1867. No. 103. DINQSDAG 31 DECEMBER. 548te Jaargang. Bels.encimal5.mg. BINNENLANDSCHE BERIGTEN. isaSgj» A -S^s»"» GOESSCHE C«t B EAT. ©e uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prys per kwartaal 1,55. fr. p. p. ƒ1,90. ®ewone advertentlSn worden a 15 ct. dè regel gep laatst. a-iij/v Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels ƒ1,30, behalve het zegelregt. A I He inzending van advertentiën kan'geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave DE BURGEMEESTER YAN GOES, brengt bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat: Dat het kohier van het PERSONEEL n». 4 voor deze gemeente, over het dienstjaar 18671868, be kleed met alle formaliteiten bij de wet gevorderd, op heden ter invordering is gesteld in handen van den ontvanger dier belastingen binnen deze gemeente. Gedaan tenraadbuize van Goes, den 30 December 1867. De Burgemeester voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. ZELFS HET BUITENLAND GETUIGT TEGEN DEN GRAAF YAN ZUIJLEN. Eenige dagen geleden schreef de Nord Deut sche Alg. Zeitung, dat de inededeelingen, door den edelen graaf van Zuijlenin de tweede kamer gedaan onjuist waren en eenige onzer dagbladen namen dat berigt over. Het sprak van zeiven, dat bet ministerieel orgaan daartegen opkomen moest, omdat het alles leugen noemt, behalve de woorden zijner principalen de minis ters en ieder was in gespannen verwachting, in welke bogten de redactie zich nu zou moeten wringen om het ministerieel bevel te voldoen en de ministerieele eer te redden Het duurde lang eer het van de zaak melding maakte. De gronden van verdediging lagen ook niet voor de hand maar ze werden eindelijk ,toch in het ministerieel-dagblad-arsenaal gevonden. Als ge woonlijk met de noodige scheldwoorden tegen dagbladenpersonen enz. dat is zoo de kracht van het ministerieel orgaan gelijk wij weten werd de zaak behandeldmaar het verdient opmerking, hoe het zich ook in dezen weder dieper in het net inwikkelt, waaruit het zich redden wil. Het begint met dood kalm het artikel uit de N. D. Alg. Zeitung weg te laten en daarover te redeneren ten einde zijne lezers alles te kunnen wijs maken en gaat dan dapper aan het werk, om op hoogen toon te beslissen, dat men geenerlei gezag aan het oordeel van het Duitsche blad hechten mag. Meent iemand dat het bewijzen zou geleverd hebben voor de on juistheid der mededeeling Och neenHet Dagblad spreekt van een verminkt citaat, omdat de Duitsche schrijver niet elk woord van den aangebeden graaf overnam. Zulk een verminkt citaat is een gruwel voor het blad, dat bij allen bekend staat voor zijn talentom uit de rede voeringen der staten-generaal bijv. juist die zinsneden te ligten die het tot zijn doel ex ploiteren kan en die in zoodanige verminking nooit eenig bezwaar ziet. Voorts beweert het, dat de Zeitung geen officieel blad meer is, omdat de graaf Bismarck zulks heeft gezegd. Als of wij niet wisten dat zulke graven, bijv. ook van Zuijlenin het openbaar alle gemeenschap met een dagblad ontkennen en onder de hand aan de redactie de minste kleinigheden mededeelen, zoo alshoevele uren vóór de algemeene be kendmaking de ministers in kennis werden gesteld met 'skonings beslissing op hun aan geboden ontslag. Wij hebben geenerlei bewijs ontvangen dat niet werkelijk graaf Bismarck aan graaf van Zuijlen een démenti heeft gege ven maar al ware het zoo dat wij hier niet voor eene officieele mededeeling staan in den gebruikelijken vorm, dat getuigt nog volstrekt nietdat het blad geen waarheid sprak. Of zou het Dagblad alles willen laten betwijfelen, waarvan het zegtdat zulks niet uit een minis terieel kabinet werd vernomen Maar het voornaamste argument, waarop ons Dagblad drukt en dat bij onze natie alles moet afdoen is: men moet aannemen dat de Neder- landsche regering waarheid heeft gesproken. Ziet, zulk een argument past juist in den mond van het orgaan in het regeringsstelsel waar onder wij thans leven. -Men moet gelooven want een Nederlandsch minister heeft het gezegd. Toen vroeger sommigen aan het woord van Thorbecke bijv. schenen te hechten werd daarover moord en brand geroepen door het Dagblad, maar nu zijn de bordjes verhangen, omdat het den graaf van Zuijlen geldt. Die burgeilui waarop het aristocratische Dagblad slechts smalen konwaren niet te vertrouwen, maar een graaf, een minister van de politieke modekleur, moet onbepaald geloofd worden. Men ontdoe het Dagblad-artikel over den Duitschen collega van de blaffende woorden te gen de radicale pers, enz. en wat blijft er over? Gij moet gelooven; anders niet. 