BINNENLANDSCHE BERICTEN. trouwen .en. daarmede het belang, het meer dan Stoffelijk belang van zoovelen, te verwaarloozen. De minister moge zijn goed hart toonen voor die af- geleefden, die hij niet aan den dijk wil jagen, men kan er hem niet dankbaar voor zijn, dat hij mede werkt om zoovele menschennog in de volle kracht van hun leven daarom aan de ondeugd prijs te geven, en er was dan toch immers nog wel een middel om niet zoo hard omtrent de oude onderwijzers te zijn. Zij wacht te vergeefs. De regeering, de hooge staatsmagten hebben schoone gebouwen uit de schatkist bekostigd, maar voor het voornaamste, dat daar binnen noodig is, ontbreken de middelen; men durft ze niet vragen; men wil ze niet toestaan. Verwonderen wij ons niet, als de cel zoo vaak voor recidivisten ontsloten wordt, als de poging tot zedelijke verbetering van gevallenen mislukt. Men zeggen niet, dat de staat niet geroepen is daaraan medetewerken. Hij moest dan ook het cellulaire stelsel niet in toepassing brengen en daarvoor schatten besteden. En de kamer? Wij zien haar dezer dagen millioenen toestaan voor allerlei zaken, die de hoogste belangen der maatschappij eerder in den weg staan dan bevorderen. Slechts een klein deel van haar ondersteunde de poging van den heer Moens. De meesten stonden hem tegen. Zeker niet uit zucht, om den minister te believen; even min omdat zij van de voortreffelijkheid van het onderwijs overtuigd waren; zeker ook niet uit angst vallige bezorgheid voor de schatkist. Maar waarom dan? 't Is te hopen, dat zij eene welgegronde, zelf standige overtuiging hadden, zij, die zoo groote verantwoordelijkheid op zich namen; dat zij niet onnadenkend de zedelijke belangen der natie heb ben opgeofferd. De natie vraagt rekenschap. Uit de gevangenis klinkt de stein van den ongelukkigen, van den veroordeelden, van den verstootene: waarom liet gij mij aan mijn lot over Wat is daarenboven van 's ministers theorie het gevolg? Niet alleen dat nu hooge belangen op zijde gezet worden, maar een van beiden, dat hij zal moeten toelaten, dat het onderwijs in de gevangenissen hoe langer hoe slechter wordt, of dat hij toch tot den gevreesden harden maatregel jegens de onderwijzers zal moeten komeneen maatregel die te drukkender zijn zal, naarmate de onderwijzers ouder geworden zijn. Doch laten wij den minister niet hard vallen, die ons gezegd heeft, althans vermoeden doetde ka mer zou toch niet geven. Daarin had hij gelijk. De afstemming van het amendement Moens heeft het bevestigd. De statengeneraal kunnen niet besluiten, om het onderwijs in de gevangenis te verbeteren, door weinige duizenden daarvoor goed te stemmen. Indien maar de zuinige kamerleden niet den ken, dat de natie hun dankbaar zijn zal voor die tegenwerking eener goede zaak. De natie, die gewillig zoo vele lasten draagt, beklaagt zich niet, als zij de kostbare woningen verrijzen ziet, waarin beklagenswaardige gevalle nen worden opgenomen. Zij verblijdt zich, dat ook voor dezen gezorgd wordtop eene wijze, die met hoop en verwachting voor hunne toekomst vervult. De maatschappij wacht hare verdoolde leden, met nieuwen, beteren zin uit de straf plaats terug. lijk mensch, met een zekere ontwikkeling, welke echter meer den naam van geslepenheid verdiende, die in de arbeiders-vereenigingen het grootste woord voerde, alle onderscheid van standen opgeheven wilde hebben, en die zich gaarne op kosten van anderen te goed deedmaar toch bij de domme werklieden voor een groot apostel doorging. Deze maakte zich de hulpeloosheid der eenvoudige vrouw ten nutte, sloot zich bij haar aan met een huichelend mede lijden, en leidde haar geheel af van het pad van pligt. Zij was toch altijd nog zeer schoon en wel waard, haar als een goede buit te veroveren. En Albine Pbell bezat bij eene beduidende mate van goedaardigheid, geene vastheid van karakter of hel derheid van inzigt genoeg, om ten allen tijde en in alle vormen het goede van het kwade te kunnen onderscheiden. De hartstogtelijkheid van haar ver leider maakte indruk op hare zachte ziel; zij geloofde zich voor de eerste maal werkelijk bemind, en eene vrouw, die zich aan een dergelijk geloof overgeeft, is op den weg der trouw reeds half verloren. Amine stortte zich voor een korten tijd in den GOES, 13 December 1869. De tweede kamer begint met versnelden pas voor waarts te gaan. Vrijdag werd eene avondzitting gehouden, die tot 11 ure duurde. Toch is men nog altijd aan het hoofdstuk binnenlandsche zaken, waarvan ongeveer zes afdeelingen afgehandeld zijn. Uit den aard der zaak is voor dit hoofdstuk der begrooting doorgaans den meesten tijd noodig, om dat