1869. JV* 62, Bingsdag 10 Augustus. 56ste jaargang.
BEKENDMAKINGEN
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal 1,75fr. p. p. 1.90 Afzonderlijke
nommers 5 c.met hijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden h 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels k j 1,
Dienst-aanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
van liet Gemeente-bestuur.
lVIicld.elt>aai* Onderwijs.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES maken
bekend, dat, naar aanleiding der in de voorgaande week
fehouden examensop de Hoogere Burgerschool alhier zijn
evorderd.
VAN DE VOORBEREIDINGS-KLASSE TOI DE le KLASSE
1.
2.
3.
4.
5.
1.
2.
3.
4.
5.
B. Wabeke.
P. J. van Voorst Vader.
I. C. J. Massee.
Pli. M. van der Mandere.
C. M. de Jongh.
VAN DE le tot DE 2e KLASSE
0. P. A. Hochart.
7. H. A. Janssen.
en voorwaardelijk,
C. II. G. Hartman.
A. J. van Citters.
Ph. Steijnis.
P. C. Breas.
J. Mulder.
J. de Jongh.
VAN DE 2e tot DE 3e KLASSE:
6. J. B. van Kalmtliout.
7. S. I. J. Houwer.
en voorwaardelijk
F. van Campen.
L. E. A. Liebert.
1. J. A. van Heel.
2. J. Schraver.
3. M. Noordijke.
als toehoorder:
P. J. O. de Bruijne.
1.
2.
en voorwaardelijk
F. M. A. Mesch.
O. Verhagen.
C. A. J. van Citters.
D. G. Krol van der Hoek.
K. A. van Boven.
VAN DE 3e tot DE 4e KLASSE:
P. J. Breker. I
VAN DE 4e tot DE 5e KLASSE:
J. C. van der Meer Mohr.l 3. A. P. J. Kooman.
J. de Ridder.
Terwijl als leerlingen zijn toegelaten:
Op de Eïoogere Burgerschool
tot DE VOOKBEREIDINGS-ICLASSE.
1. A. M. Peman Kakebeeke.t 4. M. W. Hitdernisie.
2. P. van Dalen. I 5. C. J. de Wijs.
3. D. van der Hoek.
Op de Burger-Avoimtscliool.
tot DE le KLASSE.
F. Wolferts.
J. C. van Kalmthout.
P. van Eijkeren.
A. Nonnekes.
C. A. Schuurvcldt.
J. de Vos.
Goes, den 7 Augustus 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, willende
voldoen aan de circulaire van den heer Commissaris des
IConings in de provincie Zeeland, van den 19 Januarij 1852,
A, no. 103, le afd. (prov. blad no. 11) brengen ter kennis
van belanghebbenden, dat jaarlijks vóór of uiterlijk op den
20 Augustus moet ingezonden worden, eene opgave van. de
in deze gemeente zich bevindende officieren en verdere
leden der schutterij die in de termen vallen ter erlanging
van het EERETEËKEN, ingesteld bij Zr. Ms. besluit van
den 5 December 1851, voor eervolle, langdurige,
werkelijKe dienst lȕj de Schutterijenver
langen daarmede begiftigd te worden. Burgemeester en
wethouders noodigen de regthebbenden uit, om met over
legging van eenen staat van dienst, waaruit blijkt, dat zij
gedurende vijftien jaar en langervoor zich zeiven in wer
kelijke dienst zijn geweest en zich aanhoudend onberis
pelijk hebben gedragen, van hun verlangen om met het
bedoelde eereteeken begiftigd te worden, aan hun collegie
te doen blijken, vóór of uiterlijk op den 15 Augustus eerst
komende, ten einde ten bepaalden tijde gevolg aan de be-
komene aanschrijving te kunnen geven.
Goes, den 7 Augustus 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, verwitti
gen de daarbij belanghebbendendat door hen, ter voldoe
ning aan de circulaire van den heer Commissaris des Ko-
nings in de provincie Zeeland, van den 22 October 1850, A,
no. 6583 3e afdeeling (provinciaal blad no. 144) vóór of op
den 1 September van elk jaar, opgave behoort te worden -ge
daan, betrekkelijk de in de gemeente plaats geliad hebbende
GEHEELE SLOOPING VAN GEBOUWEN,
en noodigen mitsdien de ingezetenen uit voor zoover zoo
danige slooping van eenig gebouwd eigendom mogt hebben
plaats geliad, daarvan ter secretarie dezer gemeente aangifte
te doen vóór den 26 der loopende maand, als kunnende al
leen in dat geval, daarop gelet worden bij de verandering
in den aanslag voor de eerstvolgende dienst te maken.
