GOESSCHE COURANT. 1868. No. 33. V KlJ DAG 34 APRIL. 55,te Jaargang. MIDDELBAAR ONDERWIJS. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. W* «««♦- De uitgave deser Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond uitgezonderd op feestdagen Pr(js per kwartaal f I,»», fr. p. p. f I,9«, Gewone advertentiën worden a 15 ct. de regel geplaatst. Geboorte-, hiiweiqks- en doodberlgten van 1-6 regels ƒ1,80 behalve het zegelregt. De tnxending tan adterlenllfn kan geschieden lol vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. BURGEMEESTER-ek WETHOUDERS van GOES, maken bekend, dat de Commissie van Examen vol gensartikel 56 der wet tot regeling van het middelbaar onderwijs, belast met het afnemen van het Kind-examen voor de Burger- (avond-) School te broes, daartoe eene openbare zitting zal houden in het gebouw der School op Itonderdag den 7 Mei M868 des voormiddags van 8v, tot 12 ure en des namiddags van 1 tot 4 ure; terwijl de uit slag van het examen terzelfder plaatse mede in het openbaar zal worden bekend gemaakt des avonds ten 7 ure. Zjj noodigen alle belangstellenden tot bijwoning van dit examen uit en hen die zich aan het examen, ter verkrijging van het getuigschrift bij art. 66 der wet be doeld, wenschen te onderwerpen, om zich vóór den 4en Mei e. k. aan te melden bij den Voorzitter der Commissie, den heer J. W. VAN KERKWIJK te Goes. Gedaan te Goes, den 23 April 1868. Burgemeester en Wethouders voornoemd, M. P. BLAAÜBEEN, De Secretaris H. C. PILAAR. Reeds de eerste zitting der tweede kamer, na het reyesgeeft aanleiding tot een aantal op merkingen die wij moegelijk in kort bestek kunnen zamenvatten, maar die wij toch even aanstippen, om, voor zooveel noodigde aan dacht daarop te vestigen. De regering laat haar plan. om de kamer te beheerschen, niet varen. Slechts twee sprekers hadden het woord gevoerd, toen de minister van binnenlandsche zaken reeds opstond om te zeg gen, dat MEN voor geene overtuiging vatbaar is. Volgens de ministers en hunne partij is er maar ééne overtuiging mogelijk en dat is die waarvan zij in het uitsluitend bezit zijn. Wie anders denkt, onverschillig of hij meent in ge moed? zoo en niet anders te moeten denken, hij is onvatbaar voor de waarheiddie door den heer Heemskerk gevonden is. Wij eerbiedigen zijne overtuiging en die van alle zijne geestver wanten, maar vragen, in het belang des lands: wanneer men ophouden zal, om op zoodanige wijze de overtuiging van anderen te ontkennen, te laken en verdacht te maken? De regerjpg blijft zich achter den koning ver schuilen. Waar men de ontbinding der kamer op nieuw afkeurdewerd voor de zooveelste maal van de onmiskenbare regten der kroon gewaagd. Maar de ministers hebben erkend dat zij de ontbinding aan Z. M. als noodzakelijk hebben voorgedragen. En al laten wij nu al de regten des konings in waarde, al vertrouwen wij, dat de koning het plan zijner ministers niet goedkeurtzonder rijp beraad en eigen over tuiging, 'tis niet te ontkennen, dat de ministers het initiatief genomen hebben. Dat is de grief van de oppositie tegen de regering en nu moest men bedenken, dat de natie geen hoopje kin deren is, die gelooven dat St. Nicolaas de gaven uitdeelt, die door de hand van een der huisge- nooten worden toegeworpen. De regering blijft ontkennen, dat de motie Blussè eene kabinetskwestie was. Het blijkt haar nu, dat zij zich daarin deerlijk vergist heeft, ten minste, indien men wil aannemen, dat zij waarlijk overtuigd was, dat de motie niet als zoodanig moest gelden. Maar zij vergeet er bij te herinneren, dat zij zelve, om te kunnen blij ven, aan de motie dat karakter ontzegde en het verdient vermelding, dat de ultra-ministerieele heer Gefken, den minister nog eens heeft toe gevoegd, dat de regering van de motie-jB£wss^ eene kabinetskwestie had moeten maken. De regering, althans de heer Heemskerkblgft als altijd scherp en kennelijk in toorn ontstoken, de gemoederen der kamerleden prikkelen, schoon zij zegt te hopen, dat de discussie kalm zal zijn. Zoo bijv. werd den heer Moens toegevoegd, hij had uit andere bronnen dan de offieieele stuk ken geput; hij had de discussien niet gevolgd enz. Of dit nu ministerieel is en blijk geeft van verlangen, om tot gemeen overleg mede te werken, laten wij aan de beslissing van ieder over, die de geschiedenis van het ministerieele leven van den heer Heemskerk gevolgd heeft. De regering blijft op hoofdpunten het ant woord ontwijken. Wij wijzen op het onderwijs. Vroeger zeide de minister, dat hij later zijne be ginselen zou mededeelen, thans beroept hij zich op die beginselen, die hij nog mededeelen moet. Wat