24 van een nieuw lid, dat dit zich dadelijk op de hoogte stelle, van wat hier vroeger besproken en beslist is, niaar iemand, die zooveel zorg besteed heeft, om de oorzaken der uitgaven te leeren kennen, zal weten, dat ik ten vorigen jare door feiten en cijfers heb wederlegd, dat de invoering van het middelbaar onderwijs geene zoo groote offers van de gemeente geëischt heeft. Ik heb aangetoond, dat door het vaststellen van een gewijzigd tarief van verpleging in het gasthuis en andere omstandigheden, de uit gaven der gemeente zijn ontlast met ƒ1423.50 voor het arm bestuur 600.subsidie uit de gildefondsen325.opbrengst van den beerput, vroeger aan het weeshuis geschonken; 873,60 kosten van „gealimenteerden, die men wil laten uitsterven"; 900..voor verpleegkosten van bedelaars in de gestichten te Ommerschans; 1239.50, vermindering van subsidie aan het gasthuis; dat de inkomsten zijn vermeerderd door de huur voor de lokalen bij de regtbank in gebruik en het ijkkantoor 800.en door het van het personeel 3000.zoodat buiten bezwaar der ingezetenen de finantien der gemeente zijn verbeterd met over de ƒ9000.terwijl daartegenover de ver meerdering der uitgaven door de invoering van het middelbaar onderwijs slechts ƒ7100.— bedroeg. Als men nu vergelijkt de hl-arische school met de Hoogere Burgerschool, de vertering van de leeraars dezer laatste en het vertier, dat hun verblijf aan de gemeente oplevert, dan mag en dan kan men niet beweren, dat er vermeerdering van uitgaven is. Maar M. d. V. de strijd is ook niet daartegen alleen. Het is onze rigting. Onze rigting, die telkens gereleveerd heeft, wat de andere had bedorven. Al degenen die spreken in den geest van het lid tegenover mij (de heer Pompe van Meerdervoort) trachten zich aangenaam te maken bij de burgerij, door ontevredenheid aan te stoken. Ten sterkste moet ik tegenspreken, dat de belastingen gestegep zijn door en tengevolge van het middelbaar onderwijs. Wie het beweren wil, hij spreekt evenveel onjuistheden, als hij argumenten aanvoert. Zijne redenen hebben alleen eene zekere strekking, en wél om het middelbaar onderwijs te benadeelen. Het publiek blijft zoo ligt aan een cijfer, b. v. van 29,000.dat hier gezegd is, hangen. Het is niet eerlijk, om aan een administra tieven vorm zulk eene wijdstrekkende beteekenis te geven. Een kind kan toch begrijpen, dat men de uitgaven in verband moet brengen met de inkomsten. Wanneer niet een subsidie werd gegeven, wanneer er geen schoolgeld werd geheven, dan kon men zeggen, dat de belastingen voor het onderwijs werden

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 16