1870. JV 36. Dingsdag 3 Mei, &7ste jaargang.
Wegens plaatsgebrek in dit nommer, geven wij
morgen eene Courant waarin gelegenheid zal zijn
te adverteren.
De tijd tot inzending is open tot 's middags 12 ure.
BEKENDMAKINGEN
van het Gemeente-bestuur.
BESCHRIJVING DER PERSONELE BELASTING
BESCHRIJVING DER PATENTPLIGTIGEN
VERPACHTING.
GOESSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,75fr. p. p. ƒ1.90. Afzonderlijke
nommers 5 c.met bijblad 10 c.
Gewone advertenliën worden a 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels a 1,
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie urendes namiddags.
Stukken welke men als ingezondenwenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
BURGEMEESTER, en WETHOUDERS van GOES.
Gezien de circulaire van den heer commissaris des konings
in de provincie, van den 27 April 1870 A no. 2548/1, le af-
deeling, (Provinciaal blad no. 44) betrekkelijk de
VOOR HET DIENSTJAAR 1870—1871.
Brengen bij deze ter kennis van alle ingezetenen, dat
met het primitief beschrijvingswerk voor de belasting op
het personeel, vastgesteld bij de wetten van den 29 Maart
1833, (Staatsblad no. 4), 29 December 1835 (Staatsblad no. 43,
en 24 April 1843 (Staatsblad no. 15) en van 9 April 1869,
(Staatsblad no. 59) in deze gemeente een aanvang zal wor
den .gemaakt op Vrijdag den 6 Mei aanstaande en dat de
alzoo aan de ingezetenen uittereiken beschrijvings-biljetten,
met den achtsten dag daarna, van wege den ontvanger,
opvolgelijk zullen worden opgehaald.
Wordende de belanghebbenden tevens verwittigd, dat
om als tegenschatters van de zijde der belastingschuldigen
te dienen in geval van herziening, ingevolge het bepaalde
bij art. 29 2 der wet van 20 Maart 1833, (Staatsblad no. 5)
van het aangegeven bedrag der huurwaarde of aantal deu
ren en vensters of haardsteden, door burgemeester en wet
houders weder zijn benoemd de vier volgende persoen, als
Johannes Dekker Lz., Hubertus le Clerq, Willem Jan van de
Weert en Willem de Beste.
Goes, den 30 April 1870.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Gezien hebbende de circulaire van den heer Commissaris
des konings in deze provincie, de dato 27 April 1870, A no.
2548le afdeeling, (Provinciaal-blad no. 44) betrekkelijk de
voor het dienstjaar 1870—1871
brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden
1°. Ten aanzien der patentpligtigen in de 25 eerste tabellen
der wet van 13 Mei 1819, (Staatsblad no. 34) omschreven:
dak, met uitzondering van de patentplagtige slijters, tap
pers, kroeghouders en koffijhuisliouders, die niet in de
gewone beschrijving zullen worden begrepen, maar aan
welker huizen, zoodra mogelijk na den ingang van het
dienstjaar, en zonder de gewone beschrijving aftewachten,
een declaratoir zal bezorgd worden, hetwelk na verloop
van drie dagen zal worden afgehaald en welke verpligt
zijn dadelijk de helft van hunnen aanslag te voldoen,
waarna het patent op vertoon der kwitantie, alsmede van
het bewijs, dat hun deswegens verschuldigde over het voor
gaande jaar ten volle aangezuiverd is, ter secretarie on
middellijk verkrijgbaar zal zijn; de verklaringen, ter ver
krijging van patent voor de patentpligtigen, binnen de provin
cie worden uitgegeven van den 6 Mei 1870 tot en met den
14 dier maand;
dat die verklaringen behoorlijk ingevuld, zullen moeten
zijn ingezameld of bij den ontvanger der directie belas
tingen ingediend, binnen deze gemeente op den 24 Mei 1870
dat de registers van gemelde patentpligtigen gesloten wor
den, binnen deze gemeente op den 8 Junij daaraanvolgende.
2o. Ten aanzien van de eigenaars, vaste huurders, of
andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, zal moeten
worden gehandeld overeenkomstig de resolutie van Z. E.
den minister van finantien van 23 April 1852, no. 192,
(provinciaalblad no. 57 van dat jaar.) En wordt voor de
zen de gelegenheid tot het doen der aangiften opengesteld
van 6 Mei 1870 bij het gemeente-bestuur der plaats alwaar
Uit de Residentie.
„Het is aangenaam zich op zijn tijd ook eens
te verpoozen," zegt Horatius, die veel van verpoo-
zen hield onder het genot van den Falernischen wijn.
En, om nieuwe kracht te garen voor den aanstaanden
suiker-veldslag en de naderende doodstraf-óatoi'/A,
hebben wij deze week eens volop kunnen genieten.
Het heeft waarlijk aan geene genoegens ontbroken.