'tKomt er ook niet op aan, of men gelooven kan, de tijd van zelfstandig denken en oordeelen is voorhij. De Haagsehe graven hebben het gezegd en de lompe burgerlui moeten zich niet vermeten een eigen oordeel te hebben. Wij laten onze burgerlui zelve beslissen wat zij van een en ander denken moeten, maar houden ons, zoolang geen deug delijker bewijzen geleverd worden, aan de ver zekering van het Duitsche dagblad door zoo vele andere getuigenissen bevestigd; en hoe ook het orgaan schelde en raze, om de aandacht af te leiden als het geene andere middelen tot overtuiging voortbrengtdan zal wel de natie gesterkt worden in het geloof, dat de verzeke ring van den graaf van Zuijlen onjuist is geweest. De ministeriele sluitingsrede geeft rijke stof tot overdenking, maar er behoeven niet vele kolommen over gevuld te wordendaar ieder burger voor zich zei ven tot de slotsom komt, dat er geene andere reden voor het sluiten der zitting wordt opgegevendan dat de ministers teleur gesteld zijn in hunne hoop, van 88 ja broers in plaats van 38 zelfstandige leden in de kamer te kunnen tellen. Zeer karakteristiek is daarom de aanhef: Niet zonder leedwezenenz. Die uitdrukking was zekerin deze dagen van onjuistheid, zeer juist gekozen. Wij gelooven het, dat de ministers leed dragen, maar wij zouden om hunnen wil wenschen dat het eene andere oorzaak had, bijv. dat zij niet opge wassen waren tegen hunne taak, dat zij zich in den volksgeest hebben vergistdat zij zich eene ijdele verwachting hadden gemaakt, enz. Nu is het duidelijk zij gevoelen leed, omdat zij niet on gestoord konden blijven zittenomdat de kamer niet alles goedkeurde, wat zij goedvonden, om dat er een nieuw beroep op het getrouwe volk moet worden gedaan, dat voor de tegenwoordige titularissen wel eens treurig kon afloopen. Waar lijk men moet ook deernis hebben met een kabinet, dat om te regtvaardigen waarom het niet heengaat, niet wijzen mag op gelukkig ver kregen uitkomsten, door allen als zoodanig er kend, maar dat zich behelpen moet met de op somming van hetgeen het wel had willen doen en zich zeiven dan prijst juist over datgene, waar om het scherpe afkeuring ondervond en waarom het op zijn zetel waggelde. De natie heeft in- tusschen geziendat de schoone belofte waar onder men in 1866 ter stembus ging, ook door dit stabiel kabinet (inen vergete toch nooit dien derden minister van koloniën) niet vervuld wer den en het getrouwe volk merkt dat niet zon der leedwezen op. En wat uitzigt wordt daarbij nu geopend? Dit schoone en Nederland zoo waardige verschietals de kiezers maar mannen zenden die alles goedvindendan zullen de ministers ook doen wat hun goed dunkt. Ne derlanders gij hebt in de gebeurtenissen van de laatste maanden een proefje van de zege ningen die u wachten. Gij zegt op uwe beurt wij hadden betere verwachting. Maar laat dan nu ook blijken, dat gij uwe verwachting voor de toekomst op betere grondslagen bouwen wilt, of ge zult weldraeven als de ministers de ka mers de geschiedenis van uwen roem niet zonder leedwezen sluiten, 't Is u waardiger, om handen aan het werk te slaan en u te toonen: niet zonder kracht. GOES, den 30 December 1867. De minister van binnenlandsche zaken heeft, bij de sluiting der kamers, de volgende aan spraak gehouden: »Niet zonder leedwezen, maar tevens in het besef van pligt en gebiedende noodzakelijkheid, komen wij reeds heden een einde maken aan uwen wetgevenden arbeid. De aanvang der zitting had van het overleg tusschen kamer en regering beter doen ver wachten. »Aan het voorbereidend onderzoek der be-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1