Goes, den 7 Augustus 1869.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
DE BURGEMEESTER der gemeente GOES, ontvangen
hebbende eene aanschrijving van den lieer Commissaris des
Killings in öe.za provincie, vnaSfcn d»- aandacht gevestigd
wordt op het ondoelmatige van het wegnemen door zeer
vele landliedengedurende den winterder hekken waar
mede de dammen hunner erven, waarop het woonhuis en
de schuren staan, worden afgesloten;
Wijst de belanghebbenden op liet wenschelijke der af
sluiting van hunne erven, ook gedurende den winter, en
wel om de volgende redenen.
Volgens de tegenwoordige opvatting der art. 390 en 391
van het Wetboek van Strafregt vervalt door het niet afslui
ten de cloture générale van het erf en daarmede de aanhoo-
righeid van een bewoond huis.
Ook de regtsyeiligheid, welke gemeld art. 390 verleent aan
het afgesloten erf, waardoor een diefstal, daarop gepleegd,
gelijk wordt gesteld met den diefstal in het huis zelf, ver
valt door dat wegnemen, om plaats te maken voor een min-
gunstigen toestand, daar, door het wegnemen van het hek,
dat den dam sluit, de diefstal, gepleegd in eene schuur,
welke niet slechts op het erf ^taat, maar zelfs daaraan be
lendend is, mits geen doorgang binnendoor bestaat, wordt
beschouwd als gepleegd op eene plaats, die niet als bewoond
huis wordt aangemerkt, of daarmede gelijk gesteld, hetgeen
bij de toepassing der strafwet een aanmerkelijk verschil daar-
stelt.
Goes, den 7 Augustus 1869.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
Zeker wel bekende correspondent van het Dag
blad gaf dezer dagen een verslag van den loop der
verkiezingen voor den gemeente-raad alhier en
eindigde met de aandoenlijke opmerking, dat de
liberale partij hier zulk een gevoelig échec geleden
had. Wij verwachten ons, dat hij, na den uitslag
der herstemmingden toon nog wat liooger zal
aanslaan en den volke verkondigen, dat die partij
hier nu geheel verslagen is.
Wij willen hem voorkomen en rondweg verkla
ren, dat die uitslag ons leed gedaan heeft; maar
voegen er ook uit volle overtuiging hijdat de
geleden nederlaag ook nu weder lichtzijden aan
biedt, die wij niet mogen voorbijzien.
Het zal wel niet noodig zijn, nog eens te her
halen, dat men hij het beoordeelen van eene ne
derlaag altijd in het oog moet houden, wie zij zijn
die de overwinning behaalden en door welke mid
delen zij die verkregen hebben. Al verder komt
in aanmerking bij eene nederlaag als deze, of in
de kwaliteit der gekozenen even veel gewigt ge
legen is als in hun aantal en of zij, die in den
gemeente-raad tegen hen overstaan, ook gerekend
kunnen worden een zedelijk tegenwigt aantebieden.
Wij hebben ons niet tot taak gesteld, om uit dat
oogpunt de laatste gemeente raads verkiezingen te
beoordeelen. Liever willen wij er op wijzen, dat
de uitslag der herstemming aan de gemeente het
uitzigt geeft, dat aan een aantal zaken ras de hand
zal worden geslagendie reeds lang als hoog noo
dig in den raad werden genoemd.
Mogen wij van het nieuw gekozen lid hopen,
dat hij weldra een voorstel doen zal, om, volgens
het reeds door hem hekend gemaakt voornemen,
de schoolgelden te verlioogen, waardoor de burgers
het genot zullen hebben, om een volgend jaar
misschien eenige stuivers minder in den hoofde-
lijken omslag te betalen en daarentegen de deuren
der scholen voor hunne kinderen gesloten te zien,
omdat zij het hooge schoolgeld niet betalen kun
nen dat de heer lompe hun wil opleggenvan
den heer van Rentergliem is het bekend, dat hij de
gelden nu door de burgerij opgebragt, gaarne zal
helpen aanwenden om een abattoir te houwen,
dat is een slagthuis voor het vee, waar de slagters
FEU ILLET OIV.
BEN HISTORISCH VRAAGTEEKEN.
YI.
Het tooneel, dat op het noemen van den naam
volgde, was een liefkozing van den ridder, een stom
en wezenloos toegeven van den graaf. De laatste
kon zich niet verzoenen met de gedachte, dat de
ridder d'Eon zijne moeder zou zijn.
„Oriep hij eindelijk uit, „ik had zulk een schat
van teederheid voor de mij onbekende moeder me-
degebragtdat mij het hart daarvan zwol
en nuEene eenige vraag zult gij mij
beantwoorden," vervolgde hij na eene lange pauze,
„en daarvoor wil ik u met lijf en ziel toebehooren
wie was mijn vader?"