Den Haag begint uit zijn doodslaap te ontwaken en,
wanneer het dan toch, wegens het hardnekkig ver
zet van den gemeenteraad om het Liernur-stelsel op
ruime schaal toe te. passen, de kwalijk riekende dam
pen moet inademen van grachten, die niets dan
riolen zijn, laat het zich ten minste den neus ver
gasten aan de eau de cologne-fonteinen van den
Rijnspoorweg. Er zijn geuren genoeg, om kwade
dampen te verdrijven. Konden zóó ook Lindo, Telle-
gen, Asser en andere Vaderlanders de kwade Dagblad-
dampen doen vlugten
Wij hebben Maandag gehad het spoorwegfeest
Dingsdag de kliekjes van dat feest, ten behoeve van
één kwartjeWoensdag geleerde vrouwen in Oefening
kweekt kennis, en geleerde mannen in het Indisch
genootschap, redekavelende over surinaamsche imme-
gratie, beide vergaderingen tot sluiting van een druk
de belasting verschuldigd is, onder overlegging van een
aangiftbiljet daartoe bij de besturen verkrijgbaar.
3o. Ten aanzien van de kramers
dat zij zullen gehouden zijn, om bij het doen hunner
aanvrage om patent, op te geven de onderscheidene goede
ren, welke zij voornemens zijn te koop aan te bieden. Zoo
mede de wijze op welke zij hun beroep uitoefenen, naar
aanleiding der onderscheidingen hij 1 der 7 tabel, gevoegd
bij de wet van den 16 Junij 1832 (Staatsblad no. 30,) als
mede de gezamenlijke inkoopswaarde door hen te koop
aangeboden wordenzullende dien onverminderd door de
patentpligtigen die hunne goederen in de herbergen of
bergplaatsen, huizen en andere gebouwen van derden uit
stallen, opgave moeten geschieden van den tijd der during
van hun verblijf in de gemeente en door hen, die hunne
waren in openbare veiling, en buiten hunne winkels bij
koopen van doorgaans beneden de j 25,ieder, doen ver
knopen, van dien der te houdene verkooping dewijl, zoo
zij (le wijze van dien verkoop veranderen de waarde hun
ner waren vermeerderen, of den duur des verblijfs, of der
te houdene verkooping verlengen, daarvan op den voet van
art. 13 der wet van den 21 Mei 1819 en op de boete bij
art. 37 bepaald, aangifte zullen doen in de gemeente alwaar
zij zich bevinden, en zoodanig aanvullingsregt voldoen,
als van hen bij werkelijk toegenomen belastbaarheid zoude
kunnen worden gevorderd.
4o. En eindelijk, dat de bedoelde kramers, benevens de
deliitanten van loterij-briefjes, krachtens Zr. Ms. besluit van
den 17 October 1820 (Staatsblad no. 22) op de boete van
1 en 2, van art. 32 der wet van den 21 Mei 1S19 be
paald, verpligt zijn steeds hun patent met zich te voeren.
Goes, den 30 April 1870.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen
ter openbare kennis,, dat de perceelen No. 4 en 5 van den
frond in de Vest, die door geivps aan voldoend bod, op jl.
aturdag niet zijn gegund, op nieutv zullen verpacht worden
op a. s. Zaturdag den 7 Mei des namiddags ten 1 ure in de
Raadzaal.
Goes 2 Mei 1870.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
ARMENZORG.
1.
De N. G. Courant bevat in zijn nommer van
Vrijdag 29 April een artikel over »de wijziging
der Armenwet, in betrekking tot de armen." Dat
artikel veroordeelt die wijziging, hoofdzakelijk op
grond, dat „die verandering voor den arme geene
verbetering is" en dat »te veel in het oog ge
houden is het belang der gemeenten, niet genoeg
daarentegen, dat der armen." Beide grondstellingen
berusten mijns inziens, op eene dwaling.
Er zijn weinig of geene onderwerpen van staat
huishoudkundigen aard, die van zooveel belang
maar tevens van zoo groote moeijelijkheid zijn,
als armenverzorging. Zoowel uit een staatkundig
als een wetenschappelijk oogpunt, verdient de ar
menzorg de aandacht van allen, die den welstand
der maatschappij ter harte gaat, en er is een vaste
bezocht winter-saizoen; Donderdag een moordenaar,
na tien maanden preventief arrest, wegens krank
zinnigheid tempore delicti, buiten vervolging gesteld
en een anderen moordenaar, voor het Hof teregt
staande, die eene 74 jarige matrone, welke van hare
nederige rente, maar lioogen rente-to? leefde, den
hals digtneepVrijdag avond de Eer des Huizes in
den Hollandschen schouwburg en de beschrijving der
bataille van Langensalza in de Vereeniging voor de
krijgswetenschap. Voorts nog een fancy fair in het
gebouw der Teekenacademie, ten behoeve der idioten
en preparatieven voor de aanstaande kermis, die noch
met den dood van vader, noch met dien van zoon
Bamberg wenscht te sterven! De kermis schijnt een
even onsterfelijken naam na te jagen als jonkheer
Hartsen, die „schoon zeer ten nadeele van zijne beurs
en zijne ijdelheid," habemiis reum confitenlemver-
eerende aanzoeken van Bismarck om dien galzieken
staatsman te gemoet te komen in zijne annexatie
plannen, heeft van de hand gewezen, zoodat wij zoo
wel dezen als een anderen jonkheer, die meetings
houdt voor veertien menschen en zich zeiven, voor
eerst nog in Nederland hunne wijsheid zullen hooren
uitkramen.
