1869. M 84.
Vrijdag 22 October.
569te jaargang.
Bij dit nommer behoort het verslag van het ver
handelde in den gemeenteraad op Dingsdag 19
October jl.
GEMEENTE-RAAD te GOES,
GOESSCHE
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,75fr. p. p. 1.90 Afzonderlijke
nommers 5 c.met bijblad 10 c.
COURANT.
Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels A 1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 1 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
OPENBARE VERGADERING
van den
ten raadhuize aldaar
OP VRIJDAG DEN 22 OCTOBER 1869,
des avonds ten 6 ure.
1. Mededeeling vau ingekomen stukken.
2. Benoemiug van een hulponderwijzer aan de openbare
school der 2de klasse.
3 Begrooting der inkomsten en uitgaven van de gemeente
voor 1870
B EKENDMAKINGEN
van liet Gemeente-bestuur.
VI2RKIEZING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen
ter openbare kennisdat volgens het van het bureau van
stemopneming ontvangen proces-verbaal van opening der
stembriefjes voor de verkiezing van een lid van den ge
meenteraad op heden, zijn uitgebragt 211 geldige stemmen,
waarvan de heer
6ERABDUS TIIË090KUS CAL Si EIVFJELS
119 stemmen op zich vereenigd heeft, zoodat deze is ver
kozen tot lid van den gemeenteraadalsmede, dat afschrif
ten van de processen-verbaal ter gewone plaatse zijn aan
geplakt en ter secretarie voor een ieder ter inzage neder-
gelegd.
Goes, den 21 October 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
II A R T M A N.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
maken bij deze bekend:
dnt iedere» Dingsdag (be
halve den eersten) in de
maand November aanstaan-
dezijnde den 9, 16, 23 cn 30 dier maand, binnen deze ge
meente, de gewone A KS£S3 31 KT zal gehouden worden.
Goes, den 16 October 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
STOOMVAART OP NOORD-AMERIKA.
I.
Tosn voor eenigen tijd de heer Janssen zijne bro
chure uitgegeven hadEen h ug over den Oceaan
wezen wij op het belang van deze zaak voor geheel
Nederland, maar ook voor Zeeland in het bijzonder.
Sedert is zij een grooten stap verder gekomenen werd
zij, zoowel in de vergadering te Utrecht gehouden
als door de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot
maatschappij ernstig aangevat. Het heeft ook niet
ontbroken aan aanbevelingen en, in de dagbladen is
meer dan eens het onderwerp besproken, ten einde
de algemeene belangstelling te winnen en tot mede
werking opte wekken.
Onder de dagblad-artikelendie met juistheid en
duidelijkheid het gewigt der zaak doen uitkomen
tellen wij ook de ZutphensckCourantdie in haar
no. van Dingsdag 11. eenige (beschouwingen geeft
die wij gaarne overnemen, oh) er later eene opwek
king aan toetevoegen tot kraèhtige deelneming aan
eene onderneming, die de syippbathie der Zeeuwen
wel in de eerste plaats verdiént.
De Zutpliensche Courant schrijft
»Nog steeds moeten, krachtens het zoogenaamde
consignatie-stelselde voortbrengselen door den
staatin zijne hoedanigheid van voornaam kruide
nier verkregenop de mark! van het moederland
ter verkoop .worden aangeheven, na overgebragt te
zijn door eene bevoorregte maatschappijRegtstreek-
sche aanvoeren op groote schaal van katoen, tabak,
petroleum, granen uit de Vereeuigde Staten, van
verfhout, cacaocochenillesuiker uit Midden-Ame-
rika en de Antillenvan koffij uit Braziliëvan
Buenos-Ayres, van katoen, indigo, suiker uit Voor
indie van rijst en peper uit Achter-Indie van thee
en zijde uit China en Japan, van wol, granen en
goud uit Australië, te vergeefs zal men ze in
onze handelscijfers zoeken. Niet uit de landen van
herkomst zelvemaar over Groot-Brittannie trekken
wij thans de grootste hoeveelheid van deze en
andere voortbrengselen. En onze uitvoeren Hoe
veel grooter en winstgevender zou niet het de-
bouché zijn van de voortbrengselen van onzen land
bouw, onze veeteelt, onze zuivelbereiding, onze
nijverheid, als wij een uitgebreiden regtstreekschen
overzeesehen handel drevenzoo als niet alleen
Groot-Brittannie, maar, tot onze beschaming, Ham
burg, Bremen en het geheel door land ingeslote
Zwitserland doen. Ingesluimerd in de kunstmati
bevoorrechte richtingaan handel en scheepv.
