1869. JV* 58. Dingsdag 27 Julij. 56ste jaargang.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag
avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prijs per kwartaal f 1,75, fr. p. p. 1.90 Afzonderlijke
nommers 5 c., met bijblad 10 c.
Gewone advertentiën worden a 15 c. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 16 regels a f 1,
Dienstaanbiedingen, niet meer dan 4 regels bedragende
en contant betaald, 40 c.
De inzending van advertentiën kan geschieden op den dag der uitgave tot vóór drie uren, des namiddags.
Stukken welke men als ingezonden wenscht opgenomenmoeten uiterlijk den vorigen dag aan het bureau bezorgd zijn.
-j'lj "y
BolitcncamaliLiiis.
^Middelbaar Onderwijs.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen
ter kennis van belanghebbenden, dat de
OVGReiUrfiS-EXAMElVS
der leerlingen aan de Hoogere Burgerschool in het openbaar
zullen gehouden worden op Donderdag. I'rydag en Xiilar-
dag den 29sten, 30sten en Bisten dezer maand, telkens van 9
tot 3 ure, terwijl op Maandag den 26slen dezer des avonds
van G 8 ure eene openbare les in de gymnastiek zal wor
den gegeven.
Zij noodigen de ouders der leerlingen en andere belang
stellenden tot bijwoning van een en ander uit.
Wordende deze op nieuw geplaatst tot lierstel eener fout in
de vorige bekendmaking.
Goes, den 26 Julij 1869.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HART M A N.
BEWEGING OF LEVEN?
Niet klagen maar handelen. Dat was de slot
som waartoe wij in een vorig artikel gekomen
zijn. Indien er werkelijk reden is, om te klagen
over den béstaanden toestand, dan moet de hand
aan het werk geslagen tot verbetering en er dient
zamenwerking te zijn, om elke oorzaak van kla
gen weg te nemen.
Wie uit dat beweerde de gevolgtrekking maakte,
dat er, naar ons inzien, niet genoeg gehandeld
wordt, zal ons misschien willen voor werpen, dat
alom het politiek leven opgewekt is; dat zoove-
len die vroeger onverschillig warenthans in
de algemeene zaak belangstellen; en dat men slechts
rond zich te zien heeft, om overtuigd te wezen,
dat het, bij velen althans, niet aan lust en ijver
tot handelen ontbreekt.
De laatste maanden, waarin de tweede kamer
voor de helft en overal de gemeenteraden voor
een deel vernieuwd moesten worden, hebben over
vloedige bewijzen gegeven, dat de publieke zaak
tegenwoordig ook door het publiek behandeld wordt;
mogen ook niet aller handelingen evenzeer goed
gekeurd worden, het laat zich toch niet ontken
nen, dat wij de bewijzen voor ons hebben, hoe
men uit een staat van werkeloosheid, tot hande
len is overgaan.
't Is echter daarmede nog niet uitgemaakt, dat
de politieke bewegingen van onzen tijd, als be
wijs zouden mogen gelden van waarachtig poli
tiek leven.
Immers, het is niet te ontkennen, dat de ver
schijnselen van dat zoogenaamde leven, zich slechts
bij oogenblilcken vertoonen en door bijzondere
omstandigheden moeten worden opgewekt.
Zeker zijn wij vooruitgegaan en krijgt de hoop
dagelijks meer grond, dat ons volk, langzamer
hand uit zijnen [slaap ontwakende, ook nog eens
zich krachtigAtoonen zal, in dat ware volksleven,
dat, eerst na veelzijdige ontwikkeling, tot vollen
wasdom [komt.
Maar wij kunnen niet als bewijs daarover la
ten gelden, dat er meer over verkiezingen gespro
ken en daaraan deel genomen wordt; dat er ve
len gevonden worden, difij zich een oordeel aan
matigen over den gang van 's lands zakendat
velen zich mengen in een strijd, die noch door
hen, noch met hunne wapenenmoest gevoerd
worden.
Er is veel [bewegingin enkele oogenblikken
overmatige beweging, maar daarom nog niet dat
leven, dat men voor een volk wenschen moet.
