1868. JN°. 47.
IHNGSÜAG 23 JUNIJ.
558te Jaargang.
GEMEENTE-RAAD te GOES,
PUBLICATIE.
VACCINEREN OF HERVACCINEREN.
PUBLIEKE BESTEDING.
Het doen van eenig metsel en voeg
werk aan het Sas van deze gemeente.
<?«♦-<
SCHE COURANT.
He uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen.
Prys per kwartaal f 1,95. fr. p. p. /"1,*0.
fiewone advertentlEn worden h 15 ct. de regel geplaatst-
Geboorte-, hnweiyks- en doodberigten van 1-5 regels
a f 1,20 behalve het zegelregt.
De inzending van adrerfentiën kan geschieden toi vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave
OPENBARE VERGADERING
van den
ten raadhuize aldaar,
OP WOENSDAG DEN 24 JUNIJ 1868
des namiddags ten 7 ure.
betaling van tien cent, waartoe dan ook den 1 Julij
en volgende dagen zal worden overgegaan.
Gedaan ten raadhuize van Goes den 20 Junij 1868
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
Punten van Behandeling
1. Mededeeling van ingekomen stukken.
2. Voortzetting van de behandeling der stukken in
voorgaande vergaderingen aangebonden.
voorts
3. Verzoek van A. C. de Jonge om in de Nieuws
Goessche Courantbekendmakingen van het plaat
selijk bestuur te mogen opnemen.
4. Staten van oninbare posten der plaatselijke belas
tingen.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen ter kennis der ingezetenen
dat de heeren N. J. F. VERSCHOOR, geneesheer
en J. KOOMAN, heelmeester dezer gemeente', in de
Soepkokerij zullen zitting houden, te beginnen Woens
dag 24 Junij e. k. en voorts iederen Woensdag in deze
en de volgende maand, des middags ten één ure
tot het gratis
Zij noodigen met aandrang de ingezetenen uit, om
van deze aangebodene gelegenheid gebruik te maken,
en, met ter zijde stelling van alle vooroordeelen, een
middel aan te wenden, dat door de Voorzienigheid
is aangewezen, om tegen de verschrikkelijke kinder
ziekte zich en de zijnen te behoeden.
Goes, den 16 Junij 1868.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PIL A A R.
Bo ItcndLma liing.
De BURGEMEESTER van GOES, brengt bij deze
ter kennis van een ieder die het aangaat:
Dat het kohier van het PATENTREGT voor deze
gemeente, vierde kwartaal van het dienstjaar 1867
1868, bekleed met alle formaliteiten bij de wet gevor
derd, op heden ter invordering is gesteld in handen van
den ontvanger dier belastingen, binnen deze gemeente.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 18 Junij 1868.
De Burgemeester voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
Bels.exidLmals.lng.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
brengen bij deze ter kennis van de ingezetenen dezer
gemeente
Dat de PATENTEN over het dienstjaar 1867 (loo-
pende van 1 Mei 1867 tot ultimo April 1868), aan
gevraagd gedurende het vierde kwartaal van dat jaar
ingevuld gereed liggen en tot derzelver afgifte, ter
secretarie zal gevaceerd wordenvan beden af tot
Dingsdag den 30 dezer, uitgenomen des Zondags,
dagelijks van des voormiddags negen tot des namid
dags twee ure.
Wordende den belanghebbenden vermaand, om die
afhaling in persoon te verrigten en zich den bepaal
den tijd ten nutte te maken, ten einde van alle kosten
bevrijd te-blijven, vermits volgens art. 7 van Zijner
Majesteits bes.luit van den 17 October 1820, de on
afgehaalde patenten of de afschriften van dezelve, door
eenen deurwaarder der directe belastingen, onverwijld
aan de patentpligtigen moeten worden uitgereikt, tegen
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
zullen op Zaturdag den 27 dezerdes namiddags
ten een ure, ten raadhuize in het openbaar trachten
aantebesteden
Volgens bestek en voorn-aaiden daarvan ter lezing
liggende ter secretarie dezer gemeentewaaromtrent
de verlangde inlichtingen te bekomen zijn bij den
heer D. de Koning, bouwmeester van de gemeente.
Goes den 20 Junij 1868.
Burg. e,n weth. van Goes,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
EENE SCHRIFTVERVALSCHING ONTDEKT.
Wij zijn niet gewoon, om ware verdiensten
voorbij te zien en achten het een duren pligt de
natie te wijzen op die edele daden van hare
burgers die van den meesten invloed zijn op
het algemeen belang.
