1868. N°. 30. D1NGSDAG 10 MAART. 55'" Jaargang. «-)»»* BINNENLANDSCHE BERICTEN. «k^- a» - ««««- GOESSCHE Clll RA\T. De uitgave deser Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prys per kwartaal f 1,05. fr. p. p. ƒ1,90. De Inzending van adrericntiên kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. Boli.ond.mal5 ins. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Goes, brengen bij deze ter algeraeene kennis: dat volgens bij hen ingekomen be' igt van ds openbare gezondheids-commis=ie alhier, door dezelve een onder zoek is ingesteld naar de deugdelijkheid van het in deze gemeente ten verkoop aangeboden brooden dat in verscheidene monsters brood van acht ver schillende hakleers en in één monster meel door haar gevonden zijn zelfstandigheden die voor de gezondheid schadelijk zijn en de voedingswaarde verminderen. Alsmede dat het onderzoek zal worden voortgezet, en zooveel mogelijk tegen zoodanig misbruik zal wor den gewaakt. Gedaan te Goes den 7 Maart 1868. Burgemeester en Wethouders van Goes, M. P. BLAAUBEEN. üe Secretaris, H. C. PILAAR. De zesaaagsche parlementaire strijd die in een wapenstilsland gëeirdigd is, moge, naar het oordeel van de ministerieele mannen, smadelijk geweest zijn voor de liberale aanvallers, noch de aanleiding, noch de strijd, noch het gesloten verdrag kan eervol heeten voor de conservatieve aangevallenen. Zooals teregt door den concilianten heer de Bosch Kemper werd aangemerkthad de ont binding der vorige kamer aan de oppositie het wapen in handen gegeven, wij kunnen zeggen opgedrongen; en het was eerlijk van de liberale meerderheid dat zij geene volgzaamheid hui chelde dat zij aanstonds haar standpunt, hare verhouding tot de regering deed kennen. De strijd zelf bragt het ministerie geene lau weren aan. Zij verklaarde wel, met de hand op het hartdat zij overtuigd was van haar goed regt, maar zij stelde ook voorop dat zij van het tegendeel zich niet wilde laten overtuigen. De minister van binnenlandsche zaken, die, met kleine uitzondering, alleen het spit moest afbijten, besprak alle puntendie door dezen en genen spreker waren geopperd, had hatelijkheden en aardigheden in overvloed, behandelde telkens per sonen, om hen aan het verstand te brengen, dat men over geene personen moest spreken, maar kwam altijd op hetzelfde thema terug: wij alleen hebben gelijk, wij alleen verstaande regeerkunst, zonder ons is Nederland verloren. Over het algemeen had de regering meer woorden dan zaken mengde de minister zich, onzes inziens meer dan noodig wasin den strijd en overtuigde hij niemand ten zij men dat wilde opmerken bij hen die reeds vooraf gezegd hadden, dat zij in de onfeilbaarheid van het kabinet geloofden. Er werd veel en met talent gesproken. Vol gens het ministerieel orgaan was de heer Heems kerk onnavolgbaar toonden hij en zijne vrien den eene niet gëevenaarde kennis en bekwaamheid en volgens anderen, waren er ook onder de oppo sitie onderscheiden uitmuntende sprekersdie eve nwel minder effekt schenen te maken om dat zij wat meer de punten op de i hadden gezet. Langzamerhand werd de strijd ernstiger. De ministers merkten op, dat hier sprake was van vertrouwen of wantrouwen en van dat oogen- blik was het meer bepaald een strijd op leven of dood voor het kabinet. Rustig gingen de aanvallers voortzij spraken naar hunne over tuiging en verhieven zich boven alle insinuatien. Men wierp hun naar het hoofd, dat het slechts portefeuille-jagt wasalsof ongeveer veertig kamerleden allen op het ministerschap hoopten, of wel zich lieten gebruiken, om een klein getal van hen op het kussen te brengen. Zij weken daarvoor niet terug. Toen volgden smeeking en dreiging, elk woord schier der ministers bewees, dat het hun slechts om het behoud hunner por tefeuilles te doen was en het werd hoe langer zoo duidelijkerdat de regering slechts één wensch had, namelijk, dat zoo haar vonnis reeds geteekend was, de executie nog wat mogt uitge steld worden. De minister van buitenlandsche zaken bad vooral dringendzend mij nog niet weg en ik zal u de vroeger teruggehouden