1869. M87.
Dingsdag 2 November. 56s,e jaargang.
Bij dit nommer behoort een vervolg op het ver.
slag van het verhandelde in den gemeente-raad op
Vrijdag en Zatnrdag 22 en 23 October, betreffende
de disoussiën over de Gemeente-Begrooting voor 1870.
BEKENDMAKINGEN
van liet Gemeente-bestuur.
(idKSSCHi;
Dc uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal ƒ1.75, fr. p. p. 1.00 Afzonderlijke
nommers 5 c., met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels h 1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Iu aanmerking nemende, dat weldi'a de vijfde algemeene
volkstelling moet plaats hebben, en dat, na afloop dier tel
ling, de bevolkings-registers getoetst moeten worden aan de
verkregen opgaven;
Herinneren de ingezetenen aan de bepalingen van de art.
4 en 5 der verordening tot verdeeling der gemeente in wij
ken enz., volgens welke, op verbeurte ecner boete' van een
tot drie guldens, ieder ingezeten, die binnen de gemeente
verhuist, verpligt i», binnen veertien dagen daarna ter-se
cretarie van zijne verhuizing kennis Ie tjet e», met opgaaf
van de letter en het nommer der verlaten en der betrok
ken woning, terwijl de hoofden der huisgezinnen aanspra
kelijk zjjn voor hunne vrouwen, inwonende kinderen, bloed
of aanverwanten en inwonende dienst- of werkboden.
Burgemeester en wethouders vertrouwen, dat deze herin
nering voldoende zal zijn, om tot eene getrouwe nakoming
der voorschriften aantesporen.
Goes, den 11 September 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen bij deze ter openbare kennis, dat het SUPPLE
TOIR KOHIER van de BELASTING op de HONDEN voor
dit jaar, ter voldoening aan het bepaalde hij art. 264 der
gemeente-wet, door hen voorloopig vastgesteld, van heden
af tot en met Zaturdag den 13 November e. k. van des
voormiddags negen tot des namiddags twee ure van iederen
werkdag, ter secretarie ter visie zal liggen, ten einde ieder
belastingschuldige in de gelegenheid te stellen om zijne
reclames gedurende die dagen, bij het gemeente-bestuur in
te dienen.
Goes, den 30 October 1869.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
II A R T M A N.
De sehoolpligtigheid, waarover dezer dagen we
der veel gesproken wordt, behoort tot die on
derwerpen, waarover men het niet ligt eens zal
worden. Dat alle kinderen onderwezen zullen
worden, is een wensch, die door allen wordt ge
deeld, althans geuit; want de dagelijksche erva
ring leert, dat de handelingen van velen weinig
stiooken met eene opregte begeerte, oin,.door on-
FEUILLETON.
VERLOREN EN GERED.
Vervolg.)
II.
Op de reede te Elsfleet lag de kleine oude bark
„Roodbaard" zeilklaar. Zij zou binnen twaalf uren
onder zeil gaan naar Amerika. De kapitein, tevens
eigenaar van het vaartuig, Fkits Houtman uit Bremen,
een oude, ruwe zeeman, die gedurende zijn veertig
jarig, rijk aan moeiten en stormen verloopen leven,
toch een gevoelig hart behouden had, was na bet
laatste afscheid van zijne goedeoude huisvrouw
Martha aan boord gekomen en had zicli overtuigd
dat alles in orde was.
De bemanning' van bet vaartuig bestond uit zeven
koppen de scheepskok Schouten er onder begrepen.
Schouten was de belangrijkste persoon van het ge-
heele gezelschap. Hij was een geboren Hamburger,
maar had in verscheidene beroepen of bezigheden, als
lid van een' rondreizende kunstrijders troep, als be
diende en rijknecht in voorname huizen, als kelner, enz.
de wereld rondgezworven. Hij had Parijs, Weenen
en Berlijn gezien, zich in Leipzig gedurende de mis
als bekwaam kelnei spelerdobbelaar en zakken
roller opgehouden, en was ten laatste oppasser op eene
groote Hamburgsche stoomboot geworden, die in liet
badsaisoen tusschen Cuxhaven en Helgoland heen- en
wedervoer.
Schouten was alzoo eigenlijk een berucht menseh.
