1869. M 81. Dingsdag 12 October. 56s,e jaargang. r (iOESSCHE De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1.75. fr. p. p. 1.90 Afzonderlijke nommers 5 c.met bijhlad 10 c. COURANT. Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 10 regels a j 1.- Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende en contant betaald, 40 c. De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags. Stukken tvelke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn. Indien wij de particuliere berigten uit 'sHage gelooven mogen, die in sommige dagbladen wor den medegedeeld, dan zouden de finantieele plan nen van den minister van Bosse geen gunstig ont haal gevonden hebben in de kamer. Over bet al gemeen scheen men van oordeel, dat die plannen wel uitmuntend waren, om den bestaanden toestand nog eenigen tijd te rekken, maar dat zij weinig geschikt zijnom eene betere toekomst voor te bereiden. Wij achten het goed gezien, dat het beter is nu eene krachtige hand aan de noodige hervormingen te slaan, dan door langer uitstel deze moeijelijker, schoon dan ook noodzakelijker te maken. Juist de geruststellende verzekering, door den minister gegeven, dat er voor het oogenblik alle grond van gerustheid bestaat, geeft de natuurlijke aanleiding, om te wenschen, dat liet tegenwoordig oogenblik zal worden waargenomen. Wacht men tot de nood dringt, dan zal men, ja, misschien de natie meer bereid vinden om goed te keuren, wat zij nu nog voor een deel althans niet aan nemen wilmaar de gelegenheid om doortetasten zal welligt minder wezen. Doortastende maatregelen lokken altijd grooten tegenstand uit. Niet alleen zij, die liefst met halve middelen zich ophouden, maar ook zij, die meenen dat de nood aan den man is, komen doorgaans daartegen op. Zij zijn een gewenscht wapen voor elke oppositie en er behoort moed toe, om zich te verheffen hoven eene bestrijdingdie doorgaans steun vind bij de menigte, omdat zij noch de maat regelen in hare gevolgen, noch de oorzaken die er t oe leiden beoordeelen kan. Wij hebben het gezientoen de minister Belz aan het werk was; en wij worden nog gedurig naar hem terug gewezen, als had zijn voorbeeld geleerd, dat men te diep doortasten kan. Intussclien vergete men niet, dat de heer Belz werd gestuit in zijn werk en dat zijne opvolgers wel verre van den aangevangen arbeid voorttezettenzich het goede hebben toegeëigend, dat door hem reeds was tot stand gebragt, maar geene enkele poging deden, om door voortzetting van zijn werk, dat in al zijnen omvang te doen begrijpen en waardeeren. Men zegge daarom niet, dat de heer Belz ons in den moeijelijken toestand van het oogenblik heeft gebragtmaar erkennedat zijne plannen eerst deugdelijk konden bevonden worden, wanneer zij volkomen waren uitgevoerd. Ook de minister van Bosss loopt gevaar, om bij elke staatkundige partij afkeuring te vinden, wan neer hij niet doortast en hij dient dat te voorko men, door zich bloot te stellen aan het onvermijde lijk gevaar van nog veel grooter en ernstiger we derstand te vinden. Zeker zou het hem een belangrijken steun ge ven, wanneer hij door de Staten-Generaal als het ware gedrongen werd, om niet langer met radi- kale middelen te wachten. Radikale middelen! Dat woord doet menigeen heven, die geleerd heeft, dat liet woord radikaal alles in zich bevat wat afgrijslijk is. Maar ook onze politieke tegenstanders zullen erkennen, dat groote kwalen groote geneesmiddelen vragen en dat het niet in 'slauds belang is, wanneer men steeds terug deinst voor datgene, wat niet aange naam, maar niettemin onvermijdelijk noodzake lijk is. Het is niet te verwachtendat de heer v. Bosse middelen zal voorslaan, die onze anti-ministeriee- len behagen, maarzij hebben toch ook leeren zien, dat liet beter is, dat de kwaal in het hart aange tast worde, dan dat er maar weder een pleister op de wond worde gelegd. Nog