1869. :Y>. 27. DINGSDAG 6 APRIL. 56»" Jaargang. GEMEENTE-RAAD te GOES, BINNENLANDSCHE BERICTEN. GOESSCIIE i;«l 81\T. De uitgave deter Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Pry» per kwartaal ƒ1,9.1. fr. p. p. ƒ1,00. Gewone advertentiSn worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte., hnweiyks- en doodberlgten van 1.0 regels a ƒ1,20, behalve het segelregt. De Intending ran adeertentlfn kan geschieden lat róór drie uren de» namiddags op den dag der uilgaee. BIJ BIT \OTIMKK BEHOORT EEN BIJBLAD. OPENBARE VERGADERING VAN DEN TEN EAADHUIZE ALDAAK OP W0EK8DAG DEN 7 APRIL 1869, DES AVONDS TEN 7 URE. Punten van Behandeling 1°. Mededeelingen, ingekomen stukken; 2°. Verordening op de benoemingen 3°. Verzoek van J. van Aerde om grond in efpacht; 4°. Verzoek van J. de Blok, om intrekking van het raadsbesluittot uitgifte van gronden op erfpacht 5o. Adres aan de Tweede Kamer tegen het voorstel van den heer van huyktot wijziging dei- arm wet 6o. Rekening der Leenbank; 7°. Wijziging der begrooting 1869 ten gevolge van geldleening en aanbesteding; 8o. Aanvrage van het bestuur van het Gasthuisom wijziging zijner begrooting over 1868. Is het altijd moegelijk, om het sommige men- schen naar den zin te maken, het wordt onmo gelijk, wanneer zij zich eenmaal in het hoofd gesteld hebben dat'zij alleen in het bezit der waarheid zijn, dat zij alleèn weten wat er moet geschieden. Wij zien dat weder bevestigd in de heftigheid, waar mede van zekere zijde wordt uitgevaren, tegen de circulaire der schoolopzie ners, waarbij aan de onderwijzers van bijzon dere scholen mededeeling wordt gevraagd van hunne bezwaren tegen de toepassing der school wet. Na al het geroep over de grievendie hier en daar zouden bestaan, mogt men ver wachten dat de maatregel als hoogst billijk en afdoende zou worden beschouwddat daarvan dadelijk gebruik zou worden gemaakt, om met de bedoelde grieven voor den dag te komen. Maar het tegendeel is waar. Be Tijd noemt de circulaire een comediespeleene ongeoor loofde inquisitie en eeriige onderwijzers aan bij zondere scholen hebben reeds bekend gemaakt, dat zij de circulaire eenvoudig onbeantwoord zullen laten, omdat zij die gelieven aftekeuren. Een van deze laatsten is eerlijk genoeg geweest, om er voor uit te komen, dat de strijd, die hij met zijne geestverwanten voert, tegen de school wet zelve gerigt is en dat zij, ook bij de eerlijkste toepassing van deze, niet bevredigd zullen zijn; zij wenschen eene wet naar hunnen zin, of lie ver nog misschien geen wetwaardoor zij de handen volkomen ruim zouden hebben. Intusschen ligt de gevolgtrekking voor de hand, da de onwil om op de circulaire te ant woorden eigenlijk zijnen grond vindt in het piet bestaan van grieven, zoodat reeds nu blijkt, hoe onbetamelijk de dusgenoemde schoolwet agitatie isdie nog altijd voortgezet wordt meest om, ware het mogelijk zooverre te komen, dat men het onderwijs weder beperken kon, ten einde de verspreiding van licht en kennis tegen te houden. Wij mogen toch wel voor zeker aannemen, dat, zoo men werkelijk grieven noe men kon, deze zouden opgegeven worden, be houdens het regt, om tegen het bestaan der wet zelve te protesteeren. De klagers op dit punt zijn niet van die natuur, dat zij hunne grieven voor zich zeiven bewaren. Maar zij zijn kenne lijk in de engte gebragt. Zoo lang zij niet offi cieel gesommeerd waren, om de gegrondheid hunner klagten optegeven, was het gemakkelijk om te roepenwij worden verdrukt door de toe passing der wet; maar nu de punten op de i's worden gezetnu er bewijzen moeten geleverd worden is de vraag, die de wegneming der grie ven bedoelt, zelve tot een grief geworden. Het is dan ook voor allen duidelijk dat wij hier niet te doen hebben met menschen, die zich te regt of te onregt in gemoede bezwaard achten, maar met. dezulken, die, om bijoogmerken, een strijd willen voerendie, geenszins den naam van een edelen strijd verdient. Maar ook dat misbaar van de zijde