zoovele en velerlei onderwerpen daarbij ter sprake komen. Het komt ons voor, dat ditmaal, over het algemeen, een benopt maar zaakrijk debat gevoerd wordt. Met enkele uitzonderingen, bepa len de leden zich tot de hoofdzaak, en men zou wenschen, dat ook voor het vervolg, bij minder drang om te haasten, dezelfde regel gevolgd werd. Toch zal het bezwaren hebben, om voor het einde des jaars gereed te zijn, daar nog heel wat ge- wigtigs aan de orde moet komen. (Per telegraaf.) In de zitting van de tweede kamer, lieden morgen, heeft de heer Cremers zitting genomen, na den ver- eischten eed te hebben afgelegd. Na langdurige discussie is de post tot verbetering van de haven te Harlingen aan genomen met 40 tegen 35 stemmen; daarna is de beraad slaging over de spoorwegbegrqoting voortgezet. De minister van justitie overtuigd van de nood zakelijkheid eener herziening der wet van 13 Julij 1857, tot regeling der jagt en visscherij, met be trekkin - tot de visscherijen het wenschelijk ach tende die herziening tevens zoo mogelijk te maken aan de verbetering van het jagtveld, door krach tiger beteugeling der veelvuldige strooperijenmits gepaard gaande aan eene gewenschte vrijheid voor den landbouw om maatregelen te nemen tegen wild en schadelijk gedierte, heeft aan de gedepu teerde staten der provinciën en aan de procureurs generaal, fungerende directeurs van policie, eene circulaire gerigt, teu einde met hun gevoelen te dezen aanzien te worden bekend gemaakt. De Midd. Ct. schrijft De stoomboot van Rotterdam, op wier komst te Vlissingen waar zij reeds Donderdag had moe ten aankomen ook gisteren te vergepfs werd ge wacht, is gisteren middag omstreeks een uur, ten gevolge van den mist, nabij den wal van Stavenisse tegen een steenen berm gevaren, waardoor een gat ontstond en het schip van voren vol water liep. Er bevonden zich een veertigtal passagiers, waar onder vrouwen en kindert n, aan boord, die natuur lijk in den grootsten angst verkeerden. De sloep werd echter onmiddellijk uitgezet en zoowel daar mede als met later van den wal opdagende hulp is men er in geslaagd allen te redden. Dok de lading en bagage heeft,.men, vervolgens zooveel mogelijk trachten te bergen, waartoe een ligter en een schokker, die in de nabijheid lagen, behulp zaam zijn geweest. De boot bleef in steeds zin kenden toestand, en toen heden morgen de van Rotterdam komende Middelburgsche stoomboot voor bij Stavenisse voer was van de Vlissingsche boot niets meer te bespeuren. Daar het water daar ter plaatse zeer diep is, is het te vreezen dat het vaar tuig verloren zal zijn. Den 11 dezer is te Leiden, na verdediging van stellingen, tot doctor in de regten bevorderd, de heer K. Rembgesgeboren te Kruiningen. In de vorige week zijn aan 's rijks hospitaal te Utrecht eenige vreemdelingen geëxamineerd als of ficieren van gezondheid 3 kl. voor onze O. I. be zittingen. Thans heeft het examen plaats voor alle hoogere rangen onder de militaire paardenartsen; met het begin van het volgende jaar verwacht men onder dit wapen eene promotie, Het adres der ingezetenen van Groningen aan Z. M. den koning, ter vermindering van uitgaven voor het defensie-wezen, draagt reeds ruim 1000 hanclteekeningen. Te Nieuwolda en te Hoogezand circuleeren adressen van gelijke strekking. Te Winschoten en in onderscheiden andere gemeen ten der provincie is men voornemens dit voor beeld te volgen. roes van het leven der vreugd en daarbij werd haar pleegkind grenzenloos veronachtzaamd. De knaap, die nu al meer dan zes jaren telde, was haar niet meer, zoo als vroeger, een troost in de eenzaam heid, maar een lastige verstoorder van haar genot. De tijd kwam, dat hij de school had moeten be zoeken maar dat kostte geld, en zij maakte zich diets, dat zij toch op geenerlei wijze verpligt was, voor het kind van vreemde lieden iets ten offer te brengen. Haar echtgenoot had haar uit het veld een enkele maal geschrevenlater had zij zelfs geen lust meer, om met hem briefwisseling te houden, want haar hart was hem ontrouw geworden. Het verkeer tusschen beide echtgenooten was alzoo geheel afgebroken. De vrouw betrok eene andere woning, een kleine kamer bij slechte lieden, waar de be ruchte volksheld haar dagelijks bezocht, ja de woning weldra met haar deelde. De knaap werd nu dikwijls zonder eenige grondige reden geslagen, weggesloten en met harde woorden toegesproken. Wanneer hij sprak: Lieve moeder!" dan verkreeg hij soms '.voedend ten antwoord: «Ik Door de besturen der verschillende maatschappijen tot bescherming van dieren is een adres aan den koning gerigt, waarbij zij bepaling tegen het mis handelen van dieren