de couranten van het ontwerp, dat onder handen is, gezegd hebben, zijn verzinsels, maar wat geen verzinsel is, mag men nog niet weten. Een positief antwoord zou zeker door velen zijn gewenschtmaar de minister schijnt dat niet aantedurven en hij draait er om henen. Of zou dat ook een canard zijn, dat de minister in zijn antwoord op dit punt, in de zitting van Dings- dag, niets gezegd heeft? Wij zijn overtuigd, dat elke dag die aan het ministerieele leven wordt toegevoegd, nieuwe stof geven zal, om te herhalendat hier kunst matig een leven gerekt wordtdat onmogelijk kan voortduren. De ministerieele pers zoekt dan ook hare kracht in het opschommelen van afgezaagde grieven en telkens herhaalde, maar nooit bewezen, beschuldigingen. Zoo komt zij ook nu weder terug op de bewering, dat de liberale kabinetten onze finantien in de war hebben gebragt. Maar de tegenwoordige re gering had toch in twee jaren tijds, dan wel middelen kunnen beramen, om daarin verbete ringen te brengen en wij kennen aan eene re gering die zooveel tijd laat verloren gaan het regt niet toe, om zich over voorgangers te be klagen. Weet zij geen raad, dan moet zg het werk aan anderen overgeven. Doch wat spreken wij van herstel van verwarde finan tien. Het ministerieel orgaan, met zijne oude beschuldiging, bragt er ons onwillekeurig tóe en wij vergatendat de minister Heemskerk voor weinige dagen verzekerde, dat ons land in een allergunstig sten toestand verkeert. Wij hopen en verwachten daaromdat de minister ook de zwartgallige Dagbladbeschou wingen eerstdaags voor vreemde gedierten ver klaren zaldie men slechts laat opvliegen om de menigte te misleiden. Indien ten minste Onwillekeurig denken we aan Hofdijks ge dicht, de laatste dag van Heemskerks beleg en aan het woord door den slotvoogd tot den rid der van Heemskerk gesproken: En slaat ge om troost een blik de toekomst in gij leest er »Als ik, ten vriendlijk loon voor dit gestaag gekijf, Verlies van burcht en rang, van tijfels GOES, 20 April 1868. De minister van koloniën heeft, in de Eerste kamer, het volgende gezegd: »Nu wordt be weerd, dat ik wil behouden wat bestaat. Dit is volkomen juist, Mijnheer de Voorzitter, want ik voor mij heb steeds tot grondregel aangenomen, dat de doelmatigste en zekerste wijze van voor uitgang bestond in verbetering van hetgeen bestaat. Ik vermeen in dier voege mijn pligt te hebben betracht." Wij kunnen ons voor stellen, dat de eerste kamer, door deze schoone taal en vooral door een latere speech van den heer Hasselman, die wel iets naar een zwanen zang geleek, tot schreijens toe zal geroerd zijn geworden, maar zouden gaarne gezien hebben dat een der leden, die den minister zoovele com plimenten maakten, eens de vraag had gesteld: hoe men het bestaande behouden en toch ver beteren kan, daar het laatste toch wel zal in sluiten dat men niet behoudt wat bestaat; voorts, hoe de minister wel bewijzen zou, dat verbete ring van het bestaande de doelmatigste en ze kerste wijze van vooruitgang is. Wij meenden, dat het doelmatigste was, om het goede in de plaats van het slechte te stellen en niet te mod deren te lappente knoeijen. Want waarop komt het dan eindelijk neder? Men zegt het be staande te behouden en neemt ongemerkt er iets uit, voegt er dan weder wat in, tot het ge heel veranderd is en dan is het bestaande be houden en verbeterd? In de zitting der tweede kamer van Dingsdag zijn de beraadslagingen geopend. De heeren Dam, Moens, Rochussen, van Bosse en Gefken hebben het woord gevoerd, alsmede de minister van binnenlandsche zaken. In de zitting van W oensdag hebben het woord gevoerdde Heeren BlondHeydenryckJonck- bloetGodefroi en Viruly Ver bruggedie even als de heeren Dam en Moens verklaard hebben, tegen al de hoofdstukken der staatsbegrooting te zullen stemmen. In deze zitting heeft de heer Koorders voor het ministerie gesproken. (Per Telegraaf.) In de zitting der tweede kamer van heden heeft de heer Thorbecke het antwoord der regering op het eindverslag bestredende heer de Bieberstein motiveerde zijn votum van wantrouwen in de politiek van het kabinetde heeren Haffmans, Toreest, Kemper, Koorders en de Brauw hebben de regering verdedigd of hunne goedkeurende stem voor de begrooting van buitenlandsche zaken gemotiveerd. De minister van binnenlandsche zaken heeft de be strijders van het kabinet breedvoerig beantwoord. Morgen voortzetting. Aangenomen werd een voorstel van den heer van de Putteom de stukken uit de Javasche Courant over de statistieke opname aldaar te laten drukken en ronddeelen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1868 | | pagina 1