Bijblad van de Goessche Courant,
RAAD DER GEMEENTE GOES,
van DING SI) AG 30 NOVEMBER 1869,
No. 95.
OPENBARE VERGADERING
van den
op Woensdag den 24 November 1869
des avonds ten 6 ure.
Punten van Behandeling
I. Notulen.
II. Voorstel van den heer Verhagen, tot benoeming eener com
missie, in zake de faecale stoffen.
III. Mededeeling van ingekomen stukken.
IV. Onderzoek der geloofsbrieven van dr. G. T. Callenfels.
V. Verordening tot heffing van begrafenisregten.
VI. tot invordering van idem.
VII. Voorbereiding van de nieuwjaars-commissie.
VIII. Benoeming van een lid in het bestuur van het Gasthuis.
TX. der leden van de commissie vaD classificatie
der minvermogende schoolkinderen.
X. Adres van den aannemer der vergrooting van de openbare
school der le klasseom remissie van de boete voor te
late oplevering met advies van den bouwmeester.
XI. Af- en overschrijving op de begrooting voor 1869, voor
de jaarwedde van den hulponderwijzer aan de school
der 2e klasse.
XII. Aanvrage om een crediet voor het aanschaffen van mate
rieel tot vernieuwing der bevolkingsregisters.
XIII. Inrigting van een badlocaal in het gasthuis.
XIV. Voorstel van burg. en weth. omtrent de jaarwedde van
den Sasmeester en diens knecht.
XV. Suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag 1869.
XVI. Idem der belasting op de honden.
XVII. Verzoek van dr. van Renterghem, omtrent den directeur en
een leeraar der hoogere burgerschool.
Tegenwoordig acht leden en de secretaris. Afwezig met ken
nisgeving, de heeren Eransen van de Putte en mr. de Knokke
van der Meulen.
I. l)e notulen der vorige vergadering van den 22/23 October
worden gelezen.
De heer Verhagen doet opmerken dat hij bij de bespreking
der begrooting wel zijn genoegen heeft te kennen gegeven over
de bezuiniging, die op de kosten der griffie gemaakt ismaar
niet over bezuiniging in het algemeenzoo als in de notulen
staat uitgedrukt.
De Voorzitter zegt, dat bij het schrijven der notulen wel wordt
in acht genomen, om in algemeene trekken weer te geven, wat
door de leden gesproken wordtdoch dat men daarbij te groote
wijdloopigheid vermijdt, te meer, daar er toch een zeer duidelijk
verslag van de raadsvergaderingen in deze gemeente wordt uit
gegeven. Spreker meentdat meer in het algemeen de tevre
denheid over bezuiniging is uitgedrukt.
De heer Verhagen antwoordtdat speciaal van de griffie is
gesproken. Ware dit niet zoo dan zouden de opmerkingen der
commissie in haar rapport strijdig daarmee wezen.
De heer van den Bosch erkent ookdat de opmerking omtrent
de bezuiniging niet de begrooting in het algemeenmaar het
personeel der griffie goldt.
De Voorzitter zegtdat het door hem aangevoerde moet be
schouwd worden als inlichting, niet om tegen te spreken, doch
dat hij zich geene aanmerkingen omtrent andere postenals of
daarbij geen bezuiniging is in acht genomen, kan herinneren.
Het verzoek van den heer Verhagenom nog op te nemen
dat de opmerking van bezuiniging alleen op de griffie betrekking
had, wordt in rondvraag gebvagt en aangenomeu met 6 stemmen;
tegen de heeren Kakebeeke en de Voorzitter.
De notulen wordenalzoo aangevuld daarna goedgekeurd.
II. De Voorzitter zegt, dat hij, naar aanleiding der notulen,
nog een woord tot den heer Verhagen moet rigten en wel omtrent
zijne opmerking ten aanzien van het meer productief maken van
den modder uit de vest. Hij verzoekt dien heer, in eene volgende
vergadering zich ten dien opzigte nader te willen verklaren, meer
bepaald omtrent het doeldat hij zich met de door hem ge-
wenschte commissie voorstelt.
De heer Verhagen verklaart zich bereid dit dadelijk te doen
en geeft te kennen dat tijdens de behandeling der begrooting
bij de finantieele commissie het rapport van het departement Goes
der Maatschappij van Nijverheid door hem werd ter sprake ge-
bragt en in bedenking gegeven qua commissie, een voorstel te
doen om een commissie te benoemen tot onderzoekof zoowel
uit een geldelijk als uit een hygiënisch oogpunt geene betere
behandeling der faecale stoffen kon plaats hebben. Hij ontwik
kelt vervolgens nog zijn gevoelen en vertrouwt dat de zaak daar
door in algemeene trekken is kenbaaar gemaakt.
De Voorzitter vraagt den secretaris of deze het voorstel geno
teerd heeft.
Dc Secretaris leest daarop -. „De heer Verhagen stelt voor, eene
commissie te benoemen van drie leden uit den raad, met bevoegd
heid zich deskundigen toe te voegen, om den raad te dienen van
berigt en voorstel, tot het meer productief en aan de hygiene
bevorderlijk maken van de faecale stoffen."
Dc h corzitter dankt den heer Verhagen cn zegt, dat dit voor
stel bij burg. en weth. zal behandeld worden.
