1870.
Bij de verkiezing van een lid van de Tweede
Kamer in het hoofdkiesdristrict Alkmaar zijn uit-
gebragt 1760 geldige stemmen. De heeren gene
raal Knoop en jhr. van Fooreest vereenigden ieder
878 stemmen op zich, terwijl 4 op andere personen
waren uitgebragt. Tusschen de beide genoemde
kandidaten zal dus herstemming moeten geschieden.
Naar wij vernemenis het wetsontwerp tot her
ziening der kiestabel bij de tweede kamer ingediend.
Voor Amsterdam en 'sGravenkage moet daarbij een
census van 50 gulden zijn aangenomen.