1869. «A/? 66,
Dingsdag 24 Augustus. §6ste jaargang,
BEKENDMAKINGEN
van h.et Gemeente-bestuur.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,75fr. p. p. 1.90 Afzonderlijke
nommers 5 c.met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden 15 e. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels a f 1,-
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezondenwenscht opgenomen, moeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken
bij deze bekend: dat de plaatselijke school-commissie, ter
voldoening aan het bepaalde bij art. 6 der verordening re
gelende het onderwijs in deze gemeentevastgesteld door
den gemeenteraad den 16 Julij 1867, tot het AANNEMEN
en TOELATEN van LEERLINGEN op de scholen voor
lager en meer uitgebreid lager-onderwijs, zijnde de Neder~
duitsche scholen en de Fransche school voor meisjes, alsmede op
de bewaarscholen, zitting houden zal ten raadhuize, op
WOKN-tltiMi 35 AUGUSTUS e. k. des middags ten 12
ure, en noodigen een ieder uit, om van die gelegenheid ge
bruik te maken tot het opgeven van de kinderen, die men
na de groote vacantie verlangt op een der bedoelde scholen
te zenden, aangezien dit zonder de toelating der school
commissie niet vermag te geschieden.
Goes, den 21 Augustus 1868.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
DE BURGEMEESTER VAN GOES,
brengt bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat
dat het primitief kohier no. 1 en het voljaars (schatting)
kohier no. 2 van het PERSONEEL voor deze gemeente, over
het dienstjaar 1869—1870, op heden ter invordering is gesteld
in handen van den ontvanger dier belastingen binnen deze
gemeente.
Goes, den 21 Augustus 1869.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De BURGEMEESTER van GOES, brengt bij deze ter ken
nis van een ieder die het aangaat:
Dat het (primitief 2e gedeelte) kohier van het PATENT-
REGT voor deze gemeente, voor het dienstjaar 18691870,
op heden ter invordering is gesteld in handen van den ont
vanger dier belastingen, binnen deze gemeente.
Goes, den 21 Augustus 1869.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen
in herinnering van belanghebbenden, dat zoowel het stede
lijk archief en de gemeentebibliotheek als de
verzameling voor geschiedenis en oudheid
kunde voortdurend ten raadhuize kunnen bezigtigd wor
den, onder geleide van den Gemeente-archivaris, die daartoe
bepaaldelijk gelegenheid geeft des
Vrijdags namiddags
van EEN tot T W JG1G ure.
Burgemeester en wethouders vestigen de aandacht in het
bijzonder op de verzameling voor Geschiedenis en Oudheid
kunde en wekken de ingezetenen op tot medewerking, om
niets verloren te doen gaan, wat voor de geschiedenis dezer
femeente van eenige beteekenis kan wezenterwijl zij allen,
ie in het bezit mogten zijn van voorwerpen, daartoe be
trekkelijk, uitnoodigen, deze aan genoemde Verzameling
aftestaan.
Goes, den 21 Augustus 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
INKOMSTEN BELASTING.
I.
Voor de meeste menschen werkt dat woord, ten
naaste bij alsof hun een emmer koud water over
het lijf wordt geworpen, en zoo ge u bij de me-
FEUILLETON.
DE GOEDE, OUDE TIJD.
Die goede oude tijd Wie heeft niet me
nigmaal dezen uitroep gehoord, welligt zelf gebezigd,
en uit een zeker oogpunt beschouwd, bevat hij veel
waarheid. Zien wij slechts op de zeden en gebruiken
van vroegere eeuwen tegenover onzen leeftijd, en wij
zullen den uitroep ten volle beamen, ja, daarmede
instemmen: die goede, oude tijd!
De zeden zijn afdrukken der deugd of der on
deugd. Zij hebben betrekking op de handelende, niet op
de denkende mensehen en maken hen goed of slecht,
aangenaam of onaangenaam, of ook wel belachelijk.
In alle gevallen is het zeker, wat ons een Latijn-
sche spreuk leert: goede zeden hebben meerdere
waarde dan goede wetten. Wat wij door goede
zeden bedoelen, moet volstrekt niet worden verward
met de manieren der Franschen. Neen, het zijn
juist de Fransche manieren, die ons onzen eenvoud
hebben doen verliezen, en die weelde en overdaad heb
ben doen in de plaats treden van eenvoud en behoefte.
