1869. V. 39. DÜNGSDAG 13 APRIL. 56»te Jaargang, -sSS- A -SS» GOESSCHE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt .Haandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per k.wartaal 1.95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentlOn worden a 15 ct. de regel geplaatst- Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels a /'l,SO, behalve het zegelregt. De inzending ran adverlenliën kan geschieden lot róór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. SSSJ E51T At©M3IE5& BEH®©RT SüEBI BIJBLAD. 23© 35L©3Q.Ca.ïïl.£l.l5Li3aS- BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen ter algemeene kennis, dat de heer A. van der VEN te Rotterdam, van wien in de bekend making van 30 Maart jl. gezegd werd, de tarwe bloem afkomstig te zijn, alleen de expediteur is, en dat de daarin bedoelde bloem was aangevoerd uit de fabriek van den heer WILDERINK, te Munster in Fruissen. Goes den 12 April 1869. Burgemeester en Wethouders voornoemd. M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H A R T M A N. De schoolwet-agitateurs blijven kennelijk ver legen met den brief der schoolopzieners en be grijpen zelve, dat het leugenachtige van hunne beweringen nu aan het licht komen moet. Van daar al dat keeren en wenden, dat zich krom men in de meest tegengestelde bogten, om de zaak bij het groote publiek verdacht te ma ken, of althans den indrnk te voorkomen, dien zij billijk verwachten, wanneer het blijken zal, dat men geene grieven opgeven kan. Zoo werd dezer dagen onder anderen gezegd, dat de minister eens, door middel van de ge meente-besturen aan alle huisvaders moest laten vragen, of zij geene bezwaren hadden te gen de wet op het onderwijs en hare toepas sing dan zou men eerst wat hooren en dan o 7 zouden de grieven voor den dag komen. De goê-gemeente zegt, misschien met een vrome zucht: ach ja, als het ons maar eens gevraagd werd; en hunne sombere troniën zou den u waarlijk doen gelooven, dat zij met reden zich bezwaard gevoelden. Maar dunkt u ook niet, dat, welke ook de bezwaren der huisvaders mogen zijn, de on derwijzers der bijzondere scholen daarmede wel bekend zullen wezen, en dat deze alzoo even goed en zeker op eenigzins eenvoudiger wijze de bezwaren kunnen overbrengen bij de regering. Die zeggen dat zij gemoedsbezwaren heb ben tegen de wet op het onderwijs, doen dit gewoonlijk vrij luide, en mogen wel veronder steld worden met hunne geestverwanten daar over te spreken; wij achten het ook ondenkbaar, dat niet de onderwijzers aan christelijk natio nale scholen, bijzondere, of hoe ook genoemd, in de eerste plaats zullen geraadpleegd zijn en de weeklagten hebben vernomen. Voegen wij er bij dat iedereen tamelijk wel weet, dat de schoolopzieners de bekende cir culaires gezonden hebben, dat de ongelukkige ouders zich dus de gelegenheid geopend zien, om door middel der onderwijzers van bijzon dere scholen, hun gemoed lucht te geven. Waarom dan die half hatelijkehalf aan doenlijke uitroepoch, of de minister de vraag eens aan de ouders rigten liet! Maar men eischt het onmogelijke om het onhoudbare van eigen stelling te bedekken. Gesteld, de vraag kon aan alle huisvaders worden gedaanwat zouden wij zien gebeuren? Indien men de huisvaders vrij en onafhan kelijk hun gevoelen liet zeggen; de klagers van heden werden beschaamd. Van weinigen zou men de bedoelde opgave bekomen. Maar er zou dan geschieden, wat nu vaak om andere redenen plaats heeft. Eenige ijveraars zouden zich gaarne leenen, om van huis tot huis te gaan, klaagliederen te zingen, harts- togten optewekken, misschien wel schoone be loften te doen, of bedreigingen te uiten, en het leger der klagende huisvaders werd georgani seerd, om den slag aan de regering te leveren. Maar welke zouden de bezwaren zijn, die men in zijn vaandel schreef? Waarschijnlijk zoodanige, die ligt te weerleggen waren. Ook dat weet men zeer goed en daarom eischt men de mededeeling langs een onmogelijken weg. Wij kunnen ons