BUITENLAND. BINNENLANPSCME BERIGTEN. kerke NB., met aanwijzing van Camperland als stand plaats en om den 1 October 1869 in functie te treden is benoemd Lieven Bakkerthans commies bij de plaatselijke belastingen te Vlissingen. Door het zoogenaamd vischjesvangen of scheepjes varenviel heden een kleine jongen in de kaai. Schipper Omwaar de met zijn schip aan den wal liggende had de drenkeling gelukkig spoedig op 't drooge. Te verwonderen is het dat dit niet da gelijks met erger gevolgen voorvalt, niet tegen staande het gedurig verbod van particuliere nen policie, waaraan de deugnieten zich niet storen. Den 22 Julij voer de stoomboot van Vlissin gen op Breskens af, toen reeds de stoomboot Stad Vlissingen, van Rotterdam komende, in 'tgezigtwas. Op de laatste boot bevonden zich eenige reizigers, die nog over wilden, waaronder ook eene familie, die bij het bestuur der stoomboot schriftelijk on derzoek gedaan had of de Scheldeboot op die van VlissingenRotterdam wachtte, en daarop een be vestigend antwoord had ontvangen. Desniette genstaande wachtte de. Scheldeboot niet. Zoo iets nu noemen wij liegen en bedriegen, of de schuld ligt bij den gezagvoerder of den conducteur. Gebeur de zoo iets in EngelattyJ of Amerika, de onderne ming zou tot schadevergoeding veroordeeld worden. De bedoelde passagiers, wier rijtuig te Breskens den nacht overbleef, werden dus onschuldig ver oordeeld tot de kosten van nacht verblijf voor zieh- zelven te Vlissingen en _voor den rijtuighouder met zijne paarden te Breskens. Indien we ver moedens mogten aannemen, zouden we eene bij zondere qualificatie kunnen geven aan de autocratie door commissaris van het veer, gezagvoerder en ondernemers uitgeoefend. Wij zelf vermoeden dat men het er op toelegt om den dienst op te heffen. (Sluisch Weekblad). De gemeenteraad van Delft heeft het voorstel tot oprigting van eene hoogere burgerschool voor meisjes en die van 's Gravenhage tot oprigting eener meisjesschool voor meer uitgebreid lager on- dei-wijs verworpen, De beweging in den Pfalz ten gunste van de openbare neutrale school is ook tot Beijeren over geslagen alwaar reeds enkele gemeenten door de keuze des volks zich tegen de confessioneele en vóór de neutrale school verklaard hebben. In de gemeente Scherpenzeel bevinden zich twee personenoom en neefdie volkomen denzelfden naam dragen. Bij de jongste verkiezing voor leden van den gemeenteraad heeft zich nu het geval voor gedaan dat die naam op een genoegzaam aantal stembriefjes voorkwam om den daardoor aange wezen persoon in herstemming te doen komen. Tot dusver schijnt de kwestie niet beslist te zijnwie, de oom of de neef, door de kiezers is bedoeld, en over wien alzoo herstemd moest worden. Het beroep in cassatie van Jacob de Vletter zal eerst na de vacantiein Septembervoor den hoogen raad dienen. De berigten der Hollandsche en Schotsche haring vangst luiden ongunstig. Bij het scherpschutters-feest te Loosduinen heeft het oudste vrouwtje van 'tdorp met een jong scherp schutter, uit Delft, gedanst. Spoedig schaarde zich meerderen om het ongelijke paar en maakte men, door de muziek voorgegaaneen rondedans, waarbij het gewone zoenen, zoenen" gezongen werd. De scherpschutter kustte haar waarlijk, het 80jarig olijke vrouwtje bloosde en ontvlugtte haar ga lanten danser. Dat de dieren het in trouw van vele menschen nog winnenbewees Woensdag avond jl. weder het volgende: Een reiziger, die op het punt van vertrek van den spoorweg van Amsterdam naar Haarlem nog een kaartje namwilde ook een ba- gage-regu voor zijn hond nemen, doch daartoe ont brak de tijd. Noode