op onze Oost-Indien gegeven zijn beide overv
geld geworden door staten en stedendie nooit u
loef hadden mogen afsteken aan ons, wier brieven
zooveel ouder zijn en wier ligging zooveel gunstiger
is; en dat is geschied terwijl elders reeds zooveel
is voorbereid om de vruchten te plukken van den
nieuwen waterweg naar Indiewelke in de vol
gende maand geopend zal worden."
Wie onzer zal niet toestemmen wat wij verder
daar lezen:
Waar ter wereld is een vooruitgang zichtbaar,
als in dit merkwaardige land? Waar elders heeft
men eene bevolking van B millioen in 70 jaren
tijds tot het twaalfvoud zien opklimmen? Waar
elders is eene voortbrenging, welke zulk eene toe
neming der bevolking nog in de schaduw stelt
Naar welk ander land trekken jaarlijks duizenden
en duizenden, vol arbeidskracht en arbeidswil, uit
de oude wereld heen Aan welk ander land ver
liest alleen Nederland gemiddeld ruim 1600 zijner
burgers jaarlijks? Waar elders wordfen de reusaeh-
tigste werken van algemeen nut met zulk een spoed
tot stand gebragt, als daar, om één voorbeeld te
noemen, die spoorweg, welke New-York tot een
afstand van zeven dagen heeft doen naderen aan
San-Francisco
Hoe gemakkelijk zouden niet zoo vele voortbreng
selen, aan den landbouw, de mijnen en bronnen
van dat vruchtbaar land onttrokken, onze mark
ten kunnen bereiken, als er eene geregelde, snelle
verbinding bestond tusschen eene Nederlandsche en
eene Noord-Amerikaansche haven! Hoe zou onze
nijverheid niet gebaat worden, als onze manufac
turen een nieuw debouché vonden op de markt der
FEUILLETON.
VERIiOREiï EN GERED,
Vervolg
«Och, breng mij toeh niet in de policiewacht 1"
vleide de knaap met gevouwen handen, toen Muller
zeide, dat hij hem mede wilde nemen.
„Eigenlijk is dat mijn pligt," zeide Muller, „maar
als gij mij zegt, waar gij woont, en het is niet al
te ver, dan wil ik u tot aan uwe woning brengen.
Ik zou u niet gaarne op nieuw alleen laten. Gij zijt
een zwak kind, en de dood is veel te bitter. Waar
woont gij?"
„Ach, ver, ver weg; buiten in Stötteritz."
„In Stötteritz? Drie kwartier ver! Daarheen kan
ik u heden niet brengenen in de policiewacht wilt
gij ook niet."
„Neen, neen, asjeblieft niet! Ik ben toch eerlijk
„Dat geloof ik wel, mijn jongen! Het zou ook
juist geen schande zijn in het wachthuis uitterusten;
maar gij behoeft daarvoor geen angst te hebben.
Er blijft mij niets anders over, dan u bij mijne vrouw
te brengen."
Hij zag voorzigtig' rond, als vreesde hij kwaad te
doen.,
„Het uur is nog niet om," voer hij voort. „Kom
spoediggij zult een warm bed hebben, want gij
zijt half bevroren. Honger hebt gij zeker ook?"
„Ik heb heden slechts een klein stukje brood ge
geten," zuchtte de jongen.
