23 wij mogen ons niet verheugen over het schitterend verkregen re sultaat. Er zijn wel is waar eenige posten geschrapt welke men echter niet als bezuiniging zal gelieven te beschouwen, want te regt werd door een lid van het dagelijksch bestuur aangemerkt, dat dit later grootere uitgaven na zich slepen moet, en dat ge voelen beaam ik geheel en al. Als ik mij niet bedrieggevoelen wij ons allen in eene meer of min gedrukte en onaangename stemming, omdat wij beselfen dat het op deze wijze niet langer is vol te houdenzoodat het bij mij vast siaatdat als wij niet bij tijds besluiten oin op de hoogere burgerschool eene belangrijke amputatie toe te pas sen, het geheele huishouden der gemeente, zelf zonder onvoor ziene rampen in gevaar is. Om de intellectuele krachten duurzaam te bevorderen, mogen wij de stoffelijke belangen, als de bron, waaruit het geheele huishouden gevoed wordtniet verwaarloozenzoo als dit nu geschiedtblijkens uwe eigene verklaring M. de V! in de vo rige vergadering afgelegdtoen gij ons mededeeldet dat er minstens 4000,noodig is om de bestrating te verbeteren ter wijl er slechts 400,op de begrooting is gevoteerd. En zoo is het met alleswaaruit duidelijk genoeg blijkt dat de achter uitgang zich, reeds onder'gevaarlijke vormen, vertoont, en dat wij onder den invloed der schoonste illusien op een dwaalpsoor zijn gebragt en te regt zijn gekomen in een wankelbaar gebouw zonder fondamenten. Al de denkbeeldige voordeden, hier in de vergadering voorge dragen, zullen verdwijnen als luchtkasteelen, omdat de berekeningen sluiten op gebrek aan genoegzaam kapitaalenuit eigen on dervinding ken ik al het gevaar van dergelijke illusien. Men ziet al het goede en het kwade merkt men niet op omdat het oor deel en verstand beheerscht wordt door een gevaarlijk idee fixe. Ik wensch realiteit en in spijt van alle beweringen en becijfe ringen geef ik voor mij de preoriteit aan de stoffelijke belangen. Het heeft mijne aandacht getrokken dat men op alles heeft willen beproeven te bezuinigen behalve op de posten die onder sauve garde staan van de partijdie zich in deze vergadering kenbaar heeft gemaakt onder de leus van „onze rigting". Al de posten voor de hoogere burgerschool zijn gevoteerd om dat zij berusten op resolutien van dezen raad maar men zal toch bezwaarlijk uit die resoluties af kunnen leiden dat het ge oorloofd is om den directeur den heer Leopold die aangesteld was om Eugelsch en Luitsch te onderwijzen op een appointement

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1869 | | pagina 27