Daarom kunnen wij ook niet nalaten, om te
spreken van het merkwaardig heldenfeit, door
den heer Nierstrasz afgevaardigde uit Delft
bedreven die niet alleen met moed zijne stem
in de kamer deed hooren, om het volk te waar
schuwen, maar die de eer heeft van eene zaak
ontdekt te hebben, die door niemand zelfs werd
vermoed.
In de officieele stukken, betrekkelijk Indie
door den heer van Deventerop last van den
voormaligen minister van koloniën, van de Putte
uitgegeven, is de letter V veranderd in een D.
Schijnbaar onbeduidende zaak, maar die ééne
letter beslist veel. Is de Vbedoeld geweest
dan heeft de schrijver willen zeggendat een
ongelukkige toestand in Indie bestond vóór het
cultuurstelselis daarentegen de D authentiek
dan is die toestand door den schrijver aan het
cultuurstelsel toegeschreven.
Voor de mannen, die gewoon zijn op gezag
van anderen te gelooven, is hel dus lang niet
onverschillig, of zij den wijzer moeten stellen
op een voorstander of tegenstander van het cul
tuurstelsel.
Voor de natie die sedert jaren van dat cul
tuurstelsel hoort spreken is het evenmin on
verschillig of mannen als Bauddie Indie van
nabij kennen, zich daar voor of daar tegen heb
ben verklaard. Maar in welk een maalstroom
wordt men gebragt, als men eerst hoortBaud
was er tegen en dan weder Baud was er voor
als ons verzekerd wordtdat hij schreef als
voorstandermaar dat men de letters van het
van hem uitgegaan geschrift vervalschte.
De afgevaardigde Nierstrasz heeft gezegd:
aan een drukfout was hier niet te denken; aan
vergissing dacht hij zelf niet en de vervalsching
was dus boven allen twijfel.
Waar zulke autoriteiten spreken zou men wel
dienen te zwijgen en slechts woorden van dank
en bewondering kunnen brengen aan den edelen
ontdekker van het misdrijf.
Maar onwillekeurig rijst bij den eenvoudigen
de vraag, in welk verband de bedoelde zinsnede
voorkomt en welke lezing meest in overeen
stemming is met den geest van het geheele stuk.
'tls toch niet te denken, dat slechts die enkele
woorden de hoofdzaak van het geschrift uitma
ken en zoo het nu te bewijzen valt, dat de heer
Baud zich geen onbepaald voorstander van het
cultuurstel toonde, dan is het tamelijk onver
schillig of in die eene volzin voor of door heeft
gestaan.
Beslist die zinsnede niet over de strekking
van het geheele stukdan is de zoogenaamde
vervalsching een misdrijf van weinig beteekenis.
Beduidt het stuk overigens niets, dan hangt
zeker het oordeel over het bewuste stelsel en
daarmede het oordeel over ons finantieel bestaan
of niet bestaanvoor een groot deel van ééne
leider af.
Met welgevallen zal daarom ieder gezien heb
ben dat de heer van de Putte een regterlijk
onderzoek heeft verzocht, niettegenstaande de
minister van koloniën verzekerde, dat hier
aan geene vervalsching kan gedacht worden.
Het-spreekt toch van zei ven, dat er wel sprake
van zijn kan, om den heer Nierstrasz op zijn
woord te gelooven, maar dat men den minister
wantrouwen moet.
Gelukkig dat er menschen zijn, die, al be-
hooren zij niet tot het ministerie, de officieele
stukken onder de oogen krijgen. Vroeger heeft
men het enkel vermoeden daarvan als eene ge
duchte onbescheidenheid voorgesteld, maar men
moet altijd op de personen letten en in dit geval
mag men daaruit geenerlei afleiding maken.
Eere aan den man, die zulke kwade praktij
ken aan het licht brengt, roept men onwille-
kig uit? Toegestemd. Maar toch veroorloven
wij ons den wensch te uiten, dat nog een ander
gezag zich bij het woord van den Delftschen
afgevaardigden komt voegen.
Indien toch vervalsching plaats gehad heeft,
dan moet een ambtenaar van den staat zich
daaraan hebben schuldig gemaakt. Waarlijk
geene kleine beschuldiging, die wel verdient met
deugdelijke bewijzen gestaafd te worden. Men
hoort ook wel eens van valsche beschuldigingen,
die niet minder laakbaar zijn dan eene schrift-
vervalsching.