57ste jaargang. Dingsdag 26 Julij VRIJWILLIGERS. Onzijdigheid gedurende den Oorlog. JV? 61. BEKENDMAKINGEN van het Gemeente-bestuur. KOLONIËN. MINISTERIE VAN BUITENLANDSCHE ZAKEN. GOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prij^per kwartaal ƒ1,75, fr. p.p. /l.ÖÜ. Afzonderlijke noramers 5 c.met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels 1,- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. OPENBARE VERGADEKING van den OKMEENTK-KAAD te O K S, tf.n raadhuizt', aldaar, op DINGSDAG den 26 Julij 1870, des namiddags ten 7 i ure. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10 punten van behandeling. Overlegging der gemeente-rekening over 1869. Benoeming van een opzigter der gemeente-werken. Idem van een lid der plaatselijke schoolcommissie. Idem van een leeraar aan de hoog re burgerschool. Aanbeveling voor een directeur der hoogere bur gerschool met voorstel tot benoeming, uithoofde van urgentie. Adres van M. Machielse om grond in erfpacht. Adres van ingezetenen omtrent de kermis. Bespreking van het verlangen van den heer Ver hagen, omtrent de voorziening in het onderhoud der betrekkingen van opgeroepen miliciens. Rekening over 1869 en begrooting 1871 van den schuttersraad. Voorstel tot af- en overschrijving begrooting 1870. DIENSTNEMING voor de BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen, ingevolge verzoek van den heer Commissaris des Konings in deze provincie, van den 14 Julij 1870 A no. 4482, 3e afd. (prov. blad no. 82) ter openbare kennis, dat bij ZM besluit van den 3e dezer. no. 25, onder an deren bepaald is dat het maximum van liet handgeld, hetwelk aan ieder rekruut, die zich voor niet minder dan zes jaren voor de militaire dienst in de koloniën en bezittingen des rijks in andere werelddeelen verbindt, kan worden uitbetaald, voort aan en tot wederopzegging toe, zal bedragen: honderd vijftic culdcii f MHO)wanneer hij Nederlander, en honderd twintic colden (ƒ13##), wanneer hij vreemdeling is. Goes, den 23 Julij 1870. Burgemeester en Wethouders van Goes, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H ART MAR. OFROEPINO van BURGEMEESTER es WETHOUDERS van GOES, ontvangen hebbende ecne aankondiging van den volgen den inhoud: I >e NTinister van Oorlog, gezien hebbende Zijner Majesteits besluit van den 18 dezer, no 9, houdende o. a. bepaling, dat mannen vnn 17 tot 50 ja risen leeftijd tot eenc vrijwillige verblndtenls voor onbepaalden tijd, doch minstens zoo lang de militie buitengewoon onder de wapenen wordt gehouden, worden toegelaten, en wel bij zoodanig korps van het leger, waarop zij hunne keus vestigen, en waar voor zij geschikt worden bevonden; Brengt zulks mits deze ter algemeene kennis, onder ver dere mededeeling, dat zij, die als onderofficier of korporaal bij het korps mariniers, Jle landmagt of de koloniale troepen gediend en de dienst op eervolle wijze verlaten hebben, dadelijk in hunnen vorigen graad, en eveneens voor onbe paalden tijd, kunnen worden aangenomen. De Minister acht het met het oog op de tegenwoordige tijdsomstandigheden overbodig, hier iets bij te voegen, daar hij zich overtuigd houdt dat met geestdrift zal gebruik worden gemaakt van de door den koning aangeboden gelegenheid, om op eene practische en doeltreffende wijze te voldoen aan art. 177 der grondwet, volgens hetwelk het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den staat en tot beveiliging van zijn grondgebied, een der eerste pligten blijft van alle ingezetenen. 'sHage, den 19 Julij 1870. (Geteekend). J. J. van MULKEN" geven daaraan de door den heer Commissaris des Konings in deze provincie bij circulaire van 21 Julij 1870, A no. 4700 (Prov. blad no. 87) verzochte openbaarheid. Goes, den 23 Julij 1870. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. De BURGEMEESTER van GOES, brengt, ingevolge cir culaire van 22 Julij A no. 4776, 3de afdeeling (Prov. blad no. 89) ter openbare kennis de navolgende beschikking van Hunne Excellentien de Ministers van Buitenlandsche Zaken, van Justitie en van Marine, alsmede eene beschikking van Zijne Excellentie den Minister van eerstgemeld departement, luidende: Bij gelegenheid van den uitgebroken oorlog waarschuwen de Minister van Buitenlandsche Zaken, de Minister van Justitie en de Minister van Marine, daartoe door den Koning gemagtigd, bij deze alle ingezetenen des rijks om zich in geenerlei wijze met de kaapvaart in te laten en geene vreemde kaperbrieven aan te nemenzullende Nederlan ders, die op zoodanige stukken de kaapvaart mogten uit oefenen of daartoe de hand leenen, voor den Nederlandschen regter worden vervolgd ter zake van zoodanige daarbij gepleegde feiten als waartegen de wet straffen bedreigt, 's Gravenhage, den 20 Julij 1870. De Ministers voornoemd, ROEST van LIMBURG. van LILAAR. BROCX. Ingevolge de bevelen des Konings brengen de Ministers van Buitenlandsche Zaken, van Justitie en van Marine ter kennis van elk dien zulks zoude mogen aangaan, dat ter bewaring eener volkomene onzijdigheid gedurende den oor log in de voorgaande waarschuwing vermeld, de volgende bepalingen zijn vastgesteld -. Art. I. Geene oorlogschepen noch kapers, aan een oor logvoerende mogendheid belioorende, zullen, met prijzen, in de Nederlandscho havens of zeegaten mogen binnenko men, noch aldaar of op de rcede verblijven, uitgezonderd de gevallen van blijkbaren nood, als zeeramp en gebrek aan le vensmiddelen Zij zullen zich, zoodra de oorzaak van hun verblijf opgehouden heeft, ten spoedigste moeten verwijderen. Art. 2. De verkoop, ruiling, wegschenking van alle prij zen of van voorwerpen daarvan afkomstig en van buitge maakte goederen, zijn in de Nederlandscho havens of zeegaten verboden. Evenzeer zijn in die havens verboden het onttakelen en de verkoop van oorlogschepen of kruisers der oorlogvoe rende partijen, alsmede van kaperschepen (voor zooveel deze laatstèn worden toegelaten), tenzij de Regering in buitengewone omstandigheden van oordeel zij, dat die ver koop zonder bezwaar met het oog op de neutraliteit van den Staat kan plaats hebben.y Art. 3. Kapers worden ook zonder prijzen in de Neder- landsclie havens ot zeegaten niet toegelaten uitgezonderd de gevallen vermeld in art. I. Het slot van bedoeld artikel is op hen van toepassing. Zij mogen geene meerdere proviandering innemen dan voor hun onmiddellijk gebruik vereischt wordt; van steen kolen slechts zooveei als noodig is om 24 uren in hunne behoeften te voorzien. Art. 4. De oorlogschepen der oorlogvoerende partijen zullen, mits zich onderwerpende aan de volkenregtelijke bepalingen op hunne toelating in neutrale havens, voor onbepaalden tijd in de Nederlandsclie havens en zeegaten mogen verblijven; zij zullen zich mogen voorzien van le vensmiddelen en de hoeveelheid steenkolen noodig voor de reis naar de naastbij gelegen haven van het land waartoe het schip behoort. Art 5. Wanneer schepen van de oorlogvoerende partijen (hetzij oorlogschepen, kapers of koopvaarders) zich gelijk tijdig in dezelfde haven, op de rcede, of in de territoriale wateren van den Staat mogten bevinden, zal er eene tijd ruimte van minstens 24 uren moeten verloopen tusschen het vertrek van een schip eener oorlogvoerende partij en het opvolgend vertrek van een schip aan de andere partij toebehoorende. Dat tijdsverloop zal naar omstandigheden door de ma ritime autoriteiten der haven kunnen worden verlengd. Art. 6. Het is verboden aan oorlogschepen der oorlog voerende partijen wapenen of ammunitie te leveren, als ook om hun op eenigerlei wijze behulpzaam te zijn in I de vermeerdering hunner bemanning, wapening of uitrusting, 's Gravenhage, 20 Julij 1870. De Ministers voornoemd, ROEST van LIMBURG. van LILAAR. BROCX. De Minister van Buitenlandsche Zaken acht zich verpligt bij den oorlog die is uitgebroken de aandacht van scheeps bevelhebbers, reeders en inladers te vestigen op het gevaar en de nadoelen waaraan zij zich zouden blootstellen, door in strijd met de pligten aan onzijdige mogendheden opge legd eene werkelijke blokkade niet te eerbiedigen of oor- logscontrebande, militaire en voor eene der oorlogvoerende partijen bestemde depêches te vervoeren. In deze gevallen toch zouden de belanghebbenden aan alle daaruit voortvloeijende gevolgen blijven onderworpen, zonder op eenige bescherming of tusschenkomst; welke ook, van Zijner Majesteits Regering aanspraak te kunnen maken. Ook zal tegen het uitrusten hier te lande van oorlogs- of gewapende schepen, ten behoeve der oorlogvoerende partijen, of de deelneming daaraan door Nederlanders, als mede tegen den verkoop van oorlogs- of gewapende schepen aan de vijandelijke partijen, én tegen het bouwen voor- en toevoeren aan de oorlogvoerende partijen van transport schepen, door de Regering ten strengste worden gewaakt- 's Gravenhage, den 20sten Julij 1870. De Minister voornoemd, ROEST van LIMBURG. GOES, den 23 Julij 1870. