1869. N°. 13.
D1NGSDAG 9 FEBMJARIJL
5(! Jaargang.
Bij dit nommer behoort een bijblad.
goessche courant.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen-
Prijs per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90.
Otwone advertentlën worden a 15 c«. de regel geplaatst,
tïeboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-0 regels
a ƒ1,80, behalve bet zegelregt.
De inzending van advertentlën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave
Eels endLm als-ing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES
verwittigen de ingeschrevenen voor de Nationale Militie
van den jare 1868, voor de ligting van 1869, voor
de tweede maal, dat de LOTING der personen die
aan de ligting van dit jaar moeten deelnemen is
bepaald op ZATURDAG DEN 30 FEBRUARIJ
1869, des middags ten 12 ure, te Goes, in de groote
geregtszaal op het Raadhuis.
En worden diegenendie redenen van vrijstelling
hebben, opgeroepen, om op Zatnrdag den 13 te voren,
des namiddags ten 1 ure, te verschijnen ter secre
tarie der gemeente, tot opmaking van de getuigschrif
ten voor de vrijstelling wegens broederdienst of als
eenige wettige zoon gevorderd; terwijl de lotelingen
of hunne ouders verpligt zijn te gelijkertijd de
bewijzen van broederdienst bij den burgemeester over
te le gen.
Goes den 1 Februarij 1869.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De secretaris,
HARTMAN.
Bol5.end.ms Icing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
maken hiermede bekend dat volgens een rapport der
openbare gezondheids-commissie, te dezer stede getracht
wordt in den handel te brengen, eene zelfstandigheid,
bekend onder den naam van melange of keiiueel,
die, bestemd om in bloem en meel gemengd te worden,
bij onderzoek is gebleken te bestaan uit GIPS, MAG
NESIA, SPOREN ALUIN, IJZER en KIEZEL, en
hoogst nadeelig voor de gezondheid is.
Burgemeester en wethouders waarschuwen daarvoor
de bakkers in het bijzonder en de ingezetenen in het
algemeen tegen het gebruik van genoemd mengsel.
Goes, den 6 Februarij 1869.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
HARTMAN.
POSTERIJEN.
Gedurende de eerste helft van de maand Januarij
1869, zijn door het Postkantoor Goes verzonden de
navolgende brieven die, uithoofde de geadresseerden
onbekend waren, onbesteld gebleven zijn:
Amsterdam, A. Page.
's Hage, Mej. D. van der Burg.
Van het hulpkantoor Kruiningen:
Bergen-op-Zoom, Johanne Bos.
De *schoolwet-agitateurs schijnen er weinig
aan te denken, welke de gevolgen moeten zijn
van de toepassing der beginselen, die zij ver
kondigen. Indien toch alles gebeurtwat zij
als billijk en noodzakelijk voorstellen, dan is de
tijd niet meer verre, waarin men het onderwijs,
althans op de lagere scholengeheel zonder
boeken zal moeten geven.
Immers gedurig hooren wij hen klagen, dat
er boeken op de scholen gebruikt worden, die
verderfelijk zijn voor de jeugd en die daarom
moeten geweerd worden. Men maakt er den
minister zelfs een verwijt van, dat hij niet ge
noeg daarop let en van tijd tot tijd lezen wij,
dat bij hem klagten inkomen over de schade
lijke geschriften, die de schoolcommissien niet
aanstonds verbieden.
Men stelle zich voor, dat aan die zoogenaamde
grieven werd te gemoet gekomen en dat elk
boek, waaraan bijv. de kerkelijke partijen zich
ergerenonmiddellijk buiten gebruik gesteld
wordt, dan zullen deze niet rusten voor de door
hen goedgekeurde boeken daarvoor in de plaats
gegeven worden. Doet men dat niet, dan is de
grief slechts half weggenomen maar ook al
waren zij te vreden, dan blijft de vraag of ande
ren zich vereenigen zullen met die boeken, die
de kerkelijken verkiezen goed te keuren.
Zeker is het, dat als men eenmaal er toekomt,
om aan de verschillende partijen te vragen
welke boeken zij goedkeuren, het moeijelijk te
denken valt, dat men ze vinden zal, waarmede
allen zich vereenigen en er zal dan niets over
blijven, dan alle boeken afteschaffen.
En zou men het dan gewonnen hebben Maar
reeds hebben wij klagten vernomen, dat de on
derwijzers begrippen toegedaan waren, die even
verfoeijelijk waren als die, welke men in de ver
oordeelde boeken aantreft. Daartegen is geen
andere waarborg te geven, dan onderwijzers te
zoeken, die niet denken, die zich laten voor
schrijven wat zij spreken moeten, en van wie
men verwachten kan, dat ze dat geregeld, als de
machine, doen zullen. En hoe zal men dat con
troleren wanneer men die zeldzaamheden ge
vonden heeft?