Van al die ontspanningen was de spoorweg-pret
hand en ijzeren wil noodig, om de teugels der ar-
menverpleging goed te houden. Van daar, dat men
steeds naar het beste systeem heeft gezocht, en
nog zoekt, om de armoede, is het onmogelijk
haar geheel te doen ophouden, dan toch te
verminderen en naar de beste middelen daartoe,
zoowel voor den arme, als den armverzorger. Van
daar, dat ook de wetgever zich de zaak heeft aan
getrokken en voorschriften heeft gegeven, waarnaar
zich de armenzorg zou regelen. Voornamelijk be
trof dit het domicilie van onderstand.
Om van vroegere bepalingen niet te spreken,
wijzen wij op de wet van 181S. Daarbij was aan
genomen een vierjarig verblijf in de gemeente, om
haar tot domicilie van onderstand te maken. Maar
wat was daarvan veelal het gevolg? Dat de ge
meentebesturen met angst het tijdstip te gemoet
zagen, waarin een arme dat noodlottig tijdvak zou
hebben doorgebragt op hun gebied, en tegen het
naderen van den fatalen dag, alle middelen (meer
malen ongeoorloofdeaanwendden, oni den onge
lukkige uit de gemeente te verwijderen.
De grondwet van 1848 maakte het armbestuur
tot een onderwerp van de aanhoudende zorg der
regeering en eischte regeling door de wet. Den
23 November 1845 diende de regeering dan ook
een ontwerp van wet bij de staten-generaal in,
en daarbij was de geboorteplaats als domicilie van
onderstand aangenomen, doch eerst in 1854 werd een
ander ontwerp, waarin evenwel hetzelfde beginsel
gehuldigd werd, tot wet verheven.
Al spoedig na de invoering der wet van 28
Junij 1854 (Staatsbl. n". 100) deden zich moeije-
lijkheden zien en weldra openbaarden zich gevolgen,
die men niet voorzien, waaraan men welligt niet
eens gedacht had. Vooreerst was er strijd met
de besturen van kerkelijke instellingen van wel
dadigheid, die een ander domicilie aannamen, en
die, bij de verminderende opbrengst van collecten
enz., een stelsel van afschuiving begonnen te hul
digen, weinig strookende met den aard dier in
stellingen, maar door den toestand der kas ge-
regtvaardigd. Voorts werd aan het burgerlijk arm
bestuur der verblijfplaats van den arme de beschikking
gegeven over de kas der gemeente, waar de arme
domicilie van onderstand had. Daarbij werd de
arme, van beweldadigde, menigmaal eischer van
onderstand, daarin gesterkt door de wetenschap,
dat er verhaal van onderstand plaats had. Ein
delijk werden de onzedelijke middelen, die onder
de wet van 1818 plaats gegrepen hadden, niet
voorkomen of tegengegaan, want wat vroeger de
burgerlijke besturen deden, werd nu de praktijk
het kostelijkst en tevens het dierbaarst. Gramstorige
pijlen werden in liet Handelsblad op dit feest gerigt.
Een geestig kronijksehrijvcr heeft het zondenregister
van de Directie der Rijnspoorwegmaatschappij ge-
ligt. Er school wel eenige waarheid ia de Haagsche
kroniek, maar zij was niet geheel vrij van jalouzie.
Men mag veilig aannemen, dat, indien de werkende
leden van het letterkundig genootschap Oefening kweekt
kennis, tot dit „echt nationaal, populair festijn" ge-
noodigd waren geworden, die kronijk veel amusan
ter zou geweest zijn. Maar, onder meerdere missla
gen, beging de Directie deze, do reeks van groote
letterkundigen in den Haag, welke in Oefening haar
centrum heeft, over het hoofd te zien. Maar
a tout pêché misi'ricorde. Het kan zijn, dat het voort
durend turen op nationale en internationale spoor
weg-tarieven, de Directie onvatbaar heeft gemaakt
voor Hollandsche en speciaal Haagsche roman-litte
ratuur. Maar het was nu eenmaal eene soiree dan
sante et musicale. Als de Rijnspoorwegmaatschappij
later eens eene soireé litteraire mogt geven, dan zul
len de eorijfeén van Spectator en Oejeni'ng niet ontbre
ken. Of dan ook vijftien honderd genoodigden zul
len ronddwalen in de bloemenzalen van het tot feest
gebouw herschapen station De Maatschappij wilde