18
1868. N°. 98.
558te Jaargang,
BIIMNENLANDSCHE BERICTEN.
GOT
.te»
-—
AIT.
De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
I'rijs per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,80.
Wewone advertentie» worden a 18 et. de regel geplaatst,
tïelioorte-, huwelijks- en doodberigten ran 1-6 regels
WH?
a ƒ1,20 behalve het zegelregt.
De Inzending Tan adverlenllën kan geschieden foi töör drie uren des namiddags op den dag der uitgare.
Bels.endLma liing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
GOESgeven bij deze kennis aan de ingezete
nen dezer gemeentedat het Z. M. den koning
heeft behaagd, bij besluit van den 3 Dec. 11 no. 4,
op nieuw te benoemen tot^ Burgemeester der ge
meente Goes, den heer mr.'M. P. BLAAUBEEN,
ter vervulling der vacature, door gewone aftre
ding, op den 1 Januari) e. k. te ontstaan.
En zal hieraan door afkondiging en aanplak
king, alsmede door opneming in de Goessche Cou
rant, publiciteit worden gegeven.
Gedaan ten raadhuize van Goes den 16 De
cember 1868.
Burg. en weth. voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
BolioticJmal5.ins,
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
GOES, maken bekend:
Dat in plaats van den heer Eï. Piïaar, op
zijn verzoek eervol ontslagen als secretaris dezer
gemeente, tegen den 1 Januari) e. k., in de open
bare vergadering van den gemeenteraad van den
14 dezer, als zoodanig is benoemd, om op den
zelfden dag in functie te treden de heer HER-
MANUS GERARDUS HARTMAN Jz., secreta
ris der gemeente Lochem.
Waarvan deze openbare bekendmaking gedaan
wordt, met uitnoodiging aan de ingezetenen en
verdere belanghebbenden, om den benoemde in
die betrekking te erkennen en te respecteren.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 16 De
cember 1868.
Burg. en weth. voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris
H. C. PILAAR.
De laatste langdradige discussien, in de tweede
kamerover de afdeeling onderwijshebben
het treurige bewijs geleverd, dat de anti-mi-
nisterieele partij besloten heeft, om tot eiken
prijs de schoolwet-agitatie te onderhouden en
te voeden. Hoevele dagen zijn er besteed, om
in oneindige redevoeringen de zoogenaamde
gemoedsbezwaren hoog opteschroeven en door
een vruchteloos en onpractisch debatde af
doening van gewigtige zaken te verschuiven.
Wij hebben eerbied voor de bezwarendie
andersdenkenden meenen te moeten inbrengen
tegen de bestaande wetgevingwij zijn bereid
die te hooren en achten het billijkdat ze
door bevoegde magten ernstig overwogen wor
den maar kunnen ons naauwelijks voorstellen
hoe het mogelijk isdat mannen, die geroepen
zijnom de onderscheidene belangen des lands
in de hooge vergaderzaal te behandelenzich
laten verleidenomzonder eenige hoop op
practisch gevolg, tegenover de natie, die za
ken voor woorden wenscht, slechts te blijven
voortpraten over dingen, die men reeds lang weet.
Zoodra de heeren GefkenBichon en anderen
zich in de discussie mengenweet men reeds
wat zij te zeggen hebben en toch vermoeijen
zij de aandacht met hunne uitgerekte redenen.
Daar is in de gansche discussie over het on
derwijs gelukkig nu eindelijk afgeloopen niet
één nieuw gezigtspunt gegeven. Men draaide
in een cirkel rond begon telkens van voren
af, al ware er nog niets gezegd en toonde
dus duidelijk, dat aan een gegeven wachtwoord,
aan eene bepaalde afspraak werd voldaan, onr
in en buiten de kamer door hetzelfde middel
te blij ven agiteeren.
De regeering heeft nu eenmaal verklaard
dat zij geene verandering in de wet voorstel
len zal. Waarom dan nog eens en nog eens
daarop aangedrongenzoo het niet isom
toch te doen uitkomendat de regeering niet
wil en haar daarvan een verwijt te maken?
Waarom niet liever een voorstel gedaan, waar
door men tot een bepaald resultaat komen kon
Zou het zijn, omdat men geen kans ziet dit
te doen aannemen? Of zijn welligt de agi-
tateurs zelve verlegen, om de zaak zoo aante
leggen dat zij niet velen der geagiteerden we
der van zich vervreemden?