Hij was zelfs meermalen in banden der justitie geweest,
derwijs, licht en kennis te verspreiden. Maar terwij'
honderden naar Utrecht stroomden, om daar te
verklaren, dat zij alle schoolverzuim betreuren,
zijn er ook onder dezen, die op den voorgrond
stellen: toch in geen geval de sehoolpligtigheid
Het was een waar woord, naar onze meaning,
door den heer Bosscha gesproken, dat, zoo het school
verbond slagen mogt en vruchten dragen in liet
bestrijden van schoolverzuim, de noodzakelijkheid
van zelve zou opgeheven zijn, om aan de sehool
pligtigheid te denken.
Het schoolverbond toch,zoo meenden wij van
het eerste oogenblik af, dat daarvan sprake was,
wil het schoolverzuim bestrijden, zonder dat men
toevlugt neemt tot het door velen ernstig bestreden
denkbeeld van verpligt schoolgaan. Het is de
veilige middenweg, het eenige expedient, om aan
alle tegenover elkander staande bezwaren tegemoet
te komen. De heeren Harting begrepen teregt
dat er iets moest gedaan worden, om eene treu
rige kwaal te genezen en zij hadden den moed
van het initiatief; een moed, waarvoor allen hun
dankbaar mogen zijn, want boe lang is er niet
geklaagd, zónder dat de handen aan het werk
werden geslagen tot genezing. Zij wisten dat het
radikale middel, de sehoolpligtigheid, niet gemak
kelijk ingang vinden zou AffxLat, zoo ooit tot deze
door eene meerderheid besloten werd, de minder
heid, zich verongelijkt gevoelende, eene hevige op
positie zoude voeren. Daar rees bij hen het ge
lukkige denkbeeld: laat ons trachten te voorkomen,
dat de nood tot een maatregel dwingt, die in waar
heid aan vele bezwaren onderhevig islaat ons
door vereende krachten pogen te bewerkendat
zelfs de voorstanders der sehoolpligtigheid haar
niet langer wenschen.
Bescheidenlijk komt het ons voor, dat het in
de vergadering te Utrecht weinig van pas was,
om den wensch uittespreken naar eene wet, die
het schoolgaan verpligfend maakt.
Men had eene vergadering kunnen houden, om
te overleggenof er al of niet stappen moeten
worden gedaan, om een zoodanige wet in liet
leven te roepen; maar nu er eene oproeping ge
schied was aan degenen, die schoolverzuim, onder
de bestaande wetgeving, wilden tegengaan, zou de
aanneming van het voorstel van den heer Ver-
doch had zich meesterlijk weten te vermommen en
zich liet aanzien van een onsehuldigen, goedaardigen
en daarbij vrolijken knaap gegeven, waarbij hem zijne
gedweeëkleine persoonlijkheid zeer te stade kwam.
Zoo was het hem ook gelukt, den braven kapitein
Houtman, die weinig menschenkennis bezat, te mis
leiden.
Houtman kon niét "veel gage betalen en Schouten
was met weinig tevreden geweest. De vorige scheeps
kok van Houtman was na vijftienjarigen arbeid in
zijnen dienst gestorven en Schouten beloofde hem
eveneens, voortdurend op zijn vaartuig te zullen blij
ven, wat den ouden zeeman bijzonder aanstond.
In den grond van zijn verdorven hart dacht Schou
ten juist het tegendeel. Dewijl liet geluk op het vaste
land voor hem niet regt bloeijen wilde, meende hij
in de Vereenigde Staten een nieuw veld voor zijnen
arbeid te zoeken, en daar hem de middelen voor den
overtogt ontbraken, kon liij inderdaad niets slimmers
doen dan dienst op een schip te nemen welks be
zitter in guitenstreken en wereldkennis niet //hij hem
halen kon."
Wij hebben bij dezen Schouten daarom zoo lang
vertoefd, dewijl hij een groote rol in onze geschiedenis
speelt en de lezer hem later weder te Leipzig zal
ontmoeten.
Het was reeds avond geworden. De oude Houtman
was nogmaals aan land gegaan, om nog eenige klei
nigheden voor zijn persoonlijk gebruik te halen. Had at
dit was geschied, was hij juist van plan in het zeemans-
koffijhuis //de gouden Gaffel" nog een glas grog te
hagen alle verdere discussie over liet plan der
heeren Harting overbodig gemaakt hebben.