vragen. Uit het adres blijkt niet, dat de adressanten ook verzoeken dat het jagtvermaak zal worden afge schaft. Ofschoon wij geene bijzondere vereerders z:;n van het dichterlijk talent van den heer Lau- rillard, moeten wij hem toch hulde brengen voor hetgeen hij over eene drijfjagt zegt in zijn Peper en Zoutwaarvan thans de tweede druk bij de Gebrs. Kraay is verschenen. »Een dier, dat niemand deert, meêdoogenloos (te plagen, Dat dier met dolle drift door woud en veld (te jagen, Tot dat het eiud'lijkafgemat Ter nedeistort, met bloed bespat, Dat is een zeer voornaam plezier. Hoe vindt gij dat?" »Kunt gij het vragen? Mij dunkt, een mensch die zoo een schuld'loos (dier kan plagen, Heeft ook iets van een diermaar van geen (schuld'loos dier." (Arnli. Ct.) Een oud-onderwijzer" stelt in een onzer Noor delijke organen de volgende vragen: »Zou het niet hoogst noodig zijn, eenige milli oenen meer voor 't lager onderwijs te besteden en eenige millioenen minder voor 't leger en 't sol daatje-spelen? Het is vreemd, dat geen enkel lid der tweede kamer voorstelt, om jaarlijks een of twee millioenen op de begrooting te brengen, ten einde aan die paarden de haver te geven, die ze verdienen Men redeneert in de kamer véél over 't onderwijs, doch men vergeet, de koe ferm bij de horens te pakken. Zoolang er van rijkswege niet voor gezorgd wordt, dat de nuttigste stand ter wereld van broodzorgen wordt bevrijd, zóó lang zal de onderwijzersstand en daardoor ook het onderwijs kwijnen. Heksenprocessen welk eene treurige vermaard heid hebben zij niet gekregen; hoevele ongeluk kige slagtoffers hebben zij niet gehad! Thans be- hooren zij gelukkig reeds lang tot de geschiedenis: eene verlichte wetgeving en een publiek zoo onein dig veel verlichter dan in de vorige eeuwen, maken ze tegenwoordig onmogelijk. Toch is in sommige plaatsen het publiek niet zoo beschaafd, of zonder onze wet zou er plaats kuDnen zijn voor een hek senproces. Daarvan leverde eene zaak, jl. Donderdag door het prov. geregtshof van Gelderland behandeld, het bewijstevens deed zich daarin het curieuse ge val voor, dat eene heks de bondgenoot was geweest van Themis iu het opsporen van een misdrijf. Eene in de nabijheid van Twello wonende arme vrouw; die na veel moeite 16 had overgespaard, miste plotseling die voor haar zoo belangrijke som, en dat wel op een dag, nadat zij den vorigen dag uit was geweest. Nergens was de schat terug te vinden, en zij kreeg vermoeden dat haar naaste buurman, wien zij voor eenigen tijd haren rijkdom had medegedeeld, haar zou hebben bestolen. Met eene vriendin kwam zij tot het besluit, om eene te Deventer wonende »tooverheks" te raadplegen, die dan den dief wel zou teekenen (nl. »den moei tot het oor openscheurenDe buurman, die de wezenlijk schuldige was, hoorde deze afspraak, die voor de schoonheid en evenredigheid zijner gelaats trekken zoo noodlottig dreigde te worden, door het dunne beschot heen, dat zijne woning van die der bestolene scheidde, en spoedig bragt hij heimelijk het onregtmatig verkregen geld terug. De justitie, intusschen, die van de zaak gehoord had en be greep dat het meer in den geest der wet ligt dat zij, dan wel eene zoogenaamde tooverheks zich met het opsporen van misdrijven belast, de justitie, zeg gen wij, stelde een onderzoek in. Aanvankelijk bleef de verdachte ontkennen, hij zeide, dat hij het geld alleen aan de vrouw had gegeven, omdat hij innig medelijden met die arme vrouw had, die nu van haren eenigen schat beroofd was (terwijl hij zelf echter even schraal als zij bedeeld was.) Op de opmerking echter dat de heks hem nu nog kon teekenen, zonk hem de moed in de schoenen, ent ben uwe moeder nietWie weet, waar het menscli zich bevindt, dat u het leven gegeven heeft De edele socialist en communist meende, dat zich in den knaap de noodzakelijkheid openbaarde van het bestaan van voudelingshuizen, waarin al die kleine bengels konden opgevoed worden. Bovendien was de geheele inrigting van het huwelijk, zooals zij thans bestaat, overvloedig. De kerk voerde tot huichelarij, de familie tot knechtschap. De rijken waren er, om dergelijke hulpelooze kinderen te voeden. Fkedebik moest maar naar hen gaan en hun om den verschul- digden cijns vragen, al ware het ook in den vorm van een aalmoes. De knaap moest alzoo bedelen! Ook zijne pleeg moeder dreef hem tot dit doel naar buiten hij wilde echter niet bedelen. Soms vertrouwde hij zich niet in huis, sloop weenend en bleek een winkel binnen, en wekte, het medelijden van edele menschenvrienden op, zonder met woorden hunne hulp in te roepen. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 2