Het is toch bekenddat niet allen dezelfde
bezwaren hebben, dat niet allen even ver wil
len gaan in de tegemoetkoming. Ligt zou men
dan schipbreuk lijden, door te veel of te wei
nig te doen en nu is het gemakkelijker, om
als het kind te dwingen om hetgeen men niet
krijgen kan en zich dan verongelijkt te ach
ten dan een plan voorteleggen waardoor het
doel bereikt of althans de zaak tot een einde
gebragfc wordt.
Hoe onpraktisch het debat zijn moest en hoe
onredelijk de eischen der bezwaarde mannen wa
ren, kan met een enkel woord worden aangetoond.
Onder de grieven die breed werden uitgemeten,
was ook dat het onderwijs hier en daar gege
ven werd door mannen van eene andere gods
dienstige overtuiging dan die der agitateurs. De
verkeerde rigting van het onderwijs, het be
derf der jeugdzou voor een groot deel daar
aan moeten worden toegeschreven. Men sprak
zeer veel en zeer lang over dat bezwaarmaar
men verzuimde aantewijzen, hoe dit door eene
rijkswetkon worden voorgekomen.
Of wil men da' de staat bepale welke godsdien
stige denkbeelden bij den onderwijzer moeten
zijn Zal men ook bepalendat hij bij het
eenmaal beledene onwrikbaar blijven moet? Op
welke wijze kan men, zonder gewetensdwang,
de zekerheid bekomen, dat elk onderwijzer altijd
eenstemmig zal blijven met de belijdenis der
bestrijders van de schoolwet?
Geeft ons gelegenheiddus zal men misschien
antwoorden om voor een prijsje bijzondere scho
len interigten en wij kunnen zelve zorgen dat
er niets onderwezenniets gedacht worde dan
wat wij voor waarheid houden.
De goede gemeente gelooft het ookals men
maar zoo ver komt, dan is het voornaamste
verkregen.
Maar bedenkt zij dan ook nietdat die eisch
uitgaat van eene aanmatigingdie geen den
kend wezen goedkeuren kandat de school dan
kweekplaats wordt voor onnoemelijke secten en
dat het bijzonder onderwijs dan medebrengt,
dat de onderwijzers vooraf moeten weten, dat zij
over hunne godsdienstige overtuiging niet meer
te denken hebbendat zij zich eenvoudig aan
een gegeven voorschrift moeten houden.
Het is gemakkelijk de eenvoudigen op te jagen,
door le zeggen ,de onderwijzers aan de staat-
school zijn godloochenaars, maar hoe zal men
hen daarna de waarborg geven dat de bijzon
dere onderwijzers allen godvreezenden zijn
En zonder dat is men weinig gevorderd.
Komt men dan niet terug tot de stelling,
dat de school de plaats niet isvoor godsdienst
onderwijs en dat de godsdienstige opleiding bui
ten de school plaats hebben moet bij hendie
in de school zoo ontwikkeld worden dat, zij ook
van dat onderwijs waarlijk nut kunnen hebben?
Maar waartoe dan zoo luid geroepen over
een bezwaardat althans geen grond heeft in
verkeerde gevolgen van het bestaandetenzij
men het verkeerd acht, dat de natie opgeleid
worde, om zelfstandig te denken en te handelen.
Mogt men toch toonenvoorgelicht door de
geschiedenis van het verledendat men zich
O
niet laat verleiden, om medetegaan met hen, die
wel van vrijheid sprekenmaar die niet anders
willendan vrijheid voor zich om te heerschen
over anderenover het geweten.
Is het niet evenzeer een gegrond gemoeds
bezwaar, als men met bezorgdheid de hand ziet
uitstrekken naar dat hoogste goed van den re
dely ken mensch
GOES, 17 December 1868.
Ter voorkoming van misverstandmeent de
uitgever der Goessche Courant te moeten me-
dedeelen, waarom de plaatsing der redevoe
ring van den heer v. llenterghem in dit nom-
mer afgewezen is.
De heer v. R. was korten tijd op ons bureau
waar hem zijne rede ongelezen werd ter hand
gesteld, nadat de inhoud in korte woorden
was medegedeeld en wel met de opmerking,
dat nog veel, heel veel over de algemeene
strekking der begrooting en de begrooting
zelve, ter publiekmaking voorhanden was,