Ook het werktuig beweegt zich, als het door
eene of andere vreemde kracht wordt gedreven,
het maakt soms groot geraas en doet zijn bestaan
reeds van verre opmerken, maar op dezelfde plaats,
waar gij straks meendet, dat alles leven was
heerscht over weinige uren eene stilte des doods,
omdat de bewegende kracht heeft opgehouden.
Gij komt in eene gemeente, waar het verkie-
zingswerk in vollen gang is; gij verbaast u, dat
allen zoo vol zijn van het publiek belang en met
zoovele woorden U zeggen kunnen, waarom de
eene kandidaat wel, de andere niet gekozen moet
worden; gij zoudt bijna wanen, dat iets van den
geest, dien wij bij andere volken waarnemen,
in het onze gevaren is; maar laten zij eens
zwijgen, die de kiezers in beweging brengen en
het volk daar achter als drijfkracht benuttigen;
laten de leiders rusten en de menigte, aan haar
zelve overlatenen op het groote tooneel wordt
alles ledig en stil.
Gij hoort van onderscheidene zijden stemmen
opgaan,die een of ander nationaal belang bespreken,
die maatregelendoor de regeering genomen, goed
of afkeuren, en het kan schijnen, dat ieder hier,
met belangstelling den gang der zaken gadeslaat
alles wikt en weegt, maar hoevelen die
slechts naspreken, wat hun door vertrouwde voor
gangers wordt voorgehouden, die zich in den strijd
mengen, omdat zij daartoe gedwongen worden,
die als het doode gewigt worden gebruikt, om de
school naar eene gewenschte zijde te laten overslaan.
Beweging is erbij tijden genoeg, maar leven?
Nog eens, er is vooruitgang, die wij met dank
baarheid opmerken, maar hoeveel ontbreekt er nog!
Kennis van de eerste beginselen, waarop de
huishouding van den staat moet rusten; kennis
van de inrigting van ons staatsbestuur; van de
gemeentelijke inrigting, van de bronnen van wei-
Varen; kennis, in één woord, van dat alles, waar
uit zich het staatkundig leven ontwikkelen moet
zij wordt nog maar'al te veel gemist.
Veel zeker wordt er gedaan, om in dat gebrek
te voorzien en reeds daarin mogen wij een ont
wakend leven begroeten, maar welk eene tegen-
FEUILLETON.
EEN HISTORISCH VRAAGTEEKEN.
Wie zich tegenwoordig de moeite geeft, aan den
avond eener groote voorstelling, in het bijzonder bij
de eerste opvoering van een nieuw stukde beweging-
gade te slaan, die aan den ingang van een schouw
burg plaats heeft, kan zich moeijelijk voorstellen, hoe
het moet geweest zijntoen het schouwburgbezoek
voor zekere standen een maatschappelijke pligt was.
Toen zou het niemand ingevallen zijn, te voet naar
Thalia's tempel te gaan, en toch stelden de dames zich
niet bloot aan het vermoeijend hotsen in eene zware
koets op de slecht geplaveide straten. Men bediende
zich van een draagstoel; en daarin was men veel
geruster dan thans in een koets. Men gevoelde er
zich als het ware in zijn element, en men was zeker,
dat de paarden niet op den hol zouden gaan. Ook
voor de nieuwsgierigen, die in alle landen en tijden,
bij het aan- en uitgaan van een schouwburg tegen
woordig waren leverden de draagstoelen veel meer
genot op dan de equipages. Men kon ze veel beter
naderenen terwijl het in- of uitstappenvooral
wanneer dit met eenig ceremonieel gepaard ging, veel
meer tijd vorderdedan het uit- of instappen eener
vigelante, kon men de aankomende of vertrekkende
dame gemakkelijker gadeslaan. Janiet zelden kon
men zelfs het gesprek hooren, dat gewoonlijk op den
weg van het portaal naar den draagstoel gevoerd werd
tusschen de dame en haar galanten cavalier. Men
kon de blikken opvangendie bij het „vaarwel
gewisseld werden, misschien wel een zacht, gewoonlijk
in eene vreemde taal, gefluisterd woord magtig wor
den en dit later aan critiek of bespreking onderwerpen.
Hoeveel scandaleuse" voorvallen zijn daardoor
niet bekend geworden!
