1889. .A? 88. Vrijdag 5 November. 56ste jaargang. Bij dit nommerj behoort het slot van het ver slag van het verhandelde in den gemeente-raad op Vrijdag en Zaturdag 22 en 23 October, betreffende de discussiën over de Gemeente-Begroeting voor 1870. goessche De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,75, fr. p. p. 1.90 Afzonderlijke nommers 5 c., met bijblad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst: Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels h J 1, Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken welke mn als ingezonden wenscht opgenomen, ïfoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. De groote meerderheid der kerkelijk ortho doxe partij heeft zich onttrokken aan de mede werking tot oprigting vail een schoolverbond. Zij verliet daarom de vergadering, in de vorige week te Utrecht gehouden, nadat haar voorstel was afgewezen, om al aanstonds te bepalen, dat men nooit schoolpligtigheid of kosteloos onderwijs opnemen zou, onder de middelen Lot bestrijding van schoolverzuim. Die handeling is door de meesten sterk afgekeurd en men heeft het betreurd, ja zelfs zich verwonderd, dat reeds zoo spoedig de onmogelijkheid gebleken is, om zamentewerken met eene partij, die, vooral bij de massa, grooten invloed uitoefent, en haren grootsten steun heeft in de schare, voor wie het onafgebroken onder wijs wel in de eerste plaats behoefte is. Wij achten het meer te bejammeren, dat deze partij bestaat en woelt en wroet, dan dat wij hare onthouding van het schoolverbond betx-euren. Men kent haar toch genoeg, om te weten, dat op den duur geene zamenwerking met haar had kunnen bestaan, en bij zoo groote ongelijkheid van be ginselen zou men teregt, zooals het ook te Utrecht "~gënbrémcris7 vaa-ê$H monsterverbond hebben kun-„ nen spreken. Het komt ons voor, dat die partij in dezen eens eerlijk gehandeld heeft. Zij heeft terstond de voor waarden gesteld, waarop zij zou kunnen rnede- werken, en terwijl zij ï-ondweg verklaarde, wat zij wilde, heeft zij openlijk zich teruggetrokken, toen het bleek, dat liare meening door de meerderheid niet werd gedeeld. Men moge zich volstrekt niet kunnen vereenigen met hare grondstellingen; men moge zich geërgerd hebben aan sommige heftige woorden, door haren aanvoerder, ds. Kuiper, ge sproken, maar te ontkennen is het niet, dat zij met open visier is opgetreden en consequent met haar beginsel gehandeld heeft. Die consequentie prijzen wij niet minder. Zij is wel natuurlijk, maar zij wordt niet altijd gevonden. Te regt begreep de partij van ds. Kuiper, dat, zoo het schoolverbond slagen zou in zijn plan om schoolver zuim tegen te gaan, het onderwijs op alle mogelijke wijze gemakkelijk moet worden gemaakt, en dat dus kosteloos onderwijs al spoedig op den weg van het verbond liggen kon. En immers, die partij wenscht in de eerste plaats duur onderwijs (al thans zoolang de bijzondere scholen niet gefavori seerd worden). Reeds het enkele denkbeeld van kosteloos onderwijs móet een doodschi'ik gejaagd hebben door de leden der vergadering, die, zoo als men dat in Goes zoekt, dagelijks roepenlaat toch veel voor het onderwijs betalen. Daarenboven, uitbreiding van onderwijs wordt door de mannen van die kleur slechts verlangd, voor zoover dat onderwijs blijft binnen de grenzen door de kerk zoogenaamd voorgeschreven, of liever, door de feer- kelijk-orthodoxe partij geëischt. De milde, vrije geest, die in het denkbeeld van het schoolverbond spreekt, is zoo geheel in strijd met het karakter der partij, door ds. Kuiper te Utrecht, in het vuur gebragt, dat zij niet zonder verloochening van haar bestendig kenmerk, met de mannen van het schoolverbond had kunnen zamenwerken. Voor het welslagen van het verbond gelooven wij ook, dat deze loop van zaken zeer gewenscht mag worden genoemd. Nu het eenmaal zeker is, dat met zekere magten geene zamenwerking mogelijk is, zou iedere poging slechts oponthoud geven, en zeker ook de gewenschte krachten verlam men. Men staat