documenten toonen, die mij in gunstiger licht kunnen plaatsen. Daar door werd de zaak weder op een ander terrein gebragt en de vraag ontstond of de billijkheid ook mede bragt. om die mededeeling af te wach ten, al stelde men zich ook voor, dat daardoor geene wijziging van het vonnis kon worden ver wacht. De heer Thorbecke, de booze man die den eersten aanval deed, gaf het sein om aan den ministerieelen wensch te voldoen de conciliante heer Pijnappelniet te onregt begrijpende, dat hij nu met vrucht zou kunnen concilieeren werkte dat denkbeeld uit en bijna algemeen ver klaarde men nu, dat aan het verzoek der veege biddenden zou worden voldaan. Of de zaak daarmede voor hen verbeterd is? Wij durven twijfelen. Er bestaat eene over tuiging die te wel gegrond is dan dat zij in in eenige dagen of weken van wapenstilstand, zou verdwijnen. Wat zal dus het gevolg zijn? Dat de bescheiden komen, dat zij de onjuist heden die bekend zijn, niet juist maken dat het wantrouwen andermaal wordt uitgesproken en dat de nederlaag om met het Dagblad te spreken nog veel ecrasanter is. Gesteld toch, dat de minister wat nieuws voor den dag brengt, daardoor zal de waarheid, die uit het reeds bekende werd opgemaaktniet ophouden waar te zijn. Wat wij weten rust op officieelen grond, is in het buitenland geconsta teerd en hoeveel verschoonends ook uit de nieuwe bescheiden kan worden afgeleid, om het beleid van den minister te vergoelijken reeds de behoefte daaraan, de aanbieding van die be wijzen toont genoeg, dat het votum van wan trouwen niet zonder grond was. En denkt het ministerie dandat men nu eensklaps vol ver trouwen zijn zal? Doch ook het laatste debat heeft medegewerkt, om aan de andere ministers even weinig vertrouwen te schenken. Met regt wordt hier dus van uitstel van executie gesproken. Maar wat wij ons niet begrijpen ishoe een ministerie, zoo duidelijk overtuigd dat het niet gewild iszoo dringend smeeken kan om nog wat te blijven. Men moet wel hoog met zich zeiven ingenomen zijnmen moet wel zeer geringe gedachten van anderen hebbenals men zich zooveel laat zeggen en toch blijft. Zou dat nu in 's lands belang zijn. Men praat daar veel over, maar dat erkennen zelfs de conciliantendat de ontbinding en deze alleen alle deze rampen over ons heeft gebragt. Aan wie dus de schuld? Aan wie moet men het wijtendat zooveel tijd in feilen strijd voor bij gaat? Opmerkelijk is het, dat de ministe rieele mannen het meest gesproken hebben dat zij de beslissing ophielden, die onvermij delijk die noodzakelijk is. Doch wij moeten afwachten, wat schitterend licht over het kabinet verrijzen zal en kunnen voor het oogenblik slechts constateren, dat de conservatieve partij, door de discussien over de motie Blussé, zich zelve een geduchten slag heeft toegebragtomdat zij duidelijk heeft getoond dat zij personen boven beginselen, rich zelve boven het algemeen belang, een langen bitte ren woordenstrijd boven eene ernstige behan deling van zaken en het rekken van een kwij nend leven boven een eerlijken aftogt stelt. GOES, 9 Maart 1868. (Per telegraafVolgens de roosterheden door de Tweede Kamer vastgesteldtreden in 1869 af de heeren van Ecle en van Kerkwijk, en in 1871 de beeren Fokker en Saaijmans Vader Voorts zijn benoemd tot leden der huishoudelijke commissie de heeren Heemskerk Bz. en van Bosse, en tot leden der commissie voor de stenographie, de heeren van Eek, de Brauw en Jonckbloet. Gedurende de geheele week heeft de kamer over de interpellatie Thorbecke, daarna over de motie Blussé beraadslaagd. Het is bezwaarlijk de discussien uitvoerig te besprekenwant het aantal sprekers, meest van conservatieve zijde, was zeer groot. Het debat liep vooral over de al of niet wettigheid en noodzakelijkheid der ontbinding van de vorige kamer. De minister van buitenlandsche zaken beloofde nog nadere bescheiden te zullen overleggen, die zijn beleid zouden regtvaardigen en op dien grond drong de ministerieele partij er zeer op aan, dat men de motie Blussé afstemmen zou.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1868 | | pagina 1