M 90, Bingsdag 14 December. S6s(e jaargang. BEKENDMAKINGEN van liet Gemeente-bestuur. Hoe de hoogste magten in den staat, de zedelijke belangen der maatschappij bevorderen. De uitgave dezer Courant geschiedt Maasdag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,75fr. p. p. 1.90 Afzonderlijke nommers 5 c.met bijblad 10 c. coriitvr. Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels h. j 1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 1 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen bij deze ter kennis van een ieder, die het aangaat, dat de suppletoire kohieren van den HOOFDELIJKEN OM SLAG en van de belasting op de HONDEN, over het loopen- de dienstjaar, vastgesteld door den gemeenteraad den 24 No vember 11. en door heeren gedeputeerde staten van Zeeland goedgekeurd den 8 December daaraanvolgende, aan den ge meente-ontvanger ter invordering toegezonden zijn; zoodat ieder aangeslagene verpligt isom het deswegens verschul digde, ten kantore van voornoemden ontvanger te voldoen. Goes, den 11 December 1869. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken bij deze bekend dat de plaatselijke school-commissie, ter voldoening aan het bepaalde bij art. 6 der verordening, regelende het onderwijs in deze gemeente, vastgesteld door, den gemeente-raad den 12 December 1859, tot het aanne men en toelaten van LEERLINGEN op de scholen voor lager onderwijs en de bewaarschool, zitting houden zal ten raadhuize, op Woensdag den 22 dezer, des voormiddags ten 12 ure, en noodigen een ieder uit om van die gelegenheid gebruik te maken tot het opgeven van de kinderen, die men na de va- cantie verlangt op eene der bedoelde scholen te zenden aangezien dit, zonder de toelating der school-commissie niet vermag te geschieden. Goes, den 11 December 1869. Burgemeester en Wethouders voornoemd M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, roepen bij deze de handelaren op, die het voornemen hebben goe deren voor Nederlandsch Indie te vervaardigen of te bewer ken om in den loop dezer maand ter gemeente-secretarie schriftelijk optegeven hunnen naam en voornaam of wel die hunner firma, waaronder de handel gedreven wordt en de artikelen die vervaardigd of bewerkt worden, ten einde ge plaatst te worden op ae lijst, die daarvan, ingevolge kon. besluit van 1 Dec. 1865 (Staatsblad no. 131) moet worden opgemaakt, om bij verzending van goederen Certifica ten va ik Oarsjiroiigf te kunnen afgeven. Goes den 11 December 1869. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, HARTMAN. II. „Het onderwijs aan de volwassene gevangenen levert in den regel, niet veel vruchten op." Zoo heeft de minister van justitie geoordeeld, en hij heeft daarmede de reden aangegeven, waarom hij geene grootere sommen voor het onderwijs in de gevangenissen heeft aangevraagd. Wij willen niet hechten op de uitdrukking: niet vele vruchten, anders zouden wij den minis ter moeten vragen, of er alleen kosten gemaakt worden voor datgene, waarvan men vele vruch ten plukt, De waarde eener zaak wordt toch niet altijd bepaald door de menigte, maar door FEUILLETON. VERLOREN EN GERED. Vervolg.) VI. PiiELi., een loos en doortrapt mensch, zonder eenig gevoel, nam het voorstel met genoegen aan, want honderd thalers was veel geld, en hij had nimmer veel lust in werken gehad. De zaligheid der witte broodsweken was in zijn huwelijk reeds lang voorbij hij zag daarom de verpleging van liet kind in zekere mate als eene verligling van zijn toestand aan, en het eerste geld, dat hij daarvoor ontving, kwam in zijn zak, en ging uit deze voor het grootste gedeelte naar de kroeg en de speeltafel, want Prell was een hartstogtelijk speler. De