De bonte menigte, die op den 26 November van
het jaar 1770 voor het opera-gebouw in Londen ver
zameld was, had op die wijze gelegenheid tot rijke
stof voor onderhoud toen de jonge graaf van Woit-
chester eene dame uit den schouwburg naar haren
draagstoel geleidde en met galante maar niet minder
verdachte woorden afscheid van haar nam.
Men hoorde hem zeggen, terwijl een trek van iro
nie om zijne lippen speelde: „Madame! zal uw on
derdanige dienaar de eer hebben u heden nacht in
British taverne te zien
„Bah antwoordde de dame en ook zij kon een
spotachtigen glimlach niet verbergen; „gij zijt geen
van allen zoo sterk als ik; ik heb u allen reeds tien
maal onder de tafel gedronken en dat wordt ten laatste
vervelend
„Kom maar, Madame!" hernam de graaf, „lord
Sandwich is gearriveerden wij hebben een klein
assaut d'armes voorbereid. Gij hebt hem nog niet
zien schermenhij is de behendigste van ons allen
doch niet met u te vergelijken, Madame!"
„Hij zal wel niet veel behendiger zijn dan gij allen;
en in dat geval is het niet de moeite waard, dat ik
mij derangeer," sprak de dame, terwijl zij de schou
ders ophaalde. „De Engelschen zullen nimmer goede
strijders zijn. Toch heb ik er één ontmoet ik heb
nimmer geweten, wie het geweest is die mij heeft
overwonnen."
De dame, die bij den grooten pilaar van het por
taal gekomen wasbleef eensklaps staantrok hare
hand uit die van den graaf en wierp het hoofd met
zulk eene uitdrukking van kracht en energie achter
over dat men zich niet meer, zoo als vroeger, over
hare woorden kon verwonderen.
„Het was in den slag bij Minden," vervolgde zij,
terwijl hare hand op den schouder van graaf Wou-
chester rustte. „Ik had mijne dragonders des mor
gens reeds in het vuur gevoerd, toen de prins mij
beval eene pleine charge te maken. O Mvlorddat
is een gevoel't welk zich niet vertellenniet be
schrijven, zelfs in de herinnering niet meer onder
vinden laat. Wij stortten als bezetenen op den vij
and eindelijk hadden wij ons reeds een weg tot in
het hart zijner gelederen gebaand, toen een cornet-
tist, een aardige jongen, die aan mijne zijde was
gebleven, mij aanstootte en zeide: „neem u in acht
kapitein! die groote kerel daar, regts van u, heeft
al tweemaal op u aangelegd„Ik zag naar het aan
gewezen punt, het was niet mogelijk, dat ik mij
kon vergissen het was een Engelschman. Ik sprong
op hem toeen
„Ik weet het overige, Madame!" viel de graaf in,
die zoo spoedig mogelijk het portaal wilde verlaten,
dewijl zich reeds een niet gering aantal nieuwsgie
rigen om beiden verzameld had. „Ik weetgij
maaktet coup fourré met hem gij ontvingt een
groote wonde in uwen blanken schouder en na het
eindigen van den veldtogt prijkte het ridderkruis van
St. Lodewijk op uwen boezem."
En bij deze woorden vatte hij op nieuw hare hand
en geleidde haar naar den draagstoel, terwijl hij niet
zonder moeite een doortogt door de menigte baande,
die hen waarschijnlijk geheel zou hebben ingesloten
indien dit gesprek nog tien minuten geduurd had.
De graaf kuste de dame bij het instappen de hand;
een breed geschouderden major-domus sloot den draag
stoel maakte met zijn staf ruimte en gaf de dragers,
het teeken, om op te vatten. Toen naderde hij met
den hoed in de hand het portier en vroeg: „waar
heen, mijnheer de ridder?"
„Met wie spreekt gij, maroufle!" klonk de gebie
dende stem der dame.
„O pardonwaarheen wenscht Mevrouw gebragt.
te worden?"
„Naar mijne woning, het gezantschaps-hotel!"
De major-domus boog, zette den hoed weder op
en terwijl hij met zijn staf op nieuw door de menigte
drong, kon men zijne stentorstem hooren, die de dra.
gers van andere stoelen, welke niet wilden uitwijken,
toeriep„Plaatsplaatsvoor den gezant van Zijne
Majesteit den koning van Frankrijk."
De draagkoets met de raadselachtige dame ver
dween daarop in de nabijzijnde straten.
Wordt vervolgd.)