1868. N°. 66 VRIJDAG 28 AUGUSTUS. 55"e Jaargang. UOESSCHË COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prlje per kwartaal J' 1,35. fr. p. p. yi,#0. Jh"M/r «ew°ae advertentieu worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van l-O regels a J 1,3(1behalve liet zegelregt. De inzending t an adrertentiën kan geschieden iot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave KERMIS. Daar is niets waartegen men zoo algemeen te velde trekt en dat toch zoo door allen schier wordt in stand gehouden, als de kermis. Om allerlei redenen wordt zij afgekeurdbestreden en soms verfoeid. Boeken worden er over ge schreven, om hare onzedelijkheid te bewijzen; zuchten worden er geslaaktover al de ellende, die zij in haren nasleep heeft en toch zij blijft bestaan en wel ondanksdatbij al wat men er tegen aanvoertnog de ware op merking wordt gevoegd, dat zij telken jare in beteekenis afneemt. Men verwondere zich daarover echter niet als men op eene kermis wandeling de oogen gebruikt, als men opmerkt, hoe ook de kla gers en de vijanden van het kermisvermaak, het voortduren daarvan mogelijk maken. Nu zij er toch is, kan men ligt een kijkje nemen, zoo redeneren zijdie men er zietmaar er niet wachten zou. Men kan bij den besten wil zijne huisgenooten niet altijd terug houden, dat is de uitvlugt van hendie tot onze verbazing soms de deelneming aan de kermis bevorde ren. Ik neem aan de kermis geen deel, «zeg gen anderen," maar wij profiteren slechts van die onschuldige genietingen voor oog of oor of maag, die men hebben kan, zonder op de kermis te gaan. En door de handeling, die het gevolg van alle deze redeneringen isblijft de kermis in stand. Zou zij danvraagt men misschienophou den, wanneer daaraan door die allen geen deel werd genomen Oppervlakkig zou men meenen dat moet zoo zijnmaar wij gelooven dat de ondervinding het tegendeel bewijzen zou. De kermis moge, wat tijd en vorm betreft, uit vroegere gebruiken zijn voortgekomende ker misvreugd is een uitvloeisel van de zucht naar vermaak, die zich bij allen, zij het ook soms in zeer gewijzigden vormvertoont. 't Is wel jammer, dat eene neiging, die voor genieten vatbaar maaktsoms zulke buitenspo rige eischen doetdikwijls zoo weinig door het bedaard verstand zich laat besturen. Want de onuitroeibare trek in den mènsch heeft ook eene goede zijde en het vermaak kan leerzaam, kan nuttig zijn. Maar juist die uitspattingen waartoe de ker mis aanleiding geeftzij zijn hetdie haar doodvonnis moeten doen vellen! Als of men zonder kermis geen uitspattingen meer zien zou als of men met hare afschaffing ook de zucht tot vermaak, die haar bestaan geeft, wegnemen kon. Zoolang men geene gepaste vermaken voor haar in de plaats stelt; zoolang men geene andere gelegenheid opent voor de neringdoenden, om de voordeelen te behoudendie thans aan eenen kermistijd verbonden zijnzoolang men niet bij het volk de vatbaarheid ontwikkelt voor edeler en reiner en vruchtbaarder genot, zoolang zal men tegen de kermis kunnen spre ken, maar haar doen ophouden zal men niet. Het bewijs daarvoor wordt jaarlijks geleverd. Telkens minder nieuwstelkens minder te zien en toch kermis als altijd. Maar zij komt ook slechts eenmaal en al wat velen in onze maat schappij genieten kunnen, moet dan genoten worden. Was er meermalen, op andere tijden, gelegenheid, werd de deelneming daaraan op de regte wijze bevorderd, wie weet of er wel over de kermis langer zou geklaagd worden. Wat hare dwaasheden doet blijven, is aan den eenen kant de onverschilligheid van het pu bliek, voor eene verstandige leiding van de zucht naar genot, aan den anderen kant de onverstandige bestrijding van eene natuurlijke karaktertrek in de menschen van eiken tijd. Ook hier geldt het, dat vaak de'tegenstanders eener zaak, haar het meest in de hand werken. Want zeker is het, dat men aan de verkeerdheden, die jaarlijks met de kermis gepaard gaanhet best paal en perk zou stellen, ja ze misschien geheel voorkomenwanneer men de menigte zoo ontwikkelde, dat zij waarlijk genieten leerde, wanneer er