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. 'sHage, 24 Julij. Het schemert bij den terugblik op de laatste 14 dagen. Wat al onheil hebben zij niet reeds gebragt, welke rampen verbergt dat korte tijdperk niet nog in zich. Het baat niet meer om zich nu te verdie pen in de oorzaken, aanleiding of voorwendsels tot de straks aan te vangen menschenslagting. Maar het hart van ieder regtgeaard toeschouwer zoo hij niet door den waanzin van nationale ijdelheid of wapenglorie bevangen is krimpt ineen bij de gedachte aan hetgeen in de tweede helft -der hoog geroemde beschaafde 19eeeuw, tusschen twee na tiën, die er zich ook op beroemen aan het hoofd der beschaving te staan gaat gebeuren. Maar verlaten wij het veld der bespiegeling en der moraal. De barbaarschheid, aangeprikkeld door de heersch- en eerzucht van twee gekroonde hoofden en verguld door de geslepen taal eener trouwelooze diplomatieheeft het woord. Het regt en de men- schelijkheid worden tegelijk met den mensch ver trapt en ontzieldde wilde oorlogskreet en helsche machines zullen beslissen over het staatsregt van Europa, over de verhoudingen der Europesche staats- magten onderlingover het lot van Gerinanie en Gallië en wie weet over wat en wie nog meer, dat nu nog voor het beneveld oog verborgen ligt Ons kleine land heeft ten minste getoond diep doordrongen te zijn van het gewigt van het oogen- blik. Het heeft dadelijk rond en uiterlijkzonder de kronkelingen of intriguesaan de beide in twist gerakende mogendheden gezegd: dat Nederland onzijdig blijft in den onverhoopt uittebarsten strijd, die toen reeds te voorzien was. En zij heeft, om te doen zien dat hare verklaring ernstig gemeend was, met eeue prijzenswaardige snelheid en krachts ontwikkeling die maatregelen genomen of voorbe reid, die geschikt zijn om onze onzijdigheid te handhaven. Die ferme en eerlijke houding heeft bij beide de oorlogvoerende mogendheden, nog vóór dat de formele oorlogsverklaring was geschied, een gunstig onthaal gevonden en niet eene be denkelijke spanning als de dubbelzinnige houding van het bewind van 1866. We zouden die ge schiedenis niet meer ophalen ware het niet dat de conservatieve oppositie-pers, die ook thans nog de traditie van 1866 voortzet ten nadeele onzer waar achtige neutraliteit, nu nog stoft op hare helden van 1866. Hoe dit zij, ook die pers, welke ook hare luidruchtig verklaarde sympathiën mogen zijn heeftzij 't dan onder de gebruikelijke zuur zoete reservesmoeten erkennen dat de Resee- O ring krachtig en waardig is opgetreden. En toen nu in het begin der vorige week aan de kamers meêdeeling kon worden gedaan dat zoowel Pruissen als Frankrijk onze verklaring van strikte neutra liteit zoo goed hadden opgenomen en schriftelijk hadden te kennen gegeven, dat zij de neutraliteit erkenden en zouden eerbiedigentoen begreep ieder dat er ook maatregelen noodig waren om aan de verklaring onzerzijds kracht bij te zetten. De oorlogvoerende partijen moesten weten dat wij ons niet zouden bepalen tot eene papieren onzijdigheid die elk oogenblik door een hunner kon worden verscheurdmaar op eene gewapende neutraliteit bereid en gereed dengene die haar schenden zou dit te betwisten en de onafhankelijkheid van het land te verdedigen. Men zegge niet: onze magt is daartoe te gering, want men verlieze daarbjj niet uit het oog, dat, zoo een der beide groote magten onze onzijdigheid mogt verbreken en ons zoo doende met geweld in den oorlog slepen, de ander ons zon bijspringen. Intusschen zalnaar het zich laat aanzien de worstelstrijd gelocaliseerd worden, en zal ook Enge land niet toelaten dat de onzijdigheid, hetzij van Belgie of Nederland geschonden worde. Niemand zal ontkennen, dat de offers, die door de natie nu reeds gebragt vsorden groot zijn. De oproeping van vier ligtingen militie, de verdere militaire maatregelen of voorbereidingen, afgeschei den nog van de indirecte uadeelen uit den gespan-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1870 | | pagina 1