eens herhalen wijhet oogenblik is gunstig voor doortastende maatregelen en indien de kamer den minister daartoe brengen kanzij zal een goed werk doen. Om die reden zouden wij ons verheu gen indien de berigten waarheid spraken, die van de weinige ingenomenheid der kamer met de nu voorgestelde plannen gewagen. B1WMENLAMD5CHE BERICHTEN* GOES, den 11 October 1869. Uit de bekrooningen wegens inzendingen ter iuternationale tentoonstelling van voorwerpen voor de huishouding eu het bedrijf van den handwerks man blijkt, dat mede eene medaille 2e klasse is toegewezen aan no. 2490, rnr. lil, J. de Witt Ha mer qq, volksbelangen, volksvermaken en voorschot- vereeniging (statuten) en medailles 3e klasse aan Joh. van den Berge, te Colijnsplaat (werktuigen ge bruikt tot de meekrap-cultuur). Wed. C. Mas- see Zoon (landbouwwerktuigen). Gebr. Peek, te Middelburg (koper enblikwerk), Werkmansverëeniging aldaar, (verslagen) en O. A. Billerbeckaldaar (ledikan ten), terwijl eervolle vermeldingen zijn te beurt ge vallen aan J. v. d. Broeke, te Ritthem (Walchersche tweewielkar). Wed. M. W. Hildernisse Zoon te Middelburg (vruchtenwijn). J. M. Knaap, te Zierikzee (Oliën), en een diploma d'excellence aan de plaatselvjke commissie te Sluis (tarwe en gerst) en een mention extra ordinaire aan C. Louiuerse te Middelburg (kagchels.) Krabbendijke 10 October 1869. In eene bestuurs vergadering van gisteren, werd door den heer bur gemeester Dominions, met een hartelijke toespraak, aan den beer van der Weezen, stationchef alhier, het eereteeken uitgereikt, ingesteld bij kon. besl. van 19 Februarij 1869 no. 13, voor krijgsverrigtingen op Boni in 1859. In even ronde taal sprak de gedecoreerde eenige woorden van dank. Borssele6 October. Door den gemeenteraad is heden, ter vervulling van de vacerende hoofdonder wijzers-betrekking aan de openbare school alhier uit een drietal, beuoemd Adriaan de Priester, hulp onderwijzer te Arnemuiden en sedert April dezes jaars acte als hoofd-onder wij zei' bezittende. Met de benoemde, stonden aanbevolen J. J. Lankester en S. A. van der Kolff. {Per telegraaf.) De miliciens der ligting van 1865, den 16 September hij de infanterie in acti viteit opgetreden, keeren den 15 dezer weder met onbepaald verlof naar hunne haardsteden. Uit Indie word gemeld, dat Z. H. de Soesoehoe- nan van Soeracarta zoo verlangend was een MISDAAD en TOEVAL. De moord van de familie Kinck houdt nog altijd de aandacht bezig, ook omdat de zaak nog steeds in duister is gehuld. Zal de waarheid zich ten deze een weg banen Men vroeg eens aan Canler, den beroemden chef der fransche policie, het volgende: „Wanneer bij het begin van een regterlijk onderzoek in eene crimineele zaak alle nasporingen alle opmerkingen, alle verdenkingen en gissingen der justitie zamenloopen in een ondoordringbaar duisterof op een bedrieglijken weg, boe zult gij het dan aanleggen om het ware van het valsche te onderscheiden en in den verwarden duisteren doolhof de daad of daders op te sporen? Hebt gij tot die ont dekkingen een zeker instinct gelijk Vidocq? Of verlaat gij u op de gevolgtrekkingen uit de logica der feiten?" „In dergelijke zaken," antwoordde Canler, „rekenen wij slechts op één helper, die ons nooit in den steek laat; een helper, magtiger dan de meest geoefende speurhon den, zekerder dan alle kenteekenen, die de meest ontwik kelde werkzaamheid, volharding, intelligentie en ervaring ons als van zelve aan het licht brengen." „En die helper heet?".... „Gij zoudt hem misschien bestempelen met den naam van toeval; ik noem hem de Voorzienigheid." Cani.er hield er wel eens van om eenige voorbeelden van die ongevraagde tussehenkomst in herinnering te bren gen. Zoo verhaalde hij onder anderen: Den 13 September 1821 hoorde men dat de weduwe Houard, eene bejaarde rentenierster, in de straat St. Jac- qes, plotseling verdwor.en