III. Wordt mededeeling gedaan
1°. dat zijn ingekomen:
a. 2 missives van HH. ged, staten, tot mededeeling hunner
goedkeuring op het bedrag der jaarwedde van den benoemden
hulponderwijzer aan de school der 2® klasse en op het verleenen
van het subsidie astti liet gasthuis over 1870;
b. missive van de commissie van kasernering, houdende kennis
geving, dat de heer jhr. mr. J. J. Potnpe van Meerdervoort
zitting heeft genomen als lid, en de heer O. C. van den Bosch
is benoemd tot president dier commissie;
c. Lenige staatsbladen, die bij de verzameling zullen gevoegd
worden
2°. dat B. M. den Boer bij brief aan burg. en weth., ver
zocht heeft, zijn dank aan den raad te betuigen, voor de remissie
der boete voor te late oplevering van de onderhoudswerken der
openbare gebouwen
3<>. dat den 22 November jl. de boeken en kas van den ge
meenteontvanger zijn opgenomen en in orde bevonden.
De ontvangsten beliepen142,824.75
De uitgaven125,852.09
Zoodat meer ontvangen dan uitgegeven is. 16,972.66
waar af het kwaad slot der rekening over 1867. - 1,506.99»
Blijft15,465.66»
I\'. De Voorzitter benoemt eene commissie tot onderzoek der
geloofsbrieven van dr. G. T. Callenfels, als lid van den raad
bestaaude uit de heeren Verhagen Nortier eu jhr. mr. Pompe
van Meerdervoorten schorst de vergadering tot na afloop van
dit onderzoek.
De commissie verwijdert zich en brengt na hare terugkomst
bij monde van den heer Verhagen rapport uit, concluderende tot
toelating, conforir^ welke conclusie wordt besloten.
V. Alsnu is aan de orde de verordening tot heffing van be
grafenisregten enz.
Het ontwerp en de memorie van toelichting worden door d?n
Voorzitter gelezen met mededeeling, dat beide, door de finan-
tiele commissie zijn onderzocht, en deze een rapport heeft uit-
gebragtstrekkende, cm de verordening behoudens een voorstel
tot wijziging van art. 6 (zie hieronder) aan te nemen.
Niemand over de algemeene strekking het woord verlangende,
wordt tot de artikelsgewijze behandeling overgegaan en art.
15 zonder stemming aangenomen.
Bij art. 6 heeft de fin. commissie voorgesteld te laten weg
vallen de volgende zinsnede
„In de graven, waartoe men het regt (om, met uitsluiting van
anderen, in te begravenverkregen heeft, kunnen de lijken van
den regtverkrijgende en zijne echtgenoote, alsmede die van zijne
kinderen en behuwdkinderen, en ook kleinkinderen, zoo eigene
als aangehuwde, begraven worden."
Dc Voorzitter zegt. dat burg. en weth. bezwaar hebben in
de aanneming van dit voorstel. Vooreerst is dit altijd hier ge
bruik geweest, en ten tweede zien zij er ook geen te bezwarende
voorwaarde voor den regtverkrijgende in.
De heer van den Bosch licht het voorstel toe. De commissie
heeft gemeend, dat zulk eene voorwaarde te beperkend voor den
regtverkrijgende zou zijn. Er kunnen omstandigheden voorkomen,
b. v. dat een broeder of zuster ten zijnen huize komt te over
lijden, die het verlangen doen geboren worden, om ook voor
anderen dan in de regte linie van zijn regt gebruik te maken.
De gemeente zal er geen schade door lijden, want bet gewone
regt van begraven wordt toch voldaan.
De Voorzitter meent eene begripsverwarring te bespeuren. Men
verkrijgt op het graf geen eigendomsregt, maar slechts een be-
graafregt. Het is er mede, als met een zitregt in de kerk
men koopt niet den stoel of- de bank, maar erlangt het regt, om
er op of in te zitten, en ook dat regt wordt maar geprolongeerd
in de regte lijn. Bovendien heeft de bepaling in het ontwerp
der verordening dit voordeel, dat zij bevorderlijk is in de op
sporing van vroeger overleden personen, die men anders te ver
geefs elders zon zoeken, want van ieder lijk dat in een graf
geborgen wordt, geschiedt aanteekening. Hij gelooft, dat het
verkeerd zou zijn, de bepaling uit de verordening weg te laten.
Hij staat echter niet op het behoud, maar wil toch nog zeggen,
dat hij niet kan denken, dat iemand, hoofd van een gezin, er
op gesteld zou zijn, een vreemde in zijn familiegraf te begraven.
De heer Verhagen zegt, dat de zaak hij de commissie ampel
is besproken. Men zag er eeuige hardheid in, om iemand, die
regt heeft op een graf, te beperken in de bevoegdheid, om er
in te laten begraven, wie hij wil, hetgeen, b. v. met zoogenaamde
aangenomen kinderen, tot veel leedgevoel zou kunnen aanleiding
geven. De Voorzitter heeft zelf gezegd, dat maar zelden een
vreemde in een familiegraf zou begraven worden. I)it is in het
voordeel van het voorstel der commissie. Dat enkele geval kan
zioh voordoen en daarom wil spreker het voorstel handhaven.
De Voorzitter geeft toe, dat het door hem gesprokene in het
voordeel der commissie is, maar gelooft, dat men om een excep
tioneel geval geen verandering in eene verordening moet bren
gen. En dit te meer, daar het eene bepaling geldt, die reeds
lang van kracht was, en waartegen hem nooit eenige bedenking
is bekend geworden.
De heer Verhagen wil wel toestemmen, dat geene beden
kingen aan den voorzitter zijr. bekend geworden, want als een
kwestieus geval zich vcordcet, vervoegt de belanghebbende zich