Y
I
6
gelijkheid, dat de voorstanders der eene gebruik maken van de
inrigtingen der andere.
Aan deze veveischten nu voldoet de hier voorgestelde regeling
der kosten van het onderwijs naar mijne meening niet. Bij eene
wijze als hier wordt voorgesteld om in de kosten van het open
baar onderwijs te voorzien, kon ik niet aannemen dat het onder
wijs in waarheid vrij mag genoemd worden, omdat het bijzonder
onderwijs onderdrukt wordt, en bij onderdrukking zal voorzeker
geen sprake kunnen zijn van vrijheid. In plaats van dat, wordt bij
de hier voorgestelde regeling, voor het openbaar onderwijs een
schoolgeld geheven, evenredig aan de uitgaven, die hier ver-
eischt worden, zooals ik straks de eer bad op te merken, de school
gelden slechts geraamd op 4835,-tegenover 29,800,die
het aan uitgaven vergt, d. i. het geheven wordend schoolgeld be
draagt nog niet ten volle een zesde gedeelte der uitgaven. Wel
is waar wordt hierin tegemoet gekomen door de rijkssubsidie, maar
het zal toch wel geen nader betoog behoeven, dat het bijzonder
onderwijs, hetwelk geheel in zijne eigene uitgaven moet voorzien,
daardoor veel duurder zal moeten zijn. Hierdoor worden vele,
die uit godsdienstige overtuiging verre de voorkeur geven aan
dat bijzonder onderwijs, in de onmogelijkheid gesteld om daarvan
gebruik te maken. Niet alleen, toch dat zij dus, uit den aard dei-
zaak duurder, bijzonder onderwijs zullen moeten bekostigen, maar
bovendien moeten zij bun aandeel betalen aan de, tengevolge
der uitgaven voor het openbaar onderwijs, verhoogde belastingen;
kortom, volgens de beginselen die bij deze begrooting ten grond
slag liggen, om in de kosten van het openbaar onderwijs te voor
zien, worden de voorstanders van het bijzonder onderwijs dubbel
belastalleen, om hen, die gebruik maken van het openbaar on
derwijs voor een groot gedeelte te ontlasten.
En nu vraag ik, M. d. Y. of zoodanige toestand niet een
groote hinderpaal is voor het bijzonder onderwijs, terwijl de grond
wet voorschrijft, dat het onderwijs, ook het bijzonder, vrij moet
zijn, d. i. dus ook dit laatste geene belemmering mag worden'
in 'de weg gesteld.
Of zal men mij welligt te geinoet voeren, dat de belemme
ringen, die ik beweer, dat het bijzonder onderwijs in den weg
worden gelegd, niet zoo groot zijn, als zoo even door mij werd
voorgesteld. Ter wederlegging daarvan zou ik mij alleen be
hoeven te beroepen op het door de regering overgelegd verslag,
waaruit blijkt dat in die gemeenten waar schoolgeld geheven
wordt, de bijzondere school viermaal zoo druk bezocht wordt,