Arm was vroeger hij, die niet genoeg te eten had,
en zijn ligchaam niet dekken kon. Thans is hij arm
die zich niet kan kleeden naar de mode, geen prach-
ge kamers, geen kostbare meubels heeften geen partijen
- -
nigte een witten voet verschaffen wilt, kunt ge
niet beter doendan tegen die verschrikkelijkste
aller verschrikkelijkheden uitvaren, en de voorstan
ders er van, als de grootste vijanden der maat
schappij afschilderen.
Cijfer de menschen voor, dat accijnsen op levens
middelen en andere benoodigdheden veel grooter
opoffering vorderen en ze zullen u antwoorden
dat ze dat zoo niet gevoelen. Zegt hun, dat accijn
sen handel en nijverheid belemmeren en ze blijven
zoo onverschilligalsof handel en nijverheid ook
geene middelen waren om in het levensonderhoud
te voorzien. Tracht hen eindelijk aan het verstand
te brengen, dat accijnsen die ook de minste stan
den drukkende armoede in de hand werken
die toch ook weder geleenigd moet worden, en in
een oqgenblik zijn de vroomste menschenvrienden
barbaren geworden, die met de grootste koelbloe
digheid den armen het brood duurder willen laten
betalen, om zelve iets minder te missen van hun
nen schat.
Althans zoo zij meenen. Want wat zij op de
eene wijze winnen, moet op de andere wijze toch
weder gegeven worden. Maar ze zijn dan toch
van die hatelijke inkomstenbelasting bevrijdde
rijke man wordt niet zoo nagerekend en hij be
taalt ligt wat minder, omdat de niet rijke nu
meer betaalt.
Inkomstenbelasting is, zegt men, ongrondwet
tig want zij ontzet de burgers van een gedeelte
van hun eigendom, wat volgens de grondwet geen
plaats hebben magdan ten algemeenen nutte en
tegen voorafgaande schadeloosstelling.
Vreemd genoeg wordt art. 147 der grondwet hier
aangehaald en bij voorbaatzoo er ooit een in
komstenbelasting kwamde staat voorgesteld als
de eerste ongehoorzame aan de wet, als de beroover
van zijne leden. Ieder begrijptdat deze wets
bepaling uitsluitend betrekking heeft op geheel
andere zaken, dan waartoe zij hier wordt gebragt,
en men vergeet er bij te voegen, dat hetzelfde art.
147 ook zegt: „de wet verklaart vooraf dat het
algemeen nut de onteigening vordert."
Eene belasting nu, welke ook, kan slechts door
de wet worden opgelegd en wanneer deze haar
noodig verklaarde en toeziet, dat de grondwet niet
overtreden wordtzal de belasting wel niet als
roof, als onwettig kunnen beschouwd worden.
Maar de inkomstenbelasting wordt opgelegd „zon
der schadeloosstelling" en zij is daarom eene ont
zetting uit den eigendom, welke bij de grondwet
verboden is.
geeft. Rijk is, in 's wijsgeers oog, slechts hij, die
meer heeft, dan hij behoeft. Genoeg is natuur
lijke rijkdom! Weelde is gekunstelde armoede!
Die goede, oude tijd! roept men uit, en denkt
daarbij aan eenvoud en ongekunsteldheid. En men
schijnt daarin niet zoo geheel onregt te hebben. De
ouden dwongen den slaven tot den arbeid; ons dwingt
de weelde daartoe en ze maakt ons tot slaven
ja, tot nog meer. De uitroep: het kost me ook
wat, eerlijkkost dikwerf de eerlijkheid zelve. Open
bare weelde geeft leven en veerkracht aan de kunst
vlijt en is nuttig. De weelde van een individu, het
misbruik maken van zijn rijkdom, dat is een groot
kwaad; en dit werd bij de ouden niet gevonden.
De oude en nieuwe tijd staan tot elkander, als
oude en nieuwe huizen. De oude waren klein
zonder sier, maar hadden vele diepten en gemakken
men denke slechts aan de vele kamers, aan de ven
sters in de keuken de nieuwen hebben een fa-
gade, weinig diepte en de gemakken moeten wijken
voor het mooi. Onze ouden bouwden zoo hecht en
sterk, dat we meer tijd noodig hebben om aftebreken,
wat zij opbouwdendan om een nieuw huis te zetten
zij dachten aan de nakomelingschapbij ons is het
die dan leeft, die dan zorgt. Wij bouwen zoo ligt,
dat het huis naauwelijks besehut tegen hitte en kou,
Als inen zich daarbij maar niet op art. 14
beriepwaar in de verste verte geene sprake is
van die zoogenaamde ontzetting van eigendom
die in het heffen eener belasting bestaat.