liet hij dan ook zijn huis vriend achter, doch wie schetst zijne verbazing, toen hij, onderweg uit het portier ziende, zijn hond op de loopplank van den trein zag zitten. De afstand tot Haarlem was nog verre, maar werd gelukkig volbragt en het dier gaf, even als zijn meesterdoor teekenen te kennendat 't hun goed deed, elkander weder gevonden te hebben. Zou menig mensch aan dezen hond geen voorbeeld kunnen nemen? Pruissen zit in moeijelijke finantieele omstandig heden. De oorlog van 1866 heeft de schatkist uitgeput en men zoekt naar allerhande middelen, om het tekort te dekken. Zoo blijkt het dan maar al te duidelijk, dat de roem der annexatien aan Pruissen zeer duur is te staan gekomenen dat de vruchten van den boom der eer- en veroverings zucht, niet zoo zoet zijn, als velen meenden. De natie is op eene vreesselijke wijze uit den roes harer be dwelming wakker geschud en terwijl de ministers nu de eene, dan de andere belasting voorstellen, om in den geldnood te voorzienzjjn de volks vertegenwoordigers huiverig, ja, weerspannig, om deze voorstellen aantenemen, overtuigd als zij zijn, dat de lasten, die op de schouders der ingezetenen druktenreeds ontzettend zwaar zijn. Graaf von Bismarck zal echter wel een middel weten te vin den, om zieh te redden. Hij, die vroeger wel durfde regeren, de rijksontvangsten innen en weder uit geven zonder budgetzal wel geld weten te erlangenook zonder dat de vertegenwoordiging de wijze goedkeurt. Wij verwachten van Pruis- sens premier, na zijne terugkomst uit zijne lande lijke afzondering, de eene of andere radicale maat regel, des noods met voorbijgang der beide huizen van afgevaardigden, om zich weder staande te hou den in zijne positie. Men klaagt over Oostenrijk, dat het zoo wei nig, of liever geene pogingen aanwendt, tot toe nadering met Pruissen. De openbare mededeelin- gen van onderscheidene depeche's en staatsstukken, in het roode boek vervat, doen ten duidelijkste blij ken dat Oostenrijk's kanselier Graaf von Beust dis toenadering niet wenscht. Of dit in verband staat met de afspraken, die volgens Noord-Duitsche bladen, in 1866, tusschen Oostenrijk en Frankrijk gemaakt zouden zijn tot versnippering van Pruis sen, durven wij niet bevestigen, te meer, daar aan die afspraken door velen getwijfeld wordt. Inte gendeel beweert men, dat Oostenrijk met zijne tra- ditien gebroken hebbende, op de baan van voor uitgang, zoowel wat zijne binnen alsbuitenl. politiek betreft wordt voortgedreven. Oostenrijk heeft gebro ken met zijn verleden, gedeeltelijk vrijwillig gedeel telik door den wil zijner bevolking en in het bewust zijn van eerlijk en opregt, de welvaart des lands te willen, daar de regering niet anders dan vrede en ver zoening naar buiten trachten aantekweeken, om zoo doende de rust naar binnen bevorderlijk te zijn. Want in eigen boezem heeft het nog veel te doen en bij het ontstaan van verbittering onder het volk, zoo als nu kortelings bij de ontdekking van het schandaal in het karmelieter-klooster te Krakau, kan het niet anders, of Oostenrijk moet op den weg van hervorming voorwaarts en moet zich lang zamerhand van de boeijen bevrijden, die het door vroegere staatsinstellingen omkneld hield. Maar dat kan het niet, als het niet eene eerlijke staat kunde ten opzigte zijner naburen toepast en met deze op goeden voet blijft. Wij gelooven dus dat Oostenrijk, wel verre van den twistappel met Pruis sen weer op te werpen, er naar streven zal, om de banden van vriendschap en eendragt naauwer toe te halen. En dat de klagt, die in sommige Pruis- sische bladen over de depeche's