arme knaap, wien het noodlot reeds in zijne vroegste jeugd over land en zee geslingerd had, was alzoo nu op nieuw verzorgd. Hij was uit de handen van een vagabonderenden schoft in die van pleeg ouders gekomen, maar zijn lot was echter niet be nijdenswaard. De liefde, die „dochter des hemels," de hoedanigheid der vruchten, die er van getrok ken worden. Te regt heeft de heer Moens gezegd, dat het on derwijs in de gevangenissen soms de allerverras- sendste resultaten heeft opgeleverd. Wij zouden onderscheidene bewijzen kunnen bijbrengen, dat dit naar waarheid gezegd werd. Het onderwijs wordt meermalen door volwassene gevangenen met de meeste belangstelling ontvangen, en vooral door hen, die in hunne jeugd iets leerden, maar gele genheid of lust mistenom het geleerde te be waren en uittebreiden, is het zeer dikwijls zelfs welkom, als eene ongelukkige wending in hun levenslot hun het geluk van nader onderwezen te worden verschaft. Voor jeugdige veroordeel den, bestaat misschien later nog overvloedige ge legenheid, om onderwijs te ontvangen, voor de volwassene zeker niet. En al zijn het dan ook slechts enkelen, die de goede vrucht van het on derwijs in hun volgend leven openbaren, dat is reeds eene gewenschte rente, dat is voordeel voor de geheele maatschappij. Als er maar onderwijl gegeven wordt. Dit geschiedt niet altijd. Volgens het reglement voor de cellulaire gevangenissen (art. 146) is het on derwies geven aan gevangenen boven de 35 jaren niet verpligt. Wij willen toestemmen, dat er wer kelijk enkelen voorkomen*) die te oud geworden zijn, maar dat zijn enkelen. Onder de gevangenen, hoven de 35 jaren, hebben wij er meermalen aan getroffen, die zeer gaarne den onderwijzer hadden ontvangen in hunne cel, en behalve dat zij daar door, bij herhaald gebrek aan werk, eene zeerge schikte bezigheid zouden hebben, kon hun een bezit worden medegedeeld, dat de eerste voor waarde is, om met vrucht aan hunne zedelijke verbetering te arbeiden, dat hen buiten de ge- vangenis tot een vruchtbaren schat zou kunnen zijn. De genoemde bepaling in het reglement doet ons, even als het gezegde van den minister, ge- looven, dat men gedacht heeft't baat niet veel, derhalve worde er niets gedaan. Maar de groote reden, waarom het onderwijs in de gevangenissen dikwijls geen vrucht geeft, is te vinden in de karigheid der regeering, om geschikte onderwijzers te bezoldigen. Aan den man, die soms 40, 50 en meer gevan genen] onderwijzen moet, die in de cellulaire ge- gevangenis die allen afzonderlijk onderwijs geven moet, die daarvoor dus wel den ganschen dag noodig heeft, is een salaris toegekend van 300 Laat die onderwijzer bezield zijn met den meesten lust, met onbezweken ijver boven de noodige bekwaamheid; laat hij zich geheel aan waakte niet met lagchenden blik en teedere zorg vuldigheid aan zijn bedje. Prell werd alleen door geldbelang geleid en had meer de ligchamelijke ont wikkeling van het kind in het oog, dan het welzijn zijner kleine ziel. Alleen de pleegmoeder werd hem meer en meer genegen. Eigen ongeluk wekte in haar hart de kiem van medelijden, dat weldra in liefde veranderde, hoe meer zij zelf van de ruwheid van haren echtgenoot leed. Prell hield het kind nu voor de oorzaak, dat zijne vrouw zich van hem afwendde, zag het met seheele blikken aan en spaarde het zelfs geene ligchamelijke mishandelingen. Ongelukkige tijdsomstandigheden deden den arbeid in de fabriek, waarin Prell werkte, stilstaan. Er opende zich te Leipzig een beter vooruitzigt voor hem en hij verhuisde met vrouw en kind derwaarts, terwijl de baron beloofdehet verpleeggeld regel matig aan hem te zullen zenden. Prell verkeerde in de