23 onderwijs noodwendig moest lijden door het lage schoolgeld. Nog enkele bedenkingen wil ik wederleggen. Men zegtik heb de beraadslagingen over vroegere begrootingen niet bijgewoond, en daardoor geen nieuwe gezigtspunten geopend. Anderen hebben echter ook niet veel nieuws geleverd. Art. 238 der gemeentewet was niet van toepassing. Maar de heer de Man heeft toch duidelijk gesproken van inrigtingen van onderwijs en hij is daarin niet tegengesproken. Ik heb mij beroepen op namen. Niet op namen, maar op de beraadslagingen, bij de behandeling der wet gevoerd, en ik heb daaruit mijn gevoelen toegelicht. Mr. Thorbecke sprak van den hoofdelijken omslag, toen nog de aceijnsen bestonden. Maar mr. Thorbecke had toch den II. O. bij de gemeentewet, onder de belastingen opgenomen en aan zijne woorden als ontwerper en verdediger dier wet hecht ik veel waarde. De tweede kamer is hier niet van toepassing. Ik geloof tot zekere hoogte, maar vertrouw, dat de beraadslagingen, daar ge voerd, hier wel degelijk mogen worden aangehaald, voor zoover daaruit den geest der wetten blijkt. De heer tnr. de Laat de Kanter brengt het volgende in het middenToen ik ten vorigen jare bij de behandeling der be grooting het woord voerde, en na eene langdurige rede aan het slot gekomen was, zeide ik, dat er waren, die zich niet ontzagen, om door scheeve voorstellingen der zaken, de burgerij op te ruijen en ontevreden te maken. Ik voegde er bij, dat het later blijken zou, wie gelijk had, en dat dan de overwin ning te schitterender zou wezen. Na hetgeen toen door mij gesproken is, had ik geen plan, mij nu in het debat te mengen. Ik zou aan dat voornemen getrouw gebleyen zijn, zelfs ondanks de beweringen van ons nieuw lid, de heer Pompe, ware het niet, dat ik mij gedrongen voelde enkele zijner beweringen te wederleggen. Niet alleen dat hij de rigting van ons onderwijs hier bestrijdt, maar ook in een blaadje dat hier ter stede onder zijne redactie verschijnt, worden bij voortduring artikelen gevonden, om de burgerij diets te makendat alleen ten gevolge van het middelbaar onderwijs de belastingen stijgen. Ik had niet gaarne gewezen op de onbekendheid van dat lid met den stand der zaken, maar moet krachtig het feit constateren, dat niet door of ten ge volge van het middelbaar onderwijs de belastingen vermeerderd zijn. Dit is door den raad zelf erkend, bij de vaststelling van het adres om verhooging van subsidie. Ik weet we), men kan niet vergen

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 15