van graaf von Beust wordt aangeheven, alleen zijn grond vindt in Pruis- sische gevoeligheid en door de overwinning van 1866 geprikkelde hartstogten. kunnen gaan. Nu dragen allen in den last, die zoovele lusten oplevert. De hoogst aangeslagenen in de eerste plaats wel het meest, voorts ieder naar zijn vermogen, terwijl die het meest betalen zich gaarne grooter last getroosten en contribueeren in het belang van hen, die niet kunnen gevenzoo dat ten slotte allen gebaat, alle belangen ver vuld worden. Het is waarlijk of men de waarheid niet zien wil, als men telkens op dat verhoogd schoolgeld aandringt, of de school als uitsluitend ten bate der rijken acht. Voor deze laatsten zou het ze ker weinig beteekenen om een hooger schoolgeld te betalen. Er zijn er zeker, die hunne kinderen derwaarts zouden zenden, al werd het schoolgeld tot 200,— opgevoerd. Maar dan zouden immers de meesten buiten gesloten worden, omdat het minder deel zoo door de fortuin begunstigd is. Bij de bepaling van het schoolgeld is men niet uitgegaan van de gedachte, om de school voor rijken gemakkelijk, maar wel om die voor min gegoeden mogelijk te maken. Doorgaans keert men dit om, en indien de toeleg gelukte, om het hooger schoolgeld intevoeren, het zou gelijk staan met een besluit, om misschien meer dan de helft der leerlingen van de burgerschool te verwijde ren, hen van) de gelegenheid tot onderwijs te be- rooven. Wij gelooven daarom dan ook dat er reden van dankbaarheid in plaats van stof tot klagen is, en wel verre van een eigen denkbeeld aan anderen te willen opdringen, wekken wij liever op, tot een onpartijdig en ernstig overwegen van de vraag: of, met het oog op de reeds verkre gen vruchten, hst bewijs niet geleverd is, dat eene gemeente nooit ligter lasten draagt, dan die hunne renten in' Volksontwikkeling, in het ver gaderen van nuttige kennis geven? GOES, 2 Augustus 1869. Allengs nadert het feest der harddraverij. Wezenlijk 'tzal aan de belanglooze zorg van het bestuur der Volksvermaken niet geweten kun nen wordenwanneer niet ieder en voornamelijk de leden dit op prijs stellenzij toch kunnen het best beoordeeleu welke schikkingen en moeite het vereischt, om met het oog op de finantien dit tot stand te brengen. Maar wij twijfelen niet of bij gunstig weder zal de uitslag toonen dat hetzelve niet zonder zelfvoldoening op den prijs gegeven tijd en zooveel meer om de burgers een regt ge noeglijke uitspanning tè verschaffenmag terugzien. Dagelijks- ziet men dan ook het getal die met het afrigten der paarden zich onledig houden, ver- grooten men noemt den eenen dag winner die den volgenden dag overwonnen wordt. De geest drift wordt grooter en grooter en men maakt reeds onderling plannen om door versieringen en alge meen vlaggen luister aan het feest bij te zetten. Het loopen van extra treinen tegen verminderde passagiers gelden doet velen van elders wachten die wel de gelegenheid zullen vinden zich behoor lijk van alles te kunnen voorzien. Aan de herstemming voor een lid van den gemeen teraad op heden hebben deelgenomen 275 kiezers. De minister van oorlog heeft, beschikkende op een aantal request en waarbij vrijstelling werd ver zocht voor miliciens-verlofgangers om tot oefening in den wapenhandel op te komenmedegedeeld dat de belangen van den dienst niet toelaten in die verzoeken te bewilligen. Tot tweeden veldwachter in de gemeente Wisse- tolen. Dat het een cavalier is laat evenwel geen twijfel over, als men zijn .paard beziet Allons done, wie zou er wel belang bij hebben, mij te vervolgen? Wie?De geheele wereld, pardieu!" Hij zou zeker