meening, dat de kleine een eigen, natuurlijk kind van de baron was. Waarom toch zou hij anders een betrekkelijk ruime som voor de opvoeding van dit kind betalen, daar hij als een kniesoor bekend stond! het onderwijs der ongelukkigen willen wijden, hij moet toch leven, en men zal hem niet vergen, dat hij met dat groote salaris in elke behoefte- ook in die aan zijnen stand en betrekking ver bonden, zal voorzien. Het natuurlijk gevolg is, dat hij andere mid delen zoekt, om zijn bestaan te verbeteren en dat hij minder tijd aan de gevangenen wijdt, omdat hij meerdere uren van den dag productief moet maken. En stellen wij ons nu voor, dat die onderwij, zer slechts enkele minuten (hij heeft dan toch nog uren noodig om bij allen werkzaam te zijn) bij de gevangenen vertoeven kan; bij gevangenen, die soms niets, volstrekt niets geleerd hebben; bij menschen die meer dan andere leerlingen noodig hebbenwelke vrucht zal het onderwijs dan kun nen opleveren? Waarlijk, hier is geen breed betoog noodig. Ieder gevoelt, dat onder zulke omstandigheden de on derwijzer verdrietig werkt, de leerling weinig of niets profiteert; dat het geld van den staat wordt weggeworpen en dat de klagt over weinig vrucht van het onderwijs, terug valt op De regeering moge bezwaar maken, om zoo vele gelden aan te vragen, om op de regte wijze in de behoefte te voorzien, maar zij vrage dan ook geene tonnen gouds voor gevangenissen, die een stelsel in toepassing moeten brengen, maar eigenlijk eene bespotting van dat stelsel zijn. Wij herhalen, en wel op grond van eigen erva ring, de bedoelde vrucht blijft alleen achter, om dat het onderwijs niet is, wat het wezen moet, en geen schrale schatkist geeft het regt, om laauw- heid in het behartigen van de zedelijke belangen der natie, door een beroep op vruchtelooze pogin gen, te verschoonen. De minister heeft ook eene beschuldiging in- gebragt tegen de onderwijzers. „Aan hunne min dere geschiktheid is in hoofdzaak, zoo sprak hij, (Bijbl. bl. 45,) toe te schrijven, dat de toestand van het onderwijs zoo slecht is; het zijn oude, afgeleefde menschen." Wederom rijst de vraag; maar aan wie daarvan de schuld Het is er verre van af, dat wij de on derwijzers, die in de dienst grijs geworden zijn, onmeedoogend zouden willen verwijderen. Hunne verdiensten, een leven in moeijelijke betrekking, in gestadige inspanning doorgebragt, en het goede, dat zij mogten stichten, dat alles moest hun een waar- borg zijn, dat zij in hunnen ouderdom boven alle knellende zorgen zouden verbeven worden. Maar zijn zij ongeschikt geworden voor hunne taak dan is het ongeoorloofd hun die langer toe te ver- Zoo verliepen er meerdere jaren. Het kind ont wikkelde naar ligchaam en ziel. Gods oog waakte ofschoon de knaap dikwijls veel lijden moest, even als zijne pleegmoeder, terwijl Prell zijne onordelijke levenswijze voortzette. De Duitsch-Deensche oorlog brak uit; de bonds- armee rukte in HolsteinPruissen maakte een ge deelte zijner troepen mobielen zoowel de baron als Prell werden opgeroepen: Fernau als hoofdman Prell als onderofficier bij dezelfde compagnie, waar over de eerste het bevel voerde. Beiden vertrokken met het expeditieleger en rukten later mede in Schleeswijk. Prell's echtgenoote was nu aan zich zelf over gelaten. Zelfs het geringe aandeel in het handgeld van haren man, dat zij eigenlijk moest genoten hebben, was haar onthouden. Er kwam ook geen verpleeggeld meer in en weldra kwam er menigen dag, dat zij naauwelijks brood in huis had. De kleine Frederik Dorner moest meerm alen hongerend naar bed gaan. Er bevond zich te dien tijde te Leipzig een lied er-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 1