20
in gebruik te stellen en vraagt den voorzitter of daarvan iets
bekend is.
De Voorzitter beantwoordt dit ontkennend en hoopt een bepaald
voorstel op dit punt van het Departement van Nijverheid te
ontvangenwat de tegenwoordige ruiming der privaten aangaat,
zegt hij, dat daarop aanhoudend toezigt wordt gehouden, en bij
meerdere klagten geverbaliseerd zal worden.
Dhr. Verhagen zegt te zullen trachten, zoo spoedig mogelijk
een voorstel in te dienen, waarna die post behouden blijft.
Art. 2. Politieboeten 99,
Art. 3. Verkoop van onbruikbare goederen 10,
Art. 4. Afkoop brandweer 150,
Art. 5. Voorschotten voor het rijk 20,
Art. 6. Uitkeering door het rijk der 44 personeele belasting
15003,23s.
Art. 7. Andere ontvangsten van verschillenden aard 1497,98-
Art. 8. Subsidie fransche jongensschool 100,
Art. 9. middelbaar onderwijs 7000,
De finantiële Commissie heeft voorgesteld om aan het einde van
dit hoofdstuk daaraan toetevoegen de som van 492,32° door
het middel van straat- en zandwegen in Zuid-Beveland in de
gemeente-kas gestort wegens overschot op die administratie tot
vergoeding van hetgeen door deze gemeente meerder is bijge
dragen in den afkoop der tollen.
De Voorzitter vermeent dat, daar die gelden in dit jaar ont
vangen zijn, deze ook in de rekening van 1868 behooren ver
antwoord te worden op grond van art. 218 der gemeentewet.
Mr. de Laat de Kanter vindt, dat het meer overeenkomt met
de voorschriften vervat in provinciaalblad no. 58 van 1854 die
som niet in ontvang te brengen op de dienst van 1868, maar als
een nieuw artikel te brengen in deze begrooting.
De Voorzitter kan dit niet toestemmen en wijst op de rubriek
„inkomsten van verschillenden aard en toevallige baten."
Dhr. Kransen van de Putte zegt: dat de rekening van het middel
van straat- en zandwegen even als die der gemeente wordt in
gezonden aan heeren gedeputeerde staten, en het bij dit collegie
in het oog zou kunnen vallen, dat de som in eerstgenoemde re
kening in uitgaaf eu in laatstgenoemde niet in ontvang gebragtis.
Mr. de Laat de Kanter ziet daarin geen bezwaar, maar wel in
het brengen in ontvang van een post die niet in de begrooting
voorkomt; en wijst den vorigen spreker er op dat ook de on-
derwerpelijke begrooting aan heeren gedep. staten wordt ingezonden