nu opveel zuiverder bodem want, hoezeer wij elke poging tot vereeniging en verbroedering toejuichen, men make zich geene T li u si en van een verbond tusschen zooveel onge lijksoortigs, eïr hefc-knoeijen en modderen en plooijen om, zooals men zegt, ffboeYbifëlkaar te houden, is steeds het middel, om de beste zaken te doen mislukken. Wij stellen ons dan ook weinig voor van dat blijven van enkele voorstanders der Christelijk- nationale-schoolzooals men in zeer nederigen term gewoon is die te noemen. Zij zijn gebleven, om de kat uit den boom te kijken, maar indien zij opregt vereenigd zijn met de beginselen, door hunne weggeloopen confrères beleden, dan verdwijnen zij langzamerhand evenzeer, hetzij metgedruischofmet stillen trom. En wat zal het baten, dat men nu nog eenige pogingen doet, om die achtergebleven antipoden aan het verbond verbonden te houden. De uitkomst zal wel leei-en, dat men, om ze niet te verliezen, toegeven moet en eigen beginsel ver zaken, of dat ze al spoedig de nu reeds uitge wekenen achterna zullen gaan. Op het kerke lijk gebied heeft zich voor lang hetzelfde vertoond. Een deel der orthodoxe partij zou voor geen coup d'état terugdeinzen. Het duurt haar te lang eer zij het oppergezag in handen heeftzij wil stor menderhand voort. Dat zijn de mannen van ds. Kuiper, die ook op het gebied van het onderwijs zouden willen doortasten. Hun plan de campagne omvat beiden, kerk en school; beiden tegelijk moeten onder hun gezag gebragt worden. Een ander deel is meer sluw en vooi'zigtig. Het begrijpt, dat eene te krachtige, openbare han deling reactie verwekken zouhet wil zich liever langzaam maar zeker van het regeerings beleid meester maken, en blijft zoolang mogelijk aan den in haar oog onzuiveren toestand zich aan sluiten, in de hoop, dat zij daardoor de hand dieper in het hervormingswerk zal kunnen bren gen,. dat zij de zaken gemakkelijker en zonder zooveel tegenstand, naar eigen zin zal kunnen regelen. Yan dezen schijnt te Utrecht de heer Nahuijs de aanvoerder te zijn geweest! Beide fractien van denzelfden bond hebben één doel, zij verschillen slechts in de middelen die zij aanwenden. De eene is heftiger dan de an dere, doortastender, ongeduldiger1, maar zij houdt ook minder achter, en stoot zij, misschien wat on barmhartig, de hand, die haar toegereikt wordt af, zij doet onwillekeurig vragen: of niet de be paalde weigering boven een schijnbaar medewer ken te verkifBüPï^^ff voor eene jeugdige stich ting, zooals het schoolverboiiö, de bekende vijand, wel zoo gevaai-lijk is, als de vriend, wiens op- regtheid minstens twijfelachtig is BliV^ESMLAMDSCHE BERiGTEN. GOES den 4 November 1869. De zittingen der tweede kamer zijn Dingsdag 11. weder geopend. De voorzitter laat mëdedeeling doen van een drietal wetsontwerpen, die bij de kamer zijn ingekomen en deelt mede, dat het eind-verslag gereed is over de wets ontwerpen tot vaststelling der Indische begrooting. Hij stelt voor de beraadslagin gen daarover te openen Donderdag 4 November des morgens ten 11 ure waartoe door de kamer beslo ten wordt. Verder wordt medegedeeld, dat ook het eind-verslag over eene onteigenings-wet voor den spoorweg VenloPruissiscbe grenzen gereed is; zul lende de beraadslaging daarover nader worden be paald. Per telegraaf.) Heden zijn de discussiën over de Indische begrooting in de tweede kamer aangevangen. De heeren Mirandolle, van Eek, Sloet, van LijndenNierstrasz, Sypcstein, 's Jacob en Hasselman en de mi nisters van koloniën en van finantiën hebben het woord gevoerd. Het debat liep meest over de bekende algemeene punten, in het verslag der afdeelingen vermeld. Morgen voortzetting. FEUILLETON. VERLOREN EN GERED. II. {Vervolg) Het scheepsvolk op de „Boodbaard" was niet weinig verwonderd, toen kapitein Houtman met eene gesluijerde dame aankwam, die hij dadelijk naar de kajuit geleidde. De patroon hield echter van geen gekscheren en wist de af stand tusschen hem en zijn volk goed te bewaren. Van daar, dat geen van