21 ging 1600,Is het niet onverantwoordelijk, om zulke onevenredige tractementen uit te betalen aan zulke onbeslagen leeraars. Aan dergelijke ongeregeldheden kan ik mijne goedkeu ring niet schenken. De heer van den Bosch geeft te kennen Dat ik mij beriep op het oordeel van een ander, geschiedde alleen omdat ik deze als eene autoriteit beschouw, ofschoon zijne beginselen het tegen over- gestelde van de mijne zijn. Dit moet Pievson echter ter eere ge- 1 geven worden, dat hij een regtschapen karakter bezit. Hij heeft zijne betrekking neergelegd, toen de vervulling daarvan tegen zijne overtuiging streed en ik geloof dus regt te hebben mij op hem te beroepen. Men zou kunnen zeggenhier gelden enkel cijfers, maar men gebruikt ook wel cijfers om zijn beginsel ken baar te maken. De heer Verhagen kan zich wel met het gesprokene door den heer dr. v. Renterghem vereenigeu, wat de openbare werken be treft. Hij laat op die betuiging echter volgen Om geheel on beantwoord te laten, de oordeelvellingen van dien spreker omtrent den dicecteur en de leeraren der Hoogere Burgerschool, dit mag ik niet. De heer Leopold zou onbevoegd ziju, hij zou het radi caal missen tot het geven van onderwijs in de vakken, waar voor hij benoemd is. Met een ander leeraar zou het nog erger gesteld zijn. Mij is gebleken, dat er niets onregelmatigs gebeurd is, en ik geloof, dat ik goed ben ingelicht. Is dit waar, dan moet aan het lid tegenover mij (dr. v. R,) gelegenheid verschaft worden zich ook daarmede bekend te maken. Ik geloof, dat de spreker ter goeder trouw is, maar het is toch zaak, dat de kwade ge ruchten, die zooveel ontevredenheid kunnen verwekken, worden tegengesproken. De heer Nortier zegtde heer van Renterghem heeft ook ge sproken van den heer Conradi, maar mag zoo iemand, volgens de wet, lesgeveu, mogen wij aan zoo iemand de leiding van het onderwijs toevertrouwen De Voorzitter geeft te kennen, dat het moeijelijk is al de spre kers en het door hun gesprokene te beantwoorden. Hij wil be proeven op eenige redenen inlichtingen te geven. De naam-argumentatie is niet nieuw in deze vergadering. Alle bijgebragte woorden zijn hier vroeger besproken en beslist. Ik moet opkomen tegen de bewering, dat het bijzonder onder wijs niet vrij zoude zijn. Het zou mij aangenaam wezen, indien één enkel voorbeeld mij werd kenbaar gemaakt, maar tegen de

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 13