Arm kindslechts een enkel stukje broo J
Nu, kom, gij zult bij mij goed eten. Maar zullen
uwe ouders u niet missen?"
„Ik heb slechts een pleegmoeder en die is zeer
arm. Bovendien is zij altijd stuursch tegen mij en
zegt mij dikwijls, dat ik kan gaan, waarheen ik
wil. Maar nu ligt zij ziek en daarom wilde ik wat
voor haar verdienen."
„Brave zoon! maar spoedig, spoedig, anders kom
ik in ongelegenheden
In den tijd van tien minuten bevond de geredde
zich in de kamer van den nachtwaker.
„Hier, moeder! breng ik u een arm offer der
ellende," zeide Muller. „Maak het goed met hem,
om den wille van onzen Frederik!"
„Ik heet ook Frederik!" sprak de knaap, op schueh-
teren toon.
„Welk eene bestieringriep Muller met gevou
wen handen. „Moeder, geef hem te eten, ik moet
dadelijk weder voort: mijn dienst roept. Goeden
nacht, mijn zoon
Hij gaf den knaap de hand en verwijderde zich
toen ras naar zijnen post. De discipline is in Leip
zig streng onder de nachtwakers en Muller behoorde
tot de besten van het geheele corps.
Toen de morgen aanbrak, keerde hij terug. De
knaap rustte in zijn bed zoo vreedzaam, dat Muller
er pleizier in had. Nadat hij zelf een paar uren
geslapen had, en de koffij op de tafel dampte, ging
hij aan het onderzoeken. De knaap toonde niet ge
heel onkundig te zijn en verried eene reine ziel,
maar van zijne afkomst wist hij weinig. Hij noemde
de naam zijner pleegmoeder en Muller had een stil
idee, toen hij met den knaap naar Stötteritz ging.
Frederik voerde hem naar een der daar aanwe
zige en sterk bevolkte huizen. Aan de deur stond
eene gemeen uitziende vrouw met verwilderd haar.
„Ge had wel weg kunnen blijven. Hier zorgt
niemand meer voor u; zij is dood" riep zij, op onver
schilligen toon den knaap toe, en ging verder.
„Is zij dood?" vroeg Muller. „Nu, dan zult gij
toch niet zonder dak zijn; dan neem ik u weder
mede," liet hij er op volgen.
Hij ging met Frederik het huis in, en klom langs
een kippentrap naar een ellendig dakkamertje. Hier
lag het lijk van eene nog tamelijk jonge, maar tot
een geraamte weggeteerde vrouw op een strooleger.
De knaap weende bitter. Muller liet hem eenige
oogenblikken aan zijn smart over, en zeide toen:
„Kom 1" terwijl hij hem bij de hand nam. Te ver
geefs trachtte hij bij de overige huisbewoners eenige
informatien omtrent Frederik intewinnen. Alles wat
hij vernam, was, dat Frederik met zijne pleegouders
uit eene Pruissische stad gekomen was. De man
had een liederlijk leven geleid en had de vrouw
sinds lang verlaten.
Muller noemde zijnen naam en zeide, dat hij de
knaap verzorgen wilde, waarop de huisbewoners hem
als een wonder aanstaarden.
„Een nachtwaker, die zelf geen brood heeft, en
die den barmhartigen Samaritaan speelt, dat is
grootmoedigzei een helleveeg, toen hij naauwelijks
den dorpel van het huis overtreden had.
Muller sprak evenwel verheugd tot zijne vrouw
„Moeder, laat ons dezen anderen Frederik behouden
zoolang wij er regt toe hebbendaarover verheugt
zich onze zoon in den hemelMaar wij moeten trach
ten uittevorschen, van waar hij komt, en waar zijne
eigenlijke woonplaats was."
Teiwijl nu de arme, edele Samaritaan zijne pogin
gen daartoe in het werk stelt, willen wij eenige
jaren teruggaan, ten einde wat meer van het lot
van den knaap te vernemen. Wordt vervolgd.)