39
van hetgeen wordt aangevraagd, te vermeerderen. Met verwon
dering heb ik het paard van den heer Kakebeeke weder ten
tooneele zien brengen. Hierbij overviel mij onwillekeurig een
glimlaeb; want ook ten vorigen jare is dit geschied. Ik meende
dat dit paard toen reeds zijne diensten had volbragt en gerust
kon blijven staan waar het was. De wethouder spreekt van een
deel der bevolking, die in het voor- en najaar zooveel uren in
den Poel moeten doorbrengen, en voor wie slechts 400 wordt
aangevraagd. Ik stel daartegenover de 5000 inwoners van de
bebouwde kom die dagelijks gebruik moeten maken van de slechte
straten en die slechts 600 uit de ruif krijgen. Ik blijf
daarom bij mijn voorstel.
De Voorzitter leest uit het rapport der finantieele commissie de
volgende zinsnede„In onderdeel e worden voorgedragen f 600
voor bestrating en 400 voor onderhoud enz. van wegen. Uit
hoofde van den bekenden slechten staat van verschillende straten
dezer stad stelt uwe commissie voor, de eerste post met 200
te verhoogen en daarmede de tweede te verminderen."
De heer van den Bosch zegt, dat het voorstel der commissie
toch niet geheel ongemotiveerd kan heeten. Hij deelt echter niet
het voorname argument door den heer Verhagen aangevoerd. Zijn
de straten binnen de kom zeer onaangenaam, de wegen daar bui
ten zijn onbruikbaar en daarom wil hij voor buiten gaarne een
evenredig deel der uitgaven afstaan.
De heer Fransen van de Tutte heeft met genoegen gehoord,
dat de voorzitter der finantieele commissie de straten binnen
de stad onaangenaam.de wegen daarbuiten onbruikbaar noemt.
De heer mr. de Enokke van der Meulen zegt, dat hij als deel
uitmakende der finantieele commissie ook een enkel woord wil
spieken. De heer Verbagen, ofschoon geen voorzitter zijnde, beeft
het eerst eu het meest het woord gevoerd, maar verzuimd op te
merken, dat wij de wegen en straten in de stad dagelijks zien
en de wegen in de polder niet. Nu ook de heer van den Bosch
toegeeft, wat de wethouder heeft gezegd, blijf ik niet insteren
op verandering van de posten.
De heer Verhagen verzoekt, dat zijn voorstel als amendement
worde in rondvraag gebragt.
Plet wordt echter verworpen met 8 stemmen. Voor stemde de
heeren Verhagen en dr. van Kenterghem.
Lett, e wordt daarna zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd,
even als
Fonteinen en wandelplaatsen520,