JSP 93. Dingsdag 23 November. 56ste jaargang. VIJFDE ALGEMEENE VOLKSTELLING. GEMEENTE-RAAD te GOES, GOESSCHË coihAvr. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal ƒ1,75, fr. p.p. 1.90 Afzonderlijke nommers 5 c.met bijblad 10 c. Gewone advertentiën worden 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels 5, J 1, Dienst-aanbiedingenniet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. OPENBARE VERGADERING van den ten raadhuize aldaait OP WOENSDAG DEN 24 NOP EMBER 1869, des avonds ten 6 ure. Punten van behandeling. Mededeeling van ingekomen stukken. I. Onderzoek der geloofsbrieven van dr. G. T. Callenfels. 3. Verordeningen tot heffing en invordering van begra- fenisregten. 4. Voorbereiding van de nieuwjaars-commissie. 5. Benoeming lid van het bestuur van het Gasthuis. 6- der leden van de commissie van classi ficatie-scholen. 7. Adres van den aannemer der vergrooting van de open bare sc'.ool der le klasseom remissie der boete voor te late oplevering, met advies van den bouwmeester. 8. Af- en overschrijving op de begrooting voor 1S69, voor de jaarwedde van den hulponderwijzer 2e kl. 9. Aanvrage om een crediet voor het aanschaffen van materieel tot vernieuwing der bevolkingsregisters. 0. Inrigling van een badlocaal in het gasthuis. 1. Voorstel van burg. en weth. omtrent de jaarwedde van den Sasmeester en diens knecht. 2. Suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag. 3. van de belasting op de honden. Beli.ond.tr! a Is ng. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, bren- en ter openbare kennis, dat in de volgende week een aan- ang zal worden gemaakt met het uitreiken der biljetten oor de vijfde algemeene volkstelling, die op den 1 Decem- ir van dit jaar moet plaats hebben. Zij herinneren de ingezetenen aan artikel 4 van het konink- ijk besluit van 9 Junij 1869 (Staatsbl. no. 103) waarbij aan ■der hoofd van een huisgezin de verpligting is opgelegd, e biljetten die voor zijn huisgezin of de inwonende per- onen worden uitgereikt, met de namen der leden van zijn ezin naauwkeurig, volledig en volkomen naar waarheid in te uilen of te doen invullen, en dat op de niet nakoming ier verpligting eene boete van tien tot honderd gulden bedreigd. Voorts maken zij bekend, dat de heer H. G. HARTMAN, Jz. ecretaris dezer gemeente, is belast met de hoofdleiding der olkstelling, kunnende ter secretarie alle inlichtingen ge raagd worden, die men zou vermeenen te behoeven. Goes, den 20 November 1869. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, II A R T M A N. De Hagenaars hebben, in de vorige week, een vrolijken dag gevierd en van alle kanten zijn de menschen toegestroomd, om aan de pret deel- tenemen. Optogten, illuminatie, volksspelen en reeds de groote zamenvloeijing van menschen om welke reden ook, lokken gewoonlijk sterk, en als dan nog het weder eenigzins gunstig is, dan natuurlijk is de feestvierende schare groot en het rumoer luid en veel. Waarom die pret? Want zoo mag men het wel noemen, als men zich op het standpunt der feestvierenden plaatst. Er werd een monument onthuld, althans voor zoover het nog bedekt was, een monument waarvan vóór zes jaren reeds de grondslagen werden gelegd. De voorspoedige vol- tooijing was dus geene oorzaak van vreugde. Dat monument werd opgerigt uit giften, wel van alle kanten uit het vaderland, door armen en rijken bijeengebragt, maar omdat de giften niet ruimer waren kon het niet zoo zijn, als de oorspronkelijke ontwerpers wel hadden gewenscht. Dat monument gaf van den eersten oogenblik af aanleiding tot harrewarren. Sommigen vonden andere modellen veel beter, klaagden over par tijdigheid bij de keuze, en nog zwijgen de stem men niet, die zich