der school- wet-agitateurs heeft zijne goede zijde. Een groot deel van bet publiek zou onkundig ge bleven zijn van de circulaire der schoolopzie ners, en had dan veelligt ingestemd in de sedert lang gehoorde klagtdat men doof was i voor de bezwaren der voorstanders van de bij zondere school. Nu wordt aller aandacht daar op gevestigd en zullen allen heren inzien, dat er wel veel beweging gemaakt wordtraaar dat men zonder reden klaagt en de menigte beroert. Meermalen is er op gewezen, dat de inge nomenheid tegen de schoolwet zich volstrekt niet bij het groot publiek openbaren zou, in dien men de menschen niet opruide en mis leidde. Maar de oogen zullen het best opengaan, wanneer men blijft handelen als nu. De tzoo- genaamde inquisitiewaarop men zoovéél te zeggen heeft, kan, in het oog van ieder on- partijdigen niet anders zijn, dan een bewijs van de onpartijdigheid, waarmede zij wenschen te werk te gaan, die geroepen zijn de school wet te handhaven. En al zegt de Tijd nu ook, dat het stilzwijgen der onderwijzers op de ge stelde vragen, niets anders is, dan een bewijs van hunne minachting voor een maatregel dien hun onverwacht op het lijf vielzulke dwaze redeneringen kunnen alleen strekken om te bewijzen, dat men niets zeggen kan en dat men tot hiertoe slechts waarheid heeft gesproken. GOES, 5 April 1869. De eerste kamer heeft Zaturdagalle aan de orde gestelde ontwerpen, waaronder herziening Rijn- vaartacte, aangenomen. De minister van justitie heeft nader toegezegd de definitieve regeling van de regtsmagt van den hoogen raad in West- Indische koloniale zaken, zoomede herziening der wetgeving op de vennootschappen. Tegen Maandag half twee onderscheidene justitieele wetten. Het rapport betreffende de zegelwet is nog niet uitgebragt. Uit Noord-Beveland wordt ons het volgende vermeld In de maand Julij 1868 werd, door het de partement Noord-Beveland der maatschappij tot nut van 't algemeen, besloten, tot de op- rigting eener spaarbank, welke in de vier ge meenten van dit eiland zoude werken. Op het laatst van Augustus 1868, kwam die instelling in werking, terwijl in de vergadering van dit depai tement, gehouden te Oolijnsplaat, den 24 Maart 1869, door den heer P. H. van Lis, secretaris kassier der spaarbankverslag werd uitgebragt van hare werking over het afge- loopeu jaar. Uit dat verslag teekenden wij op, dat van 31 Augustus tot ultimo December 1868 door 32 personen werd ingebragt, eene som van /'2473,445 van welke inbrengers 20 pet. behoorden tot den minderen stand en 50 pet. tot de burger klasse. Met het oog op den korten tijd van haar bestaan, mag men zich dus in het aanvanke lijk welslagen dezer onderneming verheugen. Zijn wij goed ingelicht, dan zijn er in 1869 tot 1 April, weder 13 nieuwe inbrengers, met eene som van 2249,65 bijgekomen en be staat er dus alle hoop, dat deze nuttige instel ling voortdurend zal bloeijen en meer en meer goede vruchten zal voortbrengen. Nog wordt van daar gemeld, dat in die zelfde departementale vergadering vier commis- sien zijn benoemd, ieder van drie ledenuit elk der vier gemeenten van dit eiland aan welke is opgedragen het onderzoek naar de oorzaken van- en het beramen van middelen tot verbetering in- het ongeregeld schoolgaan der leerlingen op de openbare lagere scholen in dit eiland, zullende daaromtrent verslag moe ten worden uitgebragt, in de zomervergadering van dit departement, in Junij a. s. Het hoofdbestuur der vereeniging tot bevor dering van fabriek- en handwerksnijverlieid in Nederland heeft in hare laatste circulairen aan de plaatselijke commissien kennis gevende dat de tentoonstelling te Amsterdam zal wor den gehouden, deze uitgenoodigd vooral ook te trachten geldelijke bijdragen te bekomen. Be halve het voorbeeld van Utrecht, Amsterdam en 's Gravenhage hoopt het dat ook dat van Woerden navolging zal vinden, waar de hand werkslieden zeiven geldelijke bewjjzen van hunne

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 1