1868. No. 38.
D1NGSDAG 1 APRIL.
55ste Jaargang.
MIDDELBAAR ONDERWIJS.
Beschrijving der Personele Belasting,
-w®. A IT- TC S 4SS-
v 6c- w
l»e uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en
Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen
Prijs per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90.
fe Gewone advertentifii worden a 15 et. de regel geplaatst.
Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels
a ƒ1,20, behalve het zegelregt.
Be intending van advertentie» kan geschieden tol vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave
BERIGT.
Op a. o. maandag 3de Paaschdag, wordt
de Goessche Courant niet uitgegeven.
BURGEMEESTER br WETHOUDERS tan GOES,
brengen ter algemeene kennis, dat het Overgangs
examen der leerlingen van de Burger
avondschool, in het openbaar zal gehouden wor
den iD het schoolgebouw op Donderdag den 9 April
1868, van des voormiddags ten 9 tot des namiddags
ten 4 ure; en noodigen de ouders en betrekkingen der
leerlingen en voorts alle belangstellenden tot bijwoning
van dit examen uit.
Goes, den 21 Maart 1868.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN,
De Secretaris
H. C. PILAAR.
Belioncln? als.lnü.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Gezien de circulaire van den heer commissaris des
konings iD de provincie, van den 23 Maart 11., A
nu. 3629' le afdeeling, (provinciaal blad no. 36)
betrekkelijk de
voor het dienstjaar 186S 1869
Brengen bij deze ter kennis van alle iugezetenen
dat met het primitief besohrijvingswerk voor de be
lasting op het personeelvastgesteld bij de wetten
van den 29 Maart 1833, (staatsblad n>. 4) 29 De
cember 1835 (staatsblad nu. 43) en 24 April 1843
(staatsblad n15) in deze gemeente, een aanvang
zal worden gemaakt op Donderdag den 7 Mei aan
staande en dat de alzo.o aan de ingezetenen uitte-
reiken beschrijviogs-biljetten, met den achtsten dag
daarna, van wege den ontvanger, opvolgelijk zullen
worden opgehaald.
Wordende de belanghebbende tevens verwittigd,
dat om als tegensohatters van de zijde der belasting
schuldigen te dienen ingeval van herziening, achter-
volgens het bepaalde bij art. 29 2 der wet van 20
Maart 1833, (staatsblad n". 5) van het aangegeven
bedrag der huurwaarde of aantal deuren en vensters
of haardstedendoor burgemeester en wethouders
weder zijn benoemd de vier volgende personenals
Johannes Dekker Lz.Hubertus le Cl ergWillem
Jan van de Weert en Willem de Beste.
En opdat niemand hiervan onkundig zij zal deze
worden afgekondigd, aangeplakt, mitsgaders in de
Goessche Courant geplaatst.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 4 April 1868.
Burgemeester'en wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De secretaris
H. C. PILAAR.
BESCHRIJVING DER PATENTPLIGTIGEN.
Bcltcnclmals ing.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
Gezien hebbende de circulaire van den heer Com
missaris des konings in deze provincie, de dato 23
Maart 11. A.no. 3629, V le afd.,(Provinciaalblad no. 36)
betrekkelijk de
BESCHRIJVING der PATENTPLIGTIGEN
voor het dienstjaar 18681869.
Brengen bij deze ter kennis van de belanghebbenden:
lo. Ten .aanzien der patentpligtigen in de 25 eerste
tabellen der wet van 13 Mei 1819, (Staatsblad no. 34)
omschreven,
dat, met uitzondering van de patentpligtige slijters
tappers, kroeghouders en koflijhuishouders, die niet
in. de gevvone beschrijving zullen worden begrepen,
maar aan welker huizen, zoodra mogelijk na den in
gang van het dienstjaar, en zonder de gewone be
schrijving af te wachten, een declaratoir zal bezorgd
worden, hetwelk na verloop van drie dagen zal worden
afgehaald en welke verpligt zij dadelijk den helft
van hunnen aanslag te voldoen, waarna het patent
op vertoon der kwitantie, alsmede van het bewijs
dat hun deswegens verschuldigde over het voorgaande
jaar ten volle aangezuiverd is, ter secretarie onmid
dellijk verkrijgbaar zal zijn; de verklaringen, ter ver
krijging van patent voor de patentpligtigen, binnen
de provincie worden uitgegeven van den 7 Mei 1868
tot en met 16 dier maand;
dat die verklaringen behoorlijk ingevuld, zullen
moeten zijn ingezameld of bij den ontvanger der di
recte belastingen iugediend, binnen deze gemeente op
den 26 Mei 1868;
dat de registers van gemelde, patentpligtigen ge
sloten worden, binnen deze gemeente op den 9 Junij
daaraanvolgende.
2o. Ten aanzien van ei^e/iaars, vaste huurders, of
andere vaste gebruikers van binnenvaartuigen, zal
moeten worden gehandeld overeenkomstig de resolutie
van Z. E. den minister van finantien van 23 April
1852, no. 192, (provinciaalblad no. 57 van dat jaar.)
En wordt voor dezen de gelegenheid tot het doen
der aangifte opengesteld van 7 Mei 1868 bij het
gemeente bestuur der plaats alwaar de belasting ver
schuldigd is, onder overlegging van een aangiftbiljet
daartoe bij de besturen verkrijgbaar.