verheffen tegen denkbeeld en uitvoering. Dat monument, dat boven alles onze nationa liteit moet verheffen en onzen nationalen zin doen uitkomen, werd ten deele zamengesteld door vreemde hand. Terwijl Nederland roem draagt op zijn vooruitgang in kunst en wetenschap, werd aan een vreemdeling opgedragen, om hier een monument te versieren, ter eere van Neder lands magt en zelfstandigheid. Was er reden, om bij de onthulling van dat monument zulk een luiddrnchtig en kostbaar feest te vieren Indien niet reeds voor weken ontzettende moeite was aangewend, om de gemoederen opte- winden, om het gemeentebestuur in beweging te stellen om door het uitzigt op pret de schare voortebereiden, dan waarschijnlijk zon het Haag- sche Willemspark en de geheele hofstad Woens dag die menigte niet hebben gezien. Het was noodig, om door allerlei middelen de menigte te overtuigen, dat zij geen feest vieren moest, van wege de onthulling van dit, monu ment, maar dat zij bij die gelegenheid, den ver jaardag van Nederlands herboren vrijheid moest gedenken. Om naar aanleiding van dat monument feest te vieren was te dwaas, integendeel de aandacht moest door feestgedruisch daarvan afgeleid worden en de pret moest schijnbaar althans eene betere aanlei ding hebben. En de Hagenaars, in j/^reeniging met een tal van nieuwsgierigen en pretmakers, vierden feest luid en veel, tot diep in den nacht. Als wij zoo van die feestviering spreken, dan weten wij, dat men daaruit aanleiding nemen zal, om ons te beschuldigen van onverschillig heid voor Oranje, voor onze schoonste herinne ringen. Wij laten gaarne hem, die het verkiest, dat genoegen, om ieder nationaal feestlied door een wanklank van verdachtmaking en miskenning te bederven. Maar wij protesteeren tegen eene be schuldiging, even ongegrond als liefdeloos. Onze vaderlandsche feesten zijn ons te dierbaar; met geestdrift herdenken wij alles wat de ge schiedenis van een droef maar schoon hersteld ver leden zegt; wij stellen de weldaden door Oranje aan Nederland aangebragt, op den regten prijs; maar wij weten niet, waarom dit jaar zooveel meer beteekenis moest worden gehecht aan een herinneringsdag, die telken jare met dankzegging en gepast vreugdebetoon moest worden gevierd. Er was nu niets meer, niets anders dan ten vo rigen jare was of in een volgend jaar zijn zal. Of was het zoo feestelijkdat er zes jaren noodig waren, om het gedenkteeken opterigten door eene dankbare natie? Waarom niet liever jaarlijks een gepast volks feest op dien dag, dan zoo eens een dag van groote kosten en uitspatting? Zulke terugkeerende dagen zijn uitnemend geschikt, om vaderlandsche herinne ringen te bewaren bij het volk, zijn de juiste ge legenheden om volksvermaken te geven, die de onzinnige kermis en andere zoogenaamde vermaken moeten verdringen Wij hebben met blijdschap den feestdag begroet, die aan eene nieuwe geboorte van ons volksbe staan herinnerde, maar de 17 Nov. 1869 was ons niets meer, nu daarop dat monument onthuld werd. En als wij nu nog eens van dien dag spreken, dan is het, om de herinnering levendig te houden aan eene der schoonste bladzijden van onze geschiedenis, aan een oogenblik in het. leven onzer natie, dat steeds levendig in de gedachte moet zijn, ook zonder dat steen en brons daarop wijzen. Wij hebben daarom een hartelijke wensch voor ons volk. Mogt het zich steeds de verkregen onafhankelijkheid waardig toonen, en door waren vooruitgang de vrijheid, waarvan het geniet, op de regte wijze gebruiken. Mogt de band tusschen vorst en volk, tusschen Nederland en Oranjeeen prikkel voor beiden zijn, om Nederlands kracht te versterken, zijn bloei te bevorderen, zijn roem te verhoogen. En als de hand des