Maar wordt iemand dan niet van zijn eigendom
ontzet, als hij, in plaats van in eens een regtmatig
deel van zijn inkomen voor de schatkist aftezonde
ren, dagelijks een deel van zijn eigendom geven
moet in den vorm van brood-accijns of hoe ze
anders mogen heeten?
Het verschil bestaat hier eenvoudig in den vorm,
waarin de belastiug wordt gëeischt, want al is zij
indirect, zij vraagt toch een deel van den eigen
dom, of liever, zij ontzet daarvan, als men
de voorwerpen duurder betalen moet, omdat de
staat die met een accijns heeft bezwaard.
Ja maar dan heeft men genot, door het bezit der
koopwaardie men zooveel en zoo weinig als men
verkiest zich aanschaft. Als gij wijnbelasting bijv.
betaalt, betaalt gij niet meer dan gij genot hebt,
maar bij inkomsten-belasting betaalt men zonder
eenig genot.
In deze laatste redeneering vooral schuilt de
kwade trouw dergenen, die zeggen, dat het begin
sel eener accijns-belasting het billijkste is.
Hoe, als gij eene inkomsten-belasting betaalt,
zoudt gij geenerlei bezit of genot daarvoor ruilen?
Maar geniet gij dan niet van al die voorregten,
die de staat zijne burgers verleent en bewaart en
in ruiling waarvan de burgers geldelijke offers
brengen, om den staat de gelegenheid te geven, dat
hij ter nutte van allen, die voorregten kandhave.
Is het ook geen genot te noemen, als door de
betaling eener inkomstenbelasting de eerste levens-
behoefsen verkrijgbaar zijn, zonder het bezwaar,
dat lastige formaliteiten moeten vervuld worden,
die belemmerend zijn en aanleiding tot ontdui
king geven.
Is het geen genot, zoo als duizende malen reeds
gezegd is, dat menig huisvader, die in den hoof-
delijken omslag 5 a 6, laat het zijn 10 be
taalt, vroeger alleen aan brood belasting meer dan
20 betaaldeom van geene andere accijtisen te
spreken. Is dat ook misschien ontzetting van eigen
dom, dat eene veranderde heffing u eenige gul
dens doet besparen
Men zegge nietdat zulks ten aanzien van di
recte belasting in gemeenten, niet van eene in
komsten belasting ten behoeve van den staat geldt;
want zoo er ooit aan zoodanige belasting door de
regeering gedacht wordt, dan is het alleen, omdat
er drukkende belastingen werden afgeschaft en de
en zoo gaauw dat menig huis tegelijk met zijn
bouwheer invalt. Het gaat maar alles op den schijn
los. O, die tapijten en dat behang, ze bedekken zoo
veel, en staan bijna gelijk met het gelaat van den
huichelaar, waarachter zich het vuilste gemoed ver
bergt.
En welke verandering kunnen wij niet in de leef
wijze opmerken, als wij den goeden ouden tijd met den
tegenwoordigen vergelijken. Vroeger gebruikte men
het middageten om elf, hoogstens twaalf uur, thans
is het reeds twee, drie, vier uren en later geworden,
want de huisvrouw is een dame geworden, die niet
voor negen of tien uur kan opstaan.
Zich met de wasch ophouden! o foei, dat is
al heel onfatsoenlijk. In den zomer zorgendat men
swinters turf op zolder heeftWie zou er aan willen
denken. Wat in het huishouden doen? Wel, waar
om heb je een dienstmeidof een stoet van bedienden.
Oudtijds zat de huismoeder des avonds met de meiden
aan het spinnewiel, thans zitten de dames aan de
speeltafel. Oudtijds was de wouw in keuken en kel
der, en bakte haar eigen brood en vervaardigde
kleeren voor hare kindertjesthans weten vele vrou
wen niet eenswat er nog in keuken of kelder in
voorraad is. Men kan zich daarmede niet inlaten,
dat vermoeit te veel, het mat de zenuwen af. Welk