16 vau het geloof. Maar thans predikt de staat verdraagzaamheid, in naam der onaf han keiijke 1 ijke moraal. /Vroeger bepaalde de kerk vrat onmisbaar was in het Kristen- dom. Thans bepaalt de staat wat in het Kristendom gemist kan worden. Vroeger leerde de kerk: geen tno:aal zonder leerstelligen grond slag. Thans de staat: er is een zedelêer zonder theologisch dogma." „Indien er zoo besluit dr. Pierson eene omwenteling noodig is geweest, om ons van het volstrekte gezag der kerk en der absulute monarchie te verlossen, er zal een tweede omwenteling noodig zijn, om ons van het tiranniek gezag der denkbeelden te ontheffen, die zich voor het progamma der nieuwe verlichtingspolitiek pleegt uit te geven." Juist om te helpen voorkomen, zulk eene door Pierson als nood wendig voorgestelde omwenteling als gevolg van het opdringen der heerschende verlichtingspolitiek, is de diepste grond van de gedragslijn, die ik mij sinds lang heb voorgesteld, omdat ik ten volle de waarheid en het gewigt gevoel van Guizot's uitspraak: de godsdienstige vragen van onzen tijd worden door de staat kundige beheerscht. De heer Verhagen geeft te kennen, dat hij niet over de alge- meene strekking der begrooting zou gesproken hebben, als hij er, door hetgeen de beide laatste sprekers hebben medegedeeld, niet toe gedrongen was en vervolgt: Indien ik thans zweeg, zou ik yreezen, dat dit een hoogst ongunstigen indruk zou maken bij het publiek. En als ik nu gereed sta die beide sprekers te beantwoorden, dan m et ik zeggen, dat het over het geheel beschouwingen zijn, zonder een bepaald voorstel. De eerste spreker heeft in zijne doorwrochte rede eene ver menging van het lager met het middelbaar onderwijs, die eene afscheiding tusschen beiden onmogelijk maakt. In zijne bezwaren is het moeijelijk te onderkennen of hij sprak van het lager of het middelbaar onderwijs. Later, als die rede gedrukt is, en ik hoop, dat de spreker ze daartoe wel zal willen afstaan, zal ik dat stuk gaarne herlezen, en veel zal mij dan welligt duidelijk worden, wat ik nu niet onderscheiden kan. Intusschen heb ik toch eenige aanteekeningen gemaakt. Ter beantwoording van het beweren, dat het, volgens art. 238 der gem.wet eene wettelijke verpligting is, om in evenredigheid van het genot van het onderwijs, te laten dragen in dc lasten, kan ik dien spreker verwijzen naar de discussie, die in de

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 8