was, zonder dat het aan de ijverigste politiemannen mogt gelukken iets omtrent baai- te ontdekken. Zoo verliepen er tien jaren. Na verloop van dien tijd boorde iemand op zekeren morgen op de markt Villeneuv een persoon in gesprek met een ander zeggen „Even als in no. 81 van de straat Vaugirard." Die enkele losse woorden werden door een derde opgevangen en onwilkeurig kwamen zij ter ooren van de politie. Aldaar herinnerde men zich iets van dat nommer in die straat, in verband met het verdwijnen der weduwe Hoüard. Die herinnering leidde tot onderzoek en nu kwam de politie te weten welke twee personen dat gesprek hadden gevoerd. Eén daarvan, zekeren Robert was een schoonzoon der weduwe Houard. Het onder zoek werd voortgezet en het gevolg was, dat er een man daat tot arrestatie tegen hem werd afgegeven. Eenige weken later had de regter de bewijzen in han den dat de wed. Houard door Robert was omgebragt. Haar geraamte was in bedoeld huis gevonden. Maar het duurt niet altoos zoo lang eer de dader wordt gevat. Den 3 April 184-2 vond men in de steengroeven van Clermont een verminkt lijk. Dé vermoorde werd herkend. Het was de koetsier Castaigne. Zijne dochter verklaarde hera den vorigen dag nog te hebben gezien. Hij had toen zijn horologie in den lombard gebragt, om eene kleine schuld te kunnen betalen, en had het daarvoor ontvangen lombardbriefje bij zijn geld in zijne beurs gestoken. Die beurs was verdwenen. Den volgenden morgen kwam er op het bureau dei- bank van leening een persoon, om het horologie in te lossen. Dadelijk werd hij gearresteerd en naar de prefec tuur van politie gebragt, alwaar hij door Canler werd ondervraagd. Het was een arme drommel, die als blikslagersknecht den kost verdiende. Hij heette van Russische afkomst te zijn en sprak dan ook naauwelijks één goed woord Eransch. Hij noemde zich Molley. Op de vraag hoe hij aan het lombardbriefje was ge komen, gaf hij ten antwoord dat hij het van drie jonge lieden had gekocht. „Waar hebt gij," was de vraag, „die jongelieden ontmoet? „In de Courtelle." „Hoe heeten zij?" „Dat weet ik niet." „Kent gij ze dan niet?" „Volstrekt niet." „Maar zoudt gij ze niet herkennen?" „Dat weet ik niet." „Hoor eens," zei Canler, „pas op; dat zijn van die praatjes, waarmee de politie en de justitie zich niet laten afschepen. Maar kom aan, wij zullen eeDs zien, of wij die jongeheeren op het spoor kunnen komen." Een fiacre werd gehaald. Molley stapte er in met Canler en twee agenten. Het ging regelregt naar de genoemde plaats. Alle koffiehuizen en andere établissementen werden letterlijk doorsnuffeld; maargeen spoor van het gezochte drietal. Zoo ging het voort van 's middags 12 ure tot midder nacht. Onder den drang van vermoeidheid en verveling liet Canler voor eene restauratie het rijtuig stil houden. Men stapte er uit en ging naar binnen. Canler hield zich vast verzekerd den waren schuldige in zijn macht te hebben. Hij bestelde een omelet, salade en een paar ficsscben wijnMolley was zenuwachtig aangedaan. Niet tegenstaande hij den geheelen dag zonder voedsel was gebleven, verklaarde hij niet in staat te zijn om iets te gebruiken. Onrustig keek hij heen en weer en wierp toevallig een blik op de straat. Eensklaps slaakt hij een woestea kreet. „Daar, daar ginds!" riep hij, „daar in het schijnsel van de lantaarn! zie, dat is de vrouw, die er bij was toen ik hel lombardbriefje kocht." De vrouw werd op een wenk van Canler gevat. Zij verkeerde in beschonken toestand. Zoodra zij Molley in het oog kreeg, schreeuwde zij uit: „Kijk, daar heb j'em van gisteren met Grand Charles en Deltcat 1" Een kwartier later waren die zoogenaamde Grand Charles en Delicat bij de justitie bekend onder hunne ware namen Joseph Miraut en Victor Vallé in hechtenis genomen. Eene maand later ondergingen zij hun doodvonnis.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 1