3o. ten aanzien van de kramers:
Dat zij zullen gehouden zijn om bij het doen hun
ner aanvrage om patent, op te geven de onderscheidene
goederen welke zij voornemens zijn te koop aan te
bieden. Zoo mede de wijze op welke zij hun beroep
uitoefenen, naar aanleiding der onderscheidingen bij 1
der 7 tabel, gevoegd bij de wet van den 16 Junij 1832
(Staatsblad no. 30), alsmede de gezamenlijke inkoops-
waarde der door hen te koop aangeboden wordende goe
deren; zullende dien onverminderd door de patentpligti
gen die hunne goederen in de herbergen of bergplaatsen,
huizen en andere gebouwen van derden uitstallen,
opgave moeten geschieden van den tijd der during van
hun verblijf in de gemeente, en door hun die derzelver
waren in openbare veilingen, buiten hunne winkels, bij
koopen van doorgaans beneden de /25,ieder, doen
verkoopen, van dien der te houdene verkooping; terwijl,
zoo zij de wijze van dien verkoop veranderen de waarde
hunner waren vermeerderen of den duur des verblijfs of
der te houdene verkooping verlengen, daarvan op den
voet van art. 13 der wet van den 21 Mei 1819 en op
de boete bij art. 37 bepaald, aangifte zullen doen in de
gemeente alwaar zij zich bevindeD, en zoodanig aanvul-
lingsregt voldoen, als vau hen bij werkelijk toegenomen
belastbaarheid zoude kunuen worden gevorderd.
4o. En eindelijk, dat de bedoelde kramers benevens
de debitanten van loterij-briefjes, krachtens Zr. Ms.
besluit van den 17 October 1820 (Staatsblad no. 22)
op de boete van 1 en 2, van art. 32 der wei van den
21 Mei 1819 bepaald, verpligt zijn steeds hun patent
met zich te voeren.
En opdat niemand deswege onwetendheid zoude kun
nen voorwenden, zal deze worden gepubliceerd, geaffi-
geerd, mitsgaders geinsereerd in de Goessche Courant.
Gedaan ten raadhuize van Goes, den 4 April 1868.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
M. P. BLAAUBEEN.
De Secretaris,
H. C. PILAAR.
'tWas een oude en bekende grief, waarop
wij in ons vorig nummer wezendat men Indie
wil uitputten, om de Nederlandsche schatkist
op de gemakkelijkste wijzete stijven. Wij
wisten ook, dat de ministerieele partijwaarin
tegenwoordig alle anderen met uitzondering
van de liberale, opgelost zijn, geene oogen beeft
voor het schreeuwende onregt, dat men pleegt,
jegens een land, waaraan men zooveel te danken
beeft. Maar ergerlijk is het, als wij die mannen
van het batig slot een triomfkreet hooren aan
heffen, zoo dikwijls eenige duizenden, voor de
ontwikkeling van Indie, voor de vervulling der
behoefte in de kolonie gevraagdgeweigerd
worden, om daarmede onze inkomsten te ver
meerderen.
Het ministerieel orgaan heeft telkens, als een
amendement ten nadeele van Indie aangenomen
was, dit als een roemrijk feit verheven. Aan
het einde der debatten over de Indische begroo
ting schrijft hetDoor de verschillende wij
zigingen, gedurende den loop van het debat in
de begrooting gebragtis, als slotsom, de bij
drage aan de Nederlandsche schatkist, die aan
vankelijk vastgesteld was op 10,060,268, ver
hoogd geworden tot de som van 11,805,869."
Waardoor is die vermeerdering van het batig
slot verkregen?
Door sommen van de begrooting te schrap
pen, die voor geniewerken, voor de uitbreiding
van het telegraafnet enz. uitgetrokken waren.
Wij hebben eerbied voor het gevoelen dier
ledendie gemeend hebben dat deze werken
voorshands niet dringend noodig waren. Indien
zij met zaakkennis geoordeeld hebben, dan mag
hun geen verwijt worden gemaakt van hunne
afkeurende stem, al klinkt die ginds niet aan
genaam in de ooren.
Maar wat moet men denken van het motief;
dat de behoeften hier te groot zijn, om aan de
vervulling van die der kolonie te knnnen denken.
Wat zal men in Indie gevoelen, als men leest
hoe er hier gejuicht wordt: wij hebben weder
wat van de Indische begrooting afgeknibbeld
om er onze schatkist mede te verrijken.
Zulk een juichtoon is juist geschikt om onte
vredenheid in Indie optewekken, om de kolonie
van ons te vervreemden.
En dan zegt men nog, dat het niet te doen is
om het batig slot. dat men het gouden kalf niet
aanbidt!
Die verachtelijke jubelkreetwij krijgen wat
meer en Indie minder, gaat uit van hen, die,
o! zoo gemoedelijk spreken van hunne belang
stelling in Indie en van onze verpligting om het
christelijk te behandelen; van hen die zieh wil
len opdringen als de ware voorstanders van de
belangen van Nederland en Indie.
Wij twijfelen er niet aan, of van ginds zal de