zijne alleenspraak hebben voortgezet, wfire niet eensklaps een ruiter in de deur verschenen, welke in een druk gesprek gewikkeld was met den waarddie den vreemdeling met een lantaarn volgde. Onze bekende liet zich met een bijna fabelachtige behendigheid langs den muur op den grond vallen en kroop toen achter den dikken eikenstam, die anders voor bank diendedoch die hem nu tot schild verstrekte voor de blikken der beide anderen. Al had de waard het schijnsel van zijn lantaarn hier heen laten vallenzou men hem niet ontdekt hebben. „Alzoo geeft gij mij uw woordzeide de vreem de, „dat hier voor ongeveer een halfuur geen rui ter is afgestapt?" „Bij den heiligen Duncan, mijn patroon, My lord niemand is bij mij afgestapt, die eenigzins op uwe beschrijving geleek." „En gij verwacht ook niemand?" „O, dat wel, My lord! ik verwacht gasteneiken dag en eiken nacht van het jaar. Moge de hemel er mij vele zendenwant de zaak gaat slechtMylord zeer slecht, eiken dag slechter. Een eerlijk man zal weldra niet meer weten aan den kost te komen." „Hm!" meende de vreemdeling, „ik zou er op gezworen hebbendat hij voor mij uit draafde. Maar zeg eens, man! is er verder op den landweg nog eene herberg?" J..^, „O Mylord! er mag lqgr of d/iar nog wel eene ellendige kroeg zijnwaar zigeuners en spitsboeven hunne bijeenkomsten houden., maar ieder edelman zal u zeggen, dat op dezen armzaligen landweg King Dunean's Inn de eenige pleisterplaats iswaar een cavalier zich niet behoeft te schamen een glas grog te drinken of den nacht door te brengen." „Zoo? Logeert gij ook gasten? Ja, dat is waar ook; ik hoorde van uwe dienstmaagd dat heden avond eene dame bij u haar .intrek had genomen." „Zeer waar, Mylordde weduwe van een geeste lijke uit Leycestershire, die het niet waagde, zoo laat nog naar Londen te gaan, omdat zij daar, zooals zij zegt, geheel onbekend is." „Hoor eens," zeide de vreemdeling, nadat hij eenige oogenblikken had nagedacht„ik vertrouwdat gij twee fonkelnieuwe souvereigns liever in uw vestzak, dan in mijne beurs wilt zien. Ik wil u een voorstel doen, dat gij wel kunt aannemen. Wilt gij? Spreek!" „O van harte gaarne, Mylordhet zijn zulke slechte tijden." „Welnu dan, pas op, en luister. Het is mogelijk, dat ik mij vergist heben dan behoeft ge niets te doen. Mogt het evenwel gebeuren, dat de cavalier, die ik bij u zqphtdezelfde is, als ik vermoed en hij hier in den aanstaanden nacht, hetzij vroeg of laat, stil houdt, dan kunt gij de som verdienen waarvan ik sprak, indien gij hem eenvoudig het woord zegt dat ik uitspreken zal. Wilt gij? „NatuurlijkMylordzelfs al moest ik een geheel uur besteden, om het van buiten te leeren." „Hij is een cavalier van iets meer dan dertig jaren, zonder baarddoch met een blanke huid. Als gij hem ziet, zegt' dan eenvoudig het woord Eonen naar de ontsteltenis, die gij op zijn gelaat ontdekt zult gij kunnen zien of hij de bedoelde persoon is. Hebt gij mij begrepen?" „Jawelmylord „Als gij alzoo gelooft, dat hij de man is, die ik bedoel, zeg hem dan: „Mijnheer de ridder! hij, die u sints acht dagen onafgebroken volgt, dien gij steeds ontwijkten dien gij niet bij u ontvangen wilt, heeft niets kwaads tegen u in den zin. Integendeel wil hij u een groote dienst bewijzen, en tot wegneming van allen twijfel, zij u den naam Woronzow" genoemd „Als gij dat maar dadelijk gedaan had Mijnheer de graaf!" klonk eensklaps eene stem achter de bank, en eene gestalte vertoonde zich, „dan had gij u zeer vele onaangenaamheden kunnen besparen u en mij mijnheer de graaf!" (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 2