1870. M 38. Vrijdag 6 Mei, BEKENDMAKINGEN van liet Gemeente-bestuur MIDDELBAAR ONDERWIJS. VERPACHTING. iiiiniiiiii ii i De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,75, fr. p. p. f 1.90. Afzonderlijke nommers 5 c.met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels k 1,-- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en eontant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezondenwenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken bekend, dat de LESSEN aan de Hoogere Burgerschool en Burgeravondschool voor het leerjaar 1870—1871 zullen aanvangen op Maandag 13 September 1870, cn dat het toe- latings-examen van allen, die bij de commissie van toezigt voor dien cursus als leerlingen zijn ingeschreven, o;p gemelden dag zal gehouden worden. Goes, den 16 April 1870. Burgemeester en Wethouders van Goes, M'. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen ter openbare kennis, dat de perceelen No. 4 en 5 van den grond in de Vest, die door gemis aan voldoend bod, op jl. Zaturdag niet zijn gegund, op nieuw zullen verpacht worden op a. s. Zaturdag den TMei, des namiddags ten. 1 ure, in de Raadzaal. Goes 2 Mei 1870. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, bren gen hiermede ter openbare kennis, dat de Kohieren eau tien Boojilelljken Omsta a en der Belasting op de Bonden, voorloopig zijn vastgesteld en ter secretarie der gemeentevoor een ieder ter lezing zullen liggen van af den 6 tot en met den 20 Mei aanstaande, gedurende wel ken tijd de bezwaren tegen de kohieren op ongezegeld pa pier bij den raad kunnen worden ingebragt. Goes, 5 Mei 1870. Burgemeester en Wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. ARMENZORG. KI. Er is veranderinger is verbetering noodig, niet alleen voor de armenzorg in hei algemeen, maar ook voor den arme in het bijzonder. Van alle zijden werd het verlangen daartoe kenbaar gemaakt, en de regeering gafna jaren lang onderzoek en na raadpleging van een onnoemelijk aantal be scheiden en staten toe aan den meermalen uitge- drukten wensch, om de verblijfplaats tot domicilie van onderstand te verklaren. Het is dit beginsel, dat de N. GCourant een doorn in het oog is, en waardoor zij meent, dat de arme zal bena deeld worden. Al dadelijk moet op eene onjuistheid gewezen worden in de redenering van het bedoelde artikel. »De arme kan," staat er, »alleen bedeeld worden door de gemeente, waar hij zich bevindt. Wij zeg gen kanwant die gemeente behoeft het niet te doen. Doet zij het, dan moet zij het ook zelf be kostigen. Doet zij het echter niet, danmoet de hulpbehoevende maar zien, dat hij teregt komt." Nergens in de wet is eenige grond voor dit be weren te vinden. Art. 20 der wet laat de onder steuning der armen over aan de kerkelijke en bij zondere instellingen van weldadigheid en art. 21 verbiedt, in overeenstemming daarmede, aan de bur gerlijke besturen, onderstand te verleenen, dan na zich, voor zooveel mogelijk, te hebben verzekerd, dat de arme dien niet van kerkelijke of bijzon dere instellingen van weldadigheid kan erlangen, en wil, dat de bedeeling slechts geschiede bij vol strekte onvermijdelijkheid. Deze twee artikelen uit de wet van 1854 blijven onveranderd, en art. 22, dat de beslissing op de aanvraag om onderstand overliet aan het armbestuur, of bij gebreke daar van aan bet bestuur der gemeente, waar de arme domicilie van onderstand heeft, is gewijzigd, in dier voege, dat die beslissing opgedragen wordt aan het bestuur der gemeente, waar de arme verblijdt. Waar uit put men nu de tegenstelling van kunnen en niet behoeven Men moet wel het beginsel aankleven een be ginsel, dat reeds lang veroordeeld is dat de arme regt heeft op onderstand, om een afkeurend votum uittespreken over de vrijheid der besturen, om den arme eerst te bedeelen, als er daartoe, naar het oordeel dier besturen behoefte is. Armenverpleging is naar bet stelsel onzer burgerlijke wetgeving slechts politie-zorg. Eerst wanneer kerkelijke en bijzondere liefdadigheid niet voldoen aan hare ver- pligtingen tegenover den arme, treedt het burger lijk bestuur op, om in bet belang van de veiligheid en vrijheid der ingezetenen den arme te ondersteunen. De wet van het mijn en dijn zou gevaar loopen, geschonden te worden, waar het burgerlijk bestuur iu zoodanig geval niet optrad. Er is een oud spreek woord: waar niet is, verliest de keizer zijn regt! en dit spreekwoord is op den arme ten volle van toepassing. Hoe vele armoede is bet gevolg van zedelijke verwaarlozing, en hoe menige arme is ten gevolge daarvan als het ware een balling der maat schappij geworden. Als onwaardigen in de zaraen- leving aangezien, worden ;ij door de eischen der maag die zich soms in dubbele mate doen ge voelen, tot daden aangespoord, die de rust der maat schappij in gevaar brengen. Zonde is weldra voor hen een woord, dat zij niet verstaan; zedelijkheid en pligt zijn hunne vijanden gewordenlist en ge weld beeten zij al spoedig hunne vrienden, en om dat alles te voorkomen, moet de burgerlijke arm- verzorger tussehen beiden treden. Wij weten bet, en veroordeelen den arme daarom niet geheel, dat er eene verhevene zielskracht en sterke beheersching van den wil noodig is, om staande te blijven, als de honger zich in bet geklaag van