De ridder bleef, bij deze zoo eenvoudige woorden,
als aan den grond genageld, staan.
„Uw vader?" stotterde hij, „uw vader? wie. zou
dan anders uw vader zijn, alsDoch plot
seling zweeg hij; eene geweldige gemoedsbeweging
scheen zijn mond te sluitenhet was of zijne lip
pen zich niet openen wilden, om den naam, die zoo
zeer door den graaf gewenscht werd, uit te spreken.
„Uw trots zal zich welligt verzetten, tegen de ge
dachte, mijnheer de graaf! dat door uw vader, niet-
adelijk bloed in uwe aderen zou kunnen vlieten,"
zeide hij eindelijk.
„Gij vergist umijne moeder!" riep Biia-
ginsky, „en buitendien weet ik het tegendeel met
zekerheidwant vorst Woronzow zeide mij, dat het
bloed, 't welk in mijne aderen vloeit, tot de besten
en edelsten der wereld behoort en dat gij mij zeg
gen zoudt, welken naam ik geregtigd ben te dragen."
„Woronzow heeft niet goed gedaan," zeide d'Eon
op ernstigen toon. „Hij heeft welligt het ongeluk
van uw leven veroorzaakt; doch ja, ik wil
u den naam van het geslacht noemen, waaruit gij
Ontsproten ziit, als gii mii twee dingen belooft."
„Welke? o spreek!"
„Nimmer den naam uwer familie te noemen en
Rusland voor immer te verlatenzoodra gij uwe
zaken daar geordend hebt. Spreek, wilt gij deze
voorwaarden aannemen
Beiden zwegen. Aan het zware ademhalen van
Braginsky kon men den strijd bespeuren, die in zijn
gemoéd gevoerd werd.
„Gij hebt mijn woord," zeide hij eindelijk met
bevende stem„hoe zwaar het mij ook vallen mo
ge, ik zal uwe voorwaarden vervullen."
d'Eon greep zijn hand, en drukte die met diepe
ontroering.
„Czaar Petes III is geen beter Romanow dan gij,
mijn zoon!" zeide hij.
„Wat wieriep Braginsky uit.
„Gij zijt even zoo goed een nazaat van Peter den
Groote, als de prins van Holstein-Gottorp, die nu op
den troon van Rusland zit en dus, mijn zoon,
kunt gij in Rusland niet leven."
„Maar mijn vader wie is mijn vader
leeft hij nog?"-
„Ja, hij leeft!" hernam d'Eon met diep ontroerde
stem; „hij leeft en lijdt altijd nog."
„Maar wie, wie is hij?"
d'Eon zweeg. Hij bedekte het gelaat met beide
handen. Een hevige strijd scheen in zijn binnenste
te woedendoch zijne stem was vast en duidelijk,
toen hij zeide: „Dat is een staatsgeheim, 't welk zelfs
mijn dood misschien niet voor de wereld zal ophel
derenGij zijt een Romanow, mijn zoon! Gij zijt
een afstammeling des grooten russisehen keizers
en zijt mijn zoonVerlangt geene andere op
heldering van mij, gij zult nimmer nimmer
eene andere verkrijgen."
Een kwartier later steeg graaf Braginsky voor de
de deur van King Duncans Inn te paard. De rid
der reikte hem de hand, die de andere met teeder
heid aan zijne lippen bragt.
„Ik zal u gehoorzamen, moeder!" zeide hij met
een diepen zucht„maar ik zal u het bewijs geven,
dat een zoon de beste en eenige vertrouwde zijner
moeder is. Gij zult mij leeren kenneu en
dan, dan, hoop ik, zult gij uw woord terugne
men, en mij den naam noemen die ik wenseh te
kennen, al is het ook voor geen ander doel, dan
om hem te vereeren. Vaarwel, moeder! God be-
schcrme u!"
De graaf gaf zijn paard de sporen en verwijderde
zich. d'Eon bleef aan de deurpost staan en staarde
voor zich heen. Een diepe zucht ontlaste aan zijne borst.
„O, hoe gelukkig zijn zij," mompelde hij, „die
kinderen hebben, welke zij open voor de wereld als
de hunne kunnen erkennen. Een flink jongeling,
geheel de geest zijner moeder, het trotsche zelfbe
wustzijn van zijn geslacht. En geheel de onverzet
telijke energie zijns vaders. Helaas, helaas! zal
hij gelukkig zijn? Ik geloof het niet! En ik
{Het slot, bevattende eenige ophelderingen
in het volgend nommer.)