tijds, het schoon, dat nu misschien aan het opgerigte mo nument te vinden is, zal hebben weggevaagd, moge de deugd, de kracht, het welvaren van Neerlands volk, voor alle volgende geslachten, im mer luider getuigendat zij niet vergeefs gearbeid hebben, die in 1813 den grond tot ons vernieuwd volksbestaan hebben gelegd. BI1MMENLANDSCHE BERIGTEN. GOES, 22 November 1869. De leden van de eerste kamer der staten ge neraal zijn ter vergadering bijeengeroepen tegen a. s. Donderdag 25 November, 'savonds half acht uur. De kamer is gelukkig door den arbeid voor Indie heen geraakt en heeft ook het andere deel der begrooting voor de kolonie aangenomen. De heeren Blussé en van Naamen stelden een amen dement voor, waarvan de strekking was, om de discussie te beperken. Sommige leden, meest die der oppositie bestreden dit, evenzeer als het regee- ring8 voorstel. De minister had geen lust om amendement overtenemen, daar het, zoo hij meende, zijn beginsel omverwierp. Het debat was levendig en van beide zijden werd met warmte gestreden. Vooral de minister, verdedigde zjjn stelsel uitvoerig, krach tig en duidelijk, terwijl anderen nog al eens in herhaling vielen van bekende argumenten. Ten slotte werd art. 2 van het regeerings ontwerp met 55 tegen 11 stemmen verworpenhet amendement Blussévan Naamen werd aangenomen en daarna ook het geheele wetsontwerp op de middelen, zoo dat na een strijd van 13 dagen de Indische begroo ting afgehandeld is. De Tweede Kamer der Staten-Generaal zon heden ten half 4 ure eene zitting houden. Men verwacht dat alsdan de dag der beraadslagingen over de ont werpen der staatsbegrooting voor 1870 zal wor den bepaald. (Per telegraaf.) De regeering heeft geantwoord op de al gemeene politieke beschouwingen omtrent de staatsbegrooting en blijft van meening, dat eene verandering van het belas tingstelsel grooten invloed hebben zal op het getal kiezers door het geheele land. Zij blijft onnoodig achten nu reeds een voorstel tot verhooging der belastingen te doen. De dienst over 1869 zal tusschen 212 ii 3 miliioen meer dan in 1868 of dan bij de raming verwacht was, opleveren. In den loop der zitting zal een wetsontwerp ingediend wor den, waarin alle onderwerpen worden aangewezen, waarvoor leening noodig zal zijn. De minister zal nu niet in breed voerige ontwikkeling van zijn plan tot belastingshervorming treden. Eene rentebelasting is onraadzaam en onnoodig; eene inkomstenbelasting heeft met groote vooroordeelen te kampen, weshalve men de toevlugt moet nemen tot par- lieele beschikkingen ea verplaatsingen van lasten. De mi nister van justitie zal eerlang een wet op de tienden indienen. Den 17 November werd te 's Hage het monument onthuld, opgerigt uit de bijdragen der natie, ter herinnering onzer herkregen onafhankelijkheid in 1813. Ontbrak ons voor en in ons vorig nommer tijd en plaats tot eenig berigt daaromtrentwij willen onze lezers eene vlugtige schets van de feestviering niet onthouden, al moeten wij erkennen, dat het geene feestviering was, zoo als wij meenen, dat zij had behooren te zijn. Reeds in de morgenuren had de residentie een buitengewoon aanzien, door de versieringen van win kels en straten, door de tallooze vlaggen en voor bereidingen tot de illuminatie, die 's avonds zou plaats hebben. Daarbij gaven de ontelbare scharen van vreemdelingen, die met publieke en particuliere reisgelegenheden naar den Haag stroomden eene onge kende drukte. Te half tien ure werd in de Groote kerk een dankstond gehouden. Ds. Ruitenschild sprak naar aanleiding van 1 Kron. XI 113 over de zalving van David tot koning van Israel, met toepassing op dc gebeurtenissen van 1813.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 1