Waarlijk men moest er maar voor uitkomen
dat alle onderwijs dient op te houden, tenzij dat,
hetwelk de verschillende godsdienstige partijen
gelieven te geven aan hen, die zich daarbij wil
len aansluiten. Wel zegt men, dat zulks geens
zins de toeleg is maar kan het anderszoo
men van het standpunt der agitateurs voort re
deneert. En nu moge de menigte weinig op
consequentie denken, maar zij is niet onvatbaar
om te leeren inzien, waarhenen men de zaken
wil voeren. Daarom is het noodig haar niet
alleen te doen opmerken, wat zij voor het oogen-
blik winnenmaar vooral ook wat zij in het
vervolg verliezen zou.
De al of niet afschaffing van het zegel op
de dagbladen en advertentien houdt nog altijd
de aandacht gespannen en dat zooveel te meer,
nu de tijd nadert, waarop de tweede kamer
het wetsontwerp tot afschaffing in behandeling
zal nemen. Van zekere zijde wordt er krachtig
gewerkt, om die afschaffing te verhoeden en
wie het geduld had, om al de Dagblad-artikelen
over dat onderwerp door te zwoegen, die zal
zich overtuigd hebben, dat de zoogenaamde
behouders doodelijk bang zijn voor een maat
regel, die hen finantieele en moreele schade voor
hunne partij doet voorzien.
Sedert het algemeen en ook onze industri-
eelen en neringdoenden meer beslist partij be
ginnen te kiezen voor eene wet, waarvan zij
zich niet zonder grond voordeel beloven, worden
dan ook alle middelen aangewend, om de ge
moederen ongunstig te stemmen, en reeds bij
voorbaat agitatie te wekken, wanneer de voor
gedragen wet mogt worden aangenomen.
Ook van de zijde der voorstanders zit men
niet stil en wij vestigen daarom de aandacht
van allen, die hooren en wederhooren willen,
op de brochure van den heer Maurits. H. van
Lee. De Nieuwsbladen en het zegelrecht, waarin
deze kundige, krachtige en toch zeer kalme
strijder voor de afschaffing nog eens heeft aan
getoond, hoe weinig afdoende de argumenten
zijn, die door het Dagblad o. a. zijn aangevoerd.
De schrijver beweegt zich niet op het gebied
van gissingen, maar hij geeft feiten en cijfers.
Hij toont aan, hoe overal, ook in het buiten
land, waar het zegelregt nog op de dagbladen
en advertentien wordt toegepast, het verlangen
zich openbaart, om daarvan ontheven te worden;
hoe de zegelbelasting eene belemmering van
de vrijheid is, en wel het meest van de vrije
uiting der gedachten. Yoorts bewijst hij, dat
de opheffing dier belasting wel degelijk het
aantal bladen zal vermeerderen en het cijfer
der abonnementen zal doen toenemen; dat het
getal van beiden niet in verhouding staat tot
dat in andere landen, en dat de vermeerdering
die hier in de laatste jaren werd waargenomen,
eigenlijk niet noemenswaard is. Al verder geeft
hij overtuigende proeven van het drukkende der
zegelbelasting en bestrijdt de vrees, dat hare
afschaffing de drukpers vervolgingen zal doen
toenemen. Eindelijk bespreekt de heerban Lee
de vraag, of de kleine bladen, die misschien op
de komst zijn, als een kwaad te achten zijn,
en geeft hij de overtuigende bewijzen, dat men
wel zeker vermeerdering van de advertentien
en vermindering van den prijs van dezen ver
wachten mag.
Wij zullen over den inhoud dezer belangrijke
brochure niet verder uitweiden, vertrouwende,
dat wie belang stelt in het onderwerp zich
gaarne de gelegenheid zoeken zalom de
zakelijke beschouwingen van den heer van Lee
te lezen. Maar op één punt willen wij vooral
de aandacht vestigennamelijk op het belang
der neringdoenden bij de afschaffing van het
zegel op de advertentien.
Hoe langer zoo meer blijkt het, dat ons publiek
het adverteeren wenscht en menigeen heeft
het bij ondervinding, dat de uitgaven daar
voor gedaanniet renteloos bleven. Maar dit
kan slechts het geval zijn bij hen, die, zooals
men zegt, groote zaken doen. De kleinere nering-