voorstellen, dat wederom zou geredeneerd worden, op de volgende wijze naar ons begrip moet het onderwijs op eenen positief christelijken grondslag rustende staat kan in de gemengde school zich niet op dat standpunt plaatsenwij moeten dus onze kin deren zenden naar eene school, waar die grond slag ontbreekt; de jeugd leert daardoor vroeg van dat positieve zich losmaken en ziedaar de school de kweekplaats van eene deugd, die den naam van Christelijke niet dragen kan, eigen lijk de kweekschool van ongeloof en wat daar mede pleeg gepaard te gaan. Wat wil men dan van den staat? Die vraag dient voor alles duidelijk beantwoord. Maar zij staat in verband met eene andere moet het onderwijs staatszorg zijn? Welk redelijk weldenkend mensch zal dit ontkennen, of heeft niet de staat, hebben niet zij, die den staat vormen, het hoogste belang daarbij, dat elk burger behoorlijk kan worden opgeleid, om zijne plaats in den staat waar diglijk intenemenom in zijn kring medete- werken aan de belangen, het welvaren van het algemeen. Wij behoeven niet in de geschie denis van vervlogen eeuwen terugtegaan, wij kunnen het nog heden ten dage duidelijk ge noeg in voorbeelden zien, dat in de landen, waar de staat voor het onderwijs zich onver schillig toont, of althans die zorg aan anderen afstaat, de algemeene ontwikkeling veel te wen- schen overlaat. Teregt wordt het daarom als eene weldaad voor het land beschouwd, waai de grondwet het onderwijs onder de staatszorgen opneemt. Maar nog eens danwat wil men van den staat; hoe moet die zijne opgenomen taak ver vullen Consequent met de redenering van de te genwoordige agitateurs zou men moeten eischen. dat de staat zorg droeg voor en de kosten op zich nam van scholen, waar de menschen van elke godsdienstige rigting hunne kinderen kon den zenden, met de zekerheid dat het onder wijs de kleur van hunne rigting dragen zou. In eene en dezelfde school is dit niet te verkrijgen; maar hoe vele bijzondere scholen zouden er dan moeten opgerigt worden Men denke aan de oneindige nuances van het gods dienstig geloof, die reeds bekend zijn, en aan het verschijnseldat die nuances zich gedurig vermeerderenhet aantal scholen dat dan ver rijzen moest zou ontelbaar zijn. Dat is te dwaas zeggen sommigen, om er een oogenblik aan te denkenen toch van het standpunt der agitateurs moet men tot deze uitkomst komen. Of zal men de onbillijkheid willen, dat de staat scholen geve voor rigtingen, die vele aanhangers tellenen de anderendie in de minderheid zijn, aan hun lot overlate, en dwinge van scholen gebruik te maken, die voor hen ongenietbaar zijn? Aan zulke onregtvaar- digheid mag de staat zelfs niet denken. Wat blijft er dan over? Dat er onderwijs gegeven worde van staatswege, op zoodanige wijze, dat ieder daarvan gebruik kan maken, terwijl men de godsdienstige opleiding over laat aan hen, die daartoe gesteld zijn. Indien men niet bestendig opvoeding en on derwijs moedwillig verwarde, men zou zich in den eenig redelijken maatregel gemakkelijker vinden. Maar de aanhoudende verwisseling der twee zakenhet spelen met woordenbrengt de onkundigen in den waan, dat de godsdienstige opvoeding schade lijden zoudoor eene neu trale school. Misschien ware het beter, om de klagende huisvadersdie zouden optreden, als zij door de regering opgeroepen werden, eens te onder vragen, of door hen wel alle zorg voor de gods dienstige opvoeding hunner kinderen wordt aan gewend zoo als deze met het onderwijs op de neutrale school dient verbonden te wezen; dan zou de regte stand der zaken beter wor den gekend. Doch dat zou eene inquisitie zijn, zooals de Tijd dat gelieft te noemen, wat nu door de circulaires der schoolopzieners is geschied, en er zou reden zijn om daarover te klagen. Dat men dan die ongegronde en opruijende klagten terug hield, 't Zou beter middel zijn, om den volksgeest juist te leeren kennen, en te doen ziendat de dusgenoemde godsdienst-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 1