een gering bedrag den dienst te aanvaarden. 4°' Wat kunnen wij doen om den algemeenen gezondsheids- toestand te verbeteren? Letterlijk niets, en toch is het dringend noodzakelijk, dat wij een goed rioolstelsel erlangen, dat er een abbatoir daargesteld worde en dat wij op middelen bedacht zijn om voortdurend goed drinkwater te hebben. Bij zoovele gevaren en bezwaren die ons bedreigen en de to tale onmogelijkheid om in zoovele stoffelijke behoeften te voor zien, vraag ik, of wij ons niet schuldig maken aan groole een zijdigheid, als wij de stoffelijke belangen, waar alles op steunt, in zooverre voorbijzien, dat wij alles aan de geestelijke ontwik keling besteden. Mijns inziens getuigt dit niet van genoegzame bedachtzaam heid en wordt het hoog tijd, dat men van die eenzijdige rigting terug koine en men ook in deze met de publieke opinie te rade ga, opdat wij niet vervallen in overdrijving die wij in anderen veroordeelen. Al de takken van het bestuur zijn aan onze zorg toevertrouwd. Zoo als nu geschiedt, mag het geheel niet opgeofferd worden, aan het bijzondere, en daarom zeg ik uit volle overtuiging dat het lager- en middelbaar lager onderwijs, hier niet voortdurend bloeijen kan met afnemende welvaart en steeds toenemende belasting. Ik ben wel uit volle overtuiging voor de schoolwet en acht het tevens wenschelijk dat de hoogere burgerschool moge blij ven bestaan; maar desniettemin aarzel ik niet ronduit mijne opinie uittespreken, dat, èn de voorzigtigheid, èn de noodzakelijkheid èn bedachtzaamheid dringend gebieden: 1°. om enkele posten op het lager onderwijs afteschrijven en 2°. om de uitgaven voor de hoogere burgerschool aanmerke lijk intekrimpen, omdat, naar mijn bescheiden oordeel, geen an dere uitkomst mogelijk is. Daarna zegt de heer van den Bosch "Wij worden thans geroepen ons oordeel over de begrooting onzer gemeente uittespreken nietgelijk de staten generaal, de regerings beginselen der dienaars van de kroon te gispen of te verheffen. Wij allen nemen den bestaanden toestand voor hetgeen hij is en ieder tracht naar vermogen, elk op zijne wijze, het algemeen welzijn der gemeente te bevorderen ik meen met vrijmoedigheid dit ook van mij zeiven te kunnen betuigen. Zonder zich in veel beschouwingen te verdiepen heeft de finan-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1868 | | pagina 7