het pligtmatig u te wijzen op evenementen die ons treffen kun nen, waarop wij ons bij tijds dienen voor te bereiden. In de eerste plaats is de subsidie van 7000,slechts af hankelijk van eene ministeriële beschikking, welke ons door dit of een opvolgend ministerie, naar goedvinden ontnomen kan wor den. Dit is geen ijdele vrees, want de tegenwoordige minister van financien is er reeds op bedacht, in 's lands belang, tot be zuiniging van uitgaven te moeten overgaan. 2°. De uitkeering door het rijk van gedeelten van den op brengst der rijks belasting op het personeel, is even onzeker en kan ons ontvallen als de minister van fin ancien zulks in's rijks algemeen belang noodig oordeelt. 3°. Wie verzekert ons dat het burger weeshuis voortdurend zal kunnen voorzien in de armen verpleging en dat de uitgaven daarvoor benoodigdwelke zedelijk op bet gemeente bestuur berustenniet andermaal ter kwader ure voor rekening van hetzelfde gemeente bestuur zullen terugkomen. Dit ligt voor de hand als eventueel de waarde der landerijen zoodanig vermin dert dat de pachters naauwelijks zooveel zuilen opbrengen, als voor het weeshuis noodig is om in eigene uitgaven te voorzien. Behalven op deze onzekere inkomsten vermeen ik u nog te moeten wijzen op andere bezwaren die ons welvaren bedreigen. ]o. Er is reeds dikwijls sprake geweest van de uitvoering der regterlijke organisatie. Gelukkig is dit tot nog toe niet ge schied; dit nadeel kan ons evenwel onverwachts treffen. De gevolgen kunt gij zelf berekenen, minder welvaart, min der contruabelen. 2°. De haven en kanaalwerken zijn nu een ware vretende kanker voor ons financiewezen geworden. De haven is slecht en het sas voortdurend in gevaar. Het is jammer dat de ad viezen van de ontbondene kamer van koophandel, over het na deel der stoomvaart in onze haven, zoo weinig verhoord zijn geworden, waarvan nu de nadeelige gevolgen ondervonden wor den. Ware dit anders geweest, dan zouden wij ten minsten van die uitgaven verschoond zijn gebleven. 3°. In geval van eene epidemische ziekte, waar is het zie kenhuis? En waaruit zullen de fondsen aangewezen worden om in de verplegingskosten te voorzien? Welligt zal men zeggen, uit den post voor onvoorziene behoef ten en rampen; die post bedraagt slechts ƒ1511, En dan vraag ik u, of het niet te veel gevergd is van het dagelijksch bestuur om, onder zulke omstandigheden, met zulk

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1868 | | pagina 6