algemeene zamenwerking was, om gepaste uitspanningen niet tot één korten tijd in het jaar te beperken. Wij kunnen slechts wenschen, dat de tijd daarin nog eens verbetering brengen zal, voorts ieder in onzen kring medewerken, om dien tijd te verhaasten en inmiddels hopen, dat de stem ingang vinden zal, die zich ook thans weder hooren doetom van de kermis zoo ge bruik te makendat men bij haar genotniet behoeft te bloozen en bij de herinnering aan haar, zich niet moet beklagen. Het zal wel niet noodig zijn te zeggen, dat de slotsom eener kermiswandeling ook thans weder is: »niet veel bijzonders!" Ieder heeft al eens een kijkje genomenof zich laten voor lichten, hoe weinig kermis gezind hij overigens moge zijn. Maar wij willen daarom niet af wijken van de gewoonte, om een kort overzigt te gevenvan hetgeen zij oplevert. En dan moeten wij beginnen met de verzekering, dat, mogen ook al geene bijzonderheden hier ver zameld zijnde menigte van spellen en kra men toch genoeg aanwijst, dat men nog niet is afgeschriktvan de pogingom door de kermis zijn voordeel te zoeken. Daar van getuigen kramen, caroussels, een tal van zoogenaamde kunstenaars, liedjeszangers, orgel draaiers en wat niet al meer; daarvoor bewijzen zoovele tenten, waarin men allerlei wonderen te zien geeft, die honderde malen voor niets wonderlijks zijn verklaaard en die toch voort gaan, de aandacht van het publiek te trekken. Er is voor iederen smaak watal is het op kleine schaal. Wie vermoeid is van het zien van zoovele groote mannen als onze maatschap pij dagelijks te zien geeft, kan zich bij Tom Pouce overtuigen, dat het middel om naam te maken, niet altijd in de grootheid gelegen is. Wie zich een denkbeeld wil maken van het groote voorregtom in eene beschaafde maatschappij te levenkan de type van het tegengestelde zienin een dierentent, die de getrouwe afspiegeling geeft, van zooveel woest heid en dierlijkheid, als daarbuiten nog dik wijls worden aangetroffen. Menschen, die niet zoo gelukkig zijn, verre reizen te kunnen doen, kunnen in de panorama's een kijkje in het bui tenland nemen en weten er dan ligt zoo veel van te vertellen, als menigeen, die van de verre reis pas is terug gekomen. En als daar iemand isdie misschien verlegen ishoe zijne rol op het groote schouwtooneei te vervullenhij zal ligt een lesje kunnen krijgen in den schouw burg, die nu en dan wel eens meer natuur geeftdan op het groote schouwtooneei wordt waargenomendie althans dikwijls genoeg den spiegel der waarheid voorhoudt, waarin men daar buiten meestal geen lust heeft zijn beeld te zien. Doch wij behoeven niet optesommen wat er is. Met een goed geheugenherinnert men zich wat er was in vorige jaren en met een weinig verbeelding, kleedt men den een wat anders aangeeft aan den ander een andere plaats en men heeft ten naaste bij eene voor stelling van de kermis in dit jaar. De koekkramen met hare, in vele opzigten, antieke producten staan waar ze stonden en staan daar bij ook nieuwe koopers, deze staan daar als om het bewijs te leveren, dat men door alle tijden heênde meeste menschen met zoetigheid lokt. Ook de klassieke wafel- en broedertjeskra- men laten zich niet verdringen. De smaak voor wafels schijntmet uitzondering van alle anderen, onveranderlijk te zijn. Die wafel-so- cieteiten hebben ook dat voordat ze de ver- eenigingspunten zijn van de menschen van al lerlei stand, leeftijd en rigting. En ze mogen zich beroemen de getrouwe vrienden te zijn, ook van de grootste kermis vijanden, die, onder het genot van de altijd eenvormige geruite wa fels het klaaglied aanheffendat niet alles in de wereld zoo vierkant is of, als dit gebak, met alle veranderingen en hervormingen, met allen vooruitgang en ontwikkeling spot. Maar voor breede kermisbespiegelingen heb ben wij geene ruimte en 't is ook het oogen- blik niet, om er meê voor den dag te komen. Zelfs de pruttelaars tegen het kermis vermaak, spreken er liever over als zij voorbij is. Eene opmerking houde men ons ten goede-.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1868 | | pagina 1