N°. 31. VRIJDAG 13 MAART. 55'" Jaargang. BINNENLANDSCHJE BERIGTEN, -€2s>- i.«i:ss<:ih: courant. De uitgave «tener Courant geschiedt Maaudag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advcrtentiCn worden n 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels n I ,SO behalve het xegelregt. lie inzending ran adeertentiën kan geschieden lot vóór drie uren des namiddags op den dag der uilgare. Er is wel eens gesproken van af wachters in de kamers, thans kan men zeggen, dat de ge- heele natie daartoe behoort. Na de aanneming der motie Pijnappelwaardoor de stemming over de motie Blussê geschorst werd en na de verwerping van de beide motien Bosch Kemper zien allen met gespannen verwachting uit, naar de mededeeling van die stukken, die de ze gepraal van het kabinet moeten voorbereiden. Intusscben wacht men af. Wei is de illusie reeds eenigzins getemperd, omdat de minister zelf gezegd heeft, dat er niet zooveel meer overteleggen was en dat men zich seene overdreven voorstellingen maken moest o maar indien de minister niet overtuigd was, dat hij wat degelijks en van beteekenenden in vloed mededeelen kon dan zou hij er niet zoo op gedrukt hebben dat men eigenlijk niet oor- deelen moest, vooralle stukken waren overgelegd. 't Is ook ietwat vreemddatbij de span ning, die op dit punt reeds eenige maanden bestond, niet vroeger reeds door den minis ter pogingen zijn gedaan om de permissie te verkrijgen ter mededeelingdaar zulks te pas komen kon, bij latere vragen door de kamers te doen en de minister er, om zich zelfs wille, prijs op stellen moestom alles in helderder licht te kunnen plaatsen. Was er misschien wat al te veel gerekend op eene andere kamer? Had men zich welligt voorgesteld, dat de ontbinding zeker leiden moest tot versterking van Ijet ministerieel ele ment in de tweede kamer? Was de hoop op een volgzaam parlement soms wat al te vast? Wij zouden bet bijna geloovenwant anders dunkt ons was het kabinet wel dade- ljjk te voorschijn getredentot de tanden toe gewapend, met alles wat zijne regtvaardiging schitterend kon voltooijen. Er is nog iets. De minister heeft Zatur- dag gezegddat hij vertrouwde de nu einde lijk gevraagde toestemming, tot mededeeling van de gewisselde stukken te zullen verkrijgen. In die Verzekering ligt dus het bewijs, dat de geachte titularis overtuigd isdat er geene gewigtige bezwaren tegen kunnen bestaan. Maar dan verwondert het des te meer, dat er bijna zouden wij zeggen, zoovele complimen ten over gemaakt zijn. De zaak was dan een voudig en behoefde noch tot lang debatnoch tot schorsing van debatten aanleiding te geven. Vooral niet omdat zoodanige mededeeling, onder het zegel van geheimhouding had kun nen plaats hebbenwaardoor voorgekomen zou zijn de vrees, nu door den minister ge opperd, dat de mededeelingen ons vaderland in groote moeijelijkheden met andere regerin gen zouden kunnen wikkelen. Wat ér veel gewigtigs in gevonden zal wor den, dat die vrees regtvaardigt En hoelang zullen wij moeten wachten Tot er een nieuw expedient gevonden is Zulk eene vraag komt wel natuurlijk op, als men staat tegenover een kabinet, dat zijn levens duur op allerlei wijzen zoekt te rekken. Waarlijk de ministers en hunne vrienden maken er ten onregte een verwijt van aan anderen, dat zij de afdoening van gewigtige zaken ophouden. Men denke aan de lange en herhaalde redevoeringen van den minister Heems kerk,aan de speeches der ministerieele vrien den en men komt tot de slotsomdat zjj de meeste extensie aan het debat gaven. Als er nu weder getalmd wordt met de overleg ging der bescheidendan zal het wel weer de schuld der liberalen zijndie echter gerust kunnen verklarendat zij _dit uitstel niet heb ben verlangd. De geheele loop der zaken geeft den schijn dat men, om niet heen te gaan, nog wel wat anders zou willen wagen maar niet durft en dat nu het »komt tijd, komt raad" in prak tijk gebragt wordt. Waarom niet liever flink voor de bedoelin gen uitgekomen Niemand anders dan het ministerie