vrouw en kroost doet hooren. Maar nog eens, de arme heeft geen regt op onderstand, wel is het burgerlijk bestuur verpligt te waken, dat door den toestand van den hulpbehoevende, de veiligheid des dagelij kscben levens niet in gevaar gebragt wordt. En is nu daartoe eene ruime bedeeling noodza kelijk? Is het een vereisebte, dat de armbesturen met ruime band den hulpbehoevende zullen onder steunen en zich verder niet meer om hem bekom meren Gewis neenEn toch lag dit wij wil len niet eens zeggenin bet stelsel, maar in de uitvoering der wet van 1854. Voortekening van elders ondersteund, bemoeide men zich weinig of niet met den arme, en zorgde alleen de voorge schoten gelden terug te vorderen. En de gemeente, voor wiens rekening den onderstand verstrekt werd, zij beschouwde den arme als een lastpost, van welke men zich gaarne verlost zag. Nog bij de behandeling der gewijzigde wet in de Tweede kamer werd het door een burgemeester gezegd, dat vele gemeente- en armbesturen met argus-óogén let ten op het overlijden van een behoeftige. Daarin is nu verandering, daarin is verbetering gebragt. Niet meer de geboorteplaats, die somtijds den hulp behoevende niet eens kende, of waar de arme soms slechts de eerste maanden of dagen van zijn leven bad doorgebragtzal voortaan het domicilie van onderstand zijn, maar de verblijfplaats. De gemeente, waarin de arme vertoeft, die de voor- deelen zijner arbeidskrachten geniet, zal hem voort aan moeten helpen. De banden tussehen gemeente en arme zullen krachtiger worden. De leden van een armbestuur, die den hulpbehoevende kennen, die hem kunnen gadeslaan, zullen voortaan zijne ver zorgers zijn. De arme wordt aan zijne natuurlijke voogden wedergegeven, en de onzedelijke toewer- ping van armen is geëindigd. Daarbij heeft ook tevens opgehouden de ellendige toepassing van art. 44 der wet, waardoor de arine nit den kring zijner betrekkingen kan getrokken worden en gedivongen zich te vestigen in de plaats, die zijn domicilie van onderstand is, indien bet arm- of gemeente bestuur dit vordert. Zal die verandering voor den arme geeae verbetering zijn? Maar men vreest, dat juist zij, die bet meest ondersteuning verdienen, door de wijziging bet meest zullen benadeeld worden Waarom »Vele hulpbehoevenden die er, zij bet ook noode, wanneer de nood ten top is gestegen, toe zullen komen aan de gemeente hulp te vragen, zullen er niet toe kunnen komen, den aalmoes van par ticulieren aftebedelen." Wij gelooven, dat de schrij ver zich vergist beeft en juist het tegenoverge stelde bedoelt, van betgeen bij ter nederstelde. De ondervinding heeft ons althans geleerd, dat de hulpbehoevende, voornamelijk diegene, welke nog niet alle eergevoel beeft afgelegd, niet dan in den uitersten nood zijne, toevlugt tot het arm- of gemeentebestuur neemt, en eerst tracht door de particuliere liefdadigheid geholpen te worden. Het ware evenwel te wensclien, dat bet zoo mogt zijn, als de schrijver zegt. Wij gaan nog verder, en meeneu, dat iedereen den arme naar het hestuur moest verwijzen, als bij zich om hulp aanmeldt. Wat toch is nu menigmaal het geval De arme, die een groote mate van liardiesse bezit, vervoegt zich niet bij één, maar bij meerdere tot hulp gezinden onder zijne medeburgers, weet door een droevig verhaal zijner ellende het mededoogen op te wek ken en ontvangt twee en driedubbel, terwjjl hij bo vendien nog ondersteuning van het openbaar armbestuur geniet. Wij hebben er immers nog onlangs een voorbeeld van in onze gemeente ge- bad, zelfs zoo sterk sprekende, dat de Voorzitter van bet burgerlijk armbestuur, bij advertentie in deze courant, moest verzoeken, dien arme geene giften meer uittereiken. Bovendien, als bet arm bestuur alleen verzorgde, dan kon het met meer juistheid over den toestand van den hulpbehoevende oordeelen, dan bet nu, bij gemis der wetenschap, of hij ook door particulieren ondersteund wordt, doen kan. Nog eens, bet ware te wenscben, dat bet zoo mogt zijn als de schrijver een ramp voor den arme noem. De N. G. C. vreest voor te groote karigheid der gemeentebesturen en ziet daarin eene benadee ling van den arme. Wij koesteren die vrees niet, maar zelfs, al mogt een gemeentebestuur wat ka rig zijn, in het verleenen van onderstand, zien wij nog niet in, dat dit den arme zoo zeer zal benadeelen. De eerlijke arme zal naar middelen uitzien, om aan te vullen, wat aan den onderstand van bet arm- of gemeentebestuur ontbreekt. Hij zal werk zoeken, en voor den vlijtige is toch al tijd werk te vinden. Is dit laatste evenwel zoo Men zal mij de alledaagsche klagt tegenwerpen over vermeerderd aanbod van- arbeid en de daardoor ontstane ver mindering van loon. Men zal den staf breken over de zoo gehate mededinging, door Louis Blanc in zijne Organisation du travail genoemd un sys- tême d'exterminationtin lachc et brutal principe. Maar de arme, daarin geholpen en ter zijde gestaan door bet armbestuur, zal toch in staat wezen, zijn toestand te verbeteren, en zal welligt, door de ondervinding geleerd, beproeven, die middelen in het werk te stellen, die de nadeelen der concur rentie voor hem doen ophouden. Het gezegde van Rossi in zijne Introduction voor de Collection des

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1870 | | pagina 1