Immers, als de staat bij de wet beveelt, dat
alle kinderen moeten] schoolgaan, dan wordt liet
de taak van den staat, om die wet te handhaven
en dan zou het een ingrijpen in de regten van
den staat zijn, als men een verbond ging sluiten,
zooals door de heeren Harting bedoeld werd.
Teregt is dan ook allereerst over dat voorstel
gestemd, en heeft de afwijzing daarvan eene ver
dere discussie over het bedoelde verbond moge
lijk gemaakt.
Ook onder de middelen tot bestrijding van school
verzuim, kon het voorstel van den heer Verhagen,
meenen wij, niet opgenomen worden, en de verga
dering zag, dunkt ons, de zaak beter in dan haar
voorzitter, als zij vóór alles wilde constateeren
dat men geenszins het uitlokken van eene wet tot
verpligt schoolgaan bedoelde.
Indien men dit onder de middelen had opge
nomen, de voorstanders van het verbond hadden
dan ongeveer gehandeld als iemand, die onder de
geneesmiddelen voor eene of andere kwaal ook een
middel wilde opnemen, om den patient op staan-
den voet te dooden.
Iets anders is het, of wij niet met vele redenen
instemmen, die, ook door den heer Verhagen, voor
de sehoolpligtigheid zijn aangevoerd. Ook wij
kunnen ons niet voorstellen, dat het een inbreuk
zijn zou op de individueele vrijheid, indien mén
ten minste onder deze iets anders verstaat, dan
de vrijheid voor ieder, om slechts dat te doen
wat hij verkiest, onverschillig of het voor anderen
of voor het algemeen schadelijk kan wezen. Wij
behoeven het wel niet te herhalen, dat men het
geen, inbreuk op de vrijheid achten kan, wanneer
stellige voorschriften gegeven worden omtrent dat
gene, wat niet alleen in het belang is van het
individu, maar van de gelieele maatschappij.
Wij weiden daarover niet uit. De zaak is reeds
dikwijls genoeg van verschillend standpunt be
sproken. Daarenbovenook hier stuiten wij op
gevestigde opinien, die slechts door den tijd, niet
door redeneeringen kunnen gewijzigd worden.
Maar wij hebben dezer dagen eene zonderlinge
argumentatie ontmoet, waarop wij nog even wijzen.
Geene sehoolpligtigheid werd er gezegd, maar
gaan drinken, toen een man in gezelschap van een
gesluijerde dame op hem toetrad en hem aansprak.
z/Zijt gij het, oude Knapperman? Goeden avond!"
riep de kapitein, toen hij den man in het gezigt had
gezien.
Knapperman was een voormalig matroosdie in
vroegere jaren bij eene schipbreuk zijn regter heen
verloren en nu, in plaats van dit een houten had,
hetgeen hem voor verderen scheepsdienst ongeschikt
maakte. Sedert verrigtte hij aan den liavenkant al
lerlei kleine diensten die hem in voortdurende be
trekking tot de zeelieden bragten. Hij was hij deze
dan ook bekend, als de nachtwaker of de schoolmees
ter in zijne gemeente. Ieder liet hem gaarne eene
kleinigheid verdienen, dronk met hem of keuvelde
over allerlei zee-avonturen, en als er een, na eene ge
lukkige vaart, met volle zakken huiswaarts keerde
dan erlangde Knapperman ook zeker zijn bescheiden
deel daarvan.
;,Ja, ik ben het, patroon!" antwoordde Knapperman
op de aanspraak van den kapitein, //en ik had een
verzoek aan u, als gij het mij vergunt."
Houtman blikte vragend na de gesluijerde dame.
//Het betreft deze dame, patroon!" voer Knapper
man voort. «Zij komt ver van hier, en zon gaarne
mede naar Amerika gaan."
//Kom, gij weet toch reeds lang, dat ik geene pas
sagiers mede neem," zeide de kapitein verwonderd.
z/üat weet ik wel, en ik heb het ook de dame ge
zegd, maar zij wil juist met een schip, dat geene pas
sagiers vaart. Zij is op de vlugt, patroon."