zelf heeft het in handen, om een einde aan de noodlottige onzekerheid te maken. Tot de curiositeiten, die de laatste discussien in de kamer hebben opgeleverd, behoort ook de redevoering van het nieuwe lid Gefken, waarin steeds gesproken wordt van wij. W ij oordeelen, w ij meenen w ij willen enz. Wie zijn die wij De Zwolsche kiezers? de anti-revolutio naire of conservatieve kamerleden? het nieuwe 4 waarop het ministerie hoopvol de oogen sloeg? Of was het een meervoud van majesteit? Wij zouden bijna het laatste denken omdat geen der andere oorzaken aannemelijk is. Dat fg van het nieuwe i moet dus wel veel gevoel hebben van het gewigt dat een deel der kamer in bijzondere gevallen kan uitoefenen. Of is het misschien een gevolg van onbedreven heid in den parlementairen stijl? Doch, die zich daarin nog zwak gevoelen, zouden zich zeker niet op den voorgrond plaatsen. Misschien, en dat komt ons nog de beste oplossing voor, mis schien werd het geachte lid er toe gebragt, om dat hij onder het getal dergenen behoorde, die veel over den koning en de kroon spraken en zoo kon er ligt eene verwarring plaats grijpen, die alle vermoeden opheft, dat hier aan het bekende: nos poma natamus zou moeten ge dacht worden. Het heeft aller aandacht getrokken, dat het ministerie minder notitie genomen heeft van de vraag van den heer Thorbecke: welk landsbelang de ontbinding der kamer gevorderd had?" maar steeds er over redeneerde, dat die ontbinding een onvermijdelijk gevolg was van de gebeurte nissen. Men heeft haar voorgesteld als eene constitutioneele handeling, die de goedkeuring van alle weidenkenden heeft weggedragen en de volgzame kamerleden hebben dan ook in koor dat lied nagezongen. Maar juist daarom heeft het ook de aandacht getrokken, en daarop heb ben de ministers minder geattendeerd, dat zoo vele leden der conservatieve partij de ontbinding hebben betreurd. Wij hebben slechts, om van geene anderen te spreken, de namen te noemegi van de heeren de Casembrootvan Naamen en Botsdie het vrij duidelijk hebben gezegd, en men zal dezen niet verdenken van te heulen met de liberalen. Intusschen is dat feit van beteekenis. Het kabinet meende zijne kracht te zullen vinden in vrij algemeene goedkeuring, vooral bij de kamer, van het genomen besluit en het moest wel bit ter verlegen staan, toen juist de vrienden kwa men zeggen dat zij den maatregel betreurd hadden. Men voege deze conservatieve stem men bij die der liberalen en het besluit ligt voor de hand, dat men de daad, die men geen con stitutioneel vergrijp noemen mogt, toch wel een politieke misstap kon heeten. Waarlijk een misslag van beteekenisvan diep ingrijpende gevolgen van droevigen in vloed voor 's lands belangen .|j Kan dan een mi nisterie dat zelfs bij zijne vrienden zoodanig verwijt beloopt, eenig vertrouwen verdienen? Heeft het regt zich te laten gelden het ka binet dat voor het land, zoo als geen ander, gewenscht is? Misslagen kunnen vergeven wor den maar op politiek gebied nemen zij den grond van het vertrouwen weg. Men schijnt dat echter niet in te zien, ignoreert eenvoudig wat men niet releveren wil en niet weerspreken kan; daarom is het goed er op te wijzen, voor wie het niet of niet goed heeft opgemerkt dat de groote meerderheid der kamer, dat zelfs vrienden van het kabinet zijne handeling hebben afgekeurd. GOES, 12 Maart 1868. Dingsdag hebben de leden van de tweede kamer der staten-generaal zich in de afdee- lingen begeven tot achtereenvolgend onderzoek van de vier na te melden wetsontwerpen, 1, bekrachtiging van een krediet, door den gouv.- gen. van N.-Indie geopend boven de begroo ting van N.-Indie voor het dienstjaar 1867; 2. definitieve vaststelling der koloniale huis houdelijke begrootingen van Suriname en Cura- £ao voor het dienstjaar 18.68; 3. verandering der grenzen tusschen de gemeenten Oostzaan en Wijde Wormer 4. verandering der grenzen tusschen de gemeenten Haarlemmerliéde en

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1868 | | pagina 1