ditook slechts de geringste vraag naar de vrouwelijke passagier durfde te doen. „Hebt gij haar gezien?" grinnikte de zwarte Wolf, een oude matroos, tegen den stuurman Brox. „Hm 1 hm 1 bromde deze, een brave ziel, die menige reis achter den rug had. „Ik geloof dat onze oude roman tisch geworden is en een liefje heeft geëngageerd." „Misschien tegen de verveling. „Als zijne vrouw aan land het evenwel wist „Hm, hm!" „Die zou in het geheel niet vriendelijk kijken." „Hm, hm! het ding wil er bij mij niet in." „Dat behoeft ook niet, laat het er buitenDe patroon zal het wel alleen klaar spelen, oude jongen Een ding wilde ik wel wetenof het dametje mooi is. Men kon geen streepje van hare vlag zien „Hm, hmeen jong, mooi meisje zal zich niet aan zoo'n oude leelijke bark, als onze patroon is, vergapen." „Wie weet hetMogelijk was er wat klinkends bij de aanwerving." „Hm, wat gaat het ons aan 1 Zij zal ons niet in den weg loopen, en de patroon kan doen wat hij wil." Daarmede eindigde dit gesprek. Het allernieuwsgierigste was de kok, wien de kapitein zeide, dat hij voor de dame, die in de kapiteins kajuit woonde, steeds de volle kost, als voor den kapitein zelf, bezorgen zou. Schouten was brutaal genoeg, om te vra gen, wie de dame was. „Eene bloedverwante, die mede wil varen," antwoordde de patroon kortaf, en dat was alles wat de nieuwsgierige kok vernam. Hij troostte zich intusschen met het voor uitziet, de dame zelf te kunnen spreken, als hij haar het eten bragt en na hare behoeften zou vragen. De kapitein had nog denzelfden avond met de geheim zinnige een langdurig onderhoud, en van toen af was hij geheel voor haar gewonnen, verzekerde haar eene krachtige bescherming, en bejegende haar met de grootste achting en hoffelijkheid. De dame dwong overigens zelve achting af. Zij was 22 of 23 jaren oud, zeer schoon, had een ietwat lijdend uit- zigt en was zeer voornaam in hare houding en hare manieren. De kok was getroffen, toen hij een zoo jong en schoon wezen bij daglicht zag. Hij had zich echter bedrogen in zijne meening, iets van haar te vernemen; al zijne vleije- rijen waren niet in staat de tenighoudenheid der vreemde te verbreken. Voor de overigen werd de dame in den eersten tijd niet zigtbaar, zij kwam in het geheel niet op het dek. Allen bemerkten intusschen, dat er met hunnen patroon ccne groote verandering had plaats gehad. Terwijl hij vroeger, naar zeemansmanier, wel eens een kragtig woord of een vloek in zijne redenen gevlochten had, maakte hij nu een bijna komischen indruk, als hij alle moeite deed ieder vloek woord te laten en zich van een bezadigden spreektrant te bedienen. De scheepslieden begrepen de oorzaak volkomen, toen de dame eindelijk, na ongeveer veertien dagen, somtijds op het dek verscheen, om frisscke lucht in te ademen. Zij was zoo zacht, vroom en innemend in haar wezen, dat het den ruwen scheepslieden voorkwam, als ware zij een engel, die de bemel gezonden had, om door hare ver schijning de eentoonigbeid op het schip af te wisseleD. Geen een waagde het op de oude, ruwe wijze of zelfs hard op te spreken, zoolang de dame in het gezigt wa3. „Wilt gij wel gelooven," zeide de zwarte Wolf tot den stuurman, „dat wij in het geheel niet meer naar den vaste wal verlangen zouden? Men denkt, dat men in het paradijs is, als men deze vrouw in de blaauwe oogen ziet." „Hm, hm I" meende de oude Brox. Hij had zijn „levens dagen" niet zoo'n lief „wijfje" in het gezigt gehad. Na circa vijf weken kwam echter de vreemde niet meer te voorschijn. Ongesteldheid deed haar in de kajuit blijven. De kapitein bezocht haar dagelijks meermalen en de ma trozen konden op zekeren dag op zijn gelaat de sporeii van angst en vrees ontdekken. Schouten was de eenige, die de oorzaak daarvan ver moedde; hij lachte sluw in zich zelve, als hij in de „dames kajuit" geweest was. Er kwamen stormachtige dagen. Het scheepsvolk had de handen vol, en de kok was bijna de eenige, die nog

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 1