33
De heer Fransen van de Putte antwoordtDe heer Verhagen
isoleert iu zijne dupliek het uit- en inhangen der sasdeuren; maar
in zijne rede heeft hij de zaak der aanbesteding gegeneraliseerd.
De Voorzitter zegt: Als de raad wil, dat er aanbesteed wordt,
dan zal het dagelijksch bestuur zich daaraan onderwerpen doch
dit is thans niet aan de orde. Ook ben ik niet in staat of
geregtigd, om zonder dat de zaak behandeld is in eene verga
dering van burg. en weth., daarop te antwoorden. Het doet niets
aan de som.
De heer Verhagen persisteert, dat de som van 110,aan
toezigt en adsisteutie bij het uit- en inhangen der sasdeuren te
hoog is.
De Voorzitter wil daarop kortelijk antwoorden: Als het werk
niet door en onder leiding van een deskundige verrigt wordt, dan
zal het welligt 400,a 500,kosten, ongeacht de schade,
die aan de deuren wordt toegebragt. Vroeger betaalde de sas-
meester de arbeiders zelf en dan kwamen er rekeningen tot een
enorm hoog bedrag om daarin verandering te brengen, hebben
burg. en weth. een vast tarief yan belooning voor den sasmees-
ter gemaakt.
De heer Verhagen zegt, dit tarief te hoog te achten.
De heer Fransen van de Putte wil, nu de heer Verhagen tot
de orde terugkeert, een voorstel doen, dat hem welligt, ja, zeker
bevredigen zal. Vóór dat spreker lid van het dagelijksch bestuur
was, heeft het hem ook gefrappeerd, dat er zulke uitgaven voor
het Sas gevorderd werden, doch hij is daarvan teruggekomen,
sedert hij als wethouder een meer naauwgezet onderzoek gedaan
heeft. Als nu de heer Verhagen zich kon nederleggen bij de
voorgedragen 300dan kon in den loop des jaars het
tarief aan de goedkeuring van den raad worden onderworpen.
De heer Verhagen zegt, de begrooting niet te zullen afstemmen,
maar aftewachten welk gevolg aan zijne opmerking gegeven wordt.
De Voorzitter geeft de toezegging, dat er geene uitgaven
zullen gedaan worden, vóór de raad omtrent dit punt is gehoord.
De heer Verhagen gevoelt behoefte, nog een punt ter sprake
te brengen. De heer wethouder Kakebeeke heeft gezegd: als de
heeren den post niet toestaan, dan rust de verantwoordelijkheid
op den raad. Maar in spijt van dit beweren, vraagt hij, of
die post niet kan bezuinigd worden? Hij ziet geen gevaar bij
het uitstel van één jaar voor een werk als dit. Daarom wil
hij het voorstel van den heer mr. de Laat de Kanter onder
steunen, in zoover, dat in 1870 in plaats van 500, slechts 250 M.