VRIJDAG 27 DECEMBER. 548te Jaargang. 1867'. No. 101. -)Wr'd 9C&& <A 4$s»- If-d-VA GOESSCHË COI KIM. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen Prijs per kwartaal 1,95, fr. p, p. ƒ1,00. Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels ƒ1,80, behalve het zegelregt. De Inzending van advertentlfn kan geschieden lol vóór drie ure» des namiddags op den dag der uitgave. Dagelijks wordt het vaderland met dieper rouw vervuld over de vernedering, die het in het oog van het buitenland wordt aangedaan, door de onhandigheidom geen ander woord te gebruiken, van de soi-disant diplomaten, die de eer van Nederland moeten ophouden en zijne regten verdedigen. Naauwelijks is de veront waardiging der natie opgewekt, door de ken nisneming van de feiten door den heer Cremers aan het licht gebragt, of op nieuw wordt haar daartoe reden gegeven. Het ministerieel orgaan deelde een brief mede van den graaf van Bijlandt gezant te Berlijnwaarin de handelwijze van den heer Cremers wordt afgekeurd, maar waarin ook 38 leden van de tweede kamer beschuldigd worden van een parlementair schandaalvan den toeleg om het ministerie omver te werpen. Wij betreuren het, dat de ruimte onzer ko lommen niet toelaat, om den geheelen brief over te nemen, want het stuk is zeker zonder voor beeld in de geschiedenis en wij twijfelen er niet aan, of elk onbevooroordeelde in den lande zou het, zonder onze aanwijzing vragen: is dat wer kelijk afkomstig van een Nederlandsch gezant, van een vertegenwoordiger van koning en volk, van eenen graaf, die op zijnen adel boogt? Aangenomen dat die brief echt iswat wij om de eer van Nederland en van den vorst die door den graaf van Bijlandt vertegenwoor digd worden, in twijfel willen trekken, zijn er geene woorden te vinden om deze handeling naar waarde te karakteriseren. Wat toch te denken van den grafelijken ge zant, die zich openlijk in de politieke kwestien van zijn land komt mengen, dooreen afgetreden minister van buitenlandsche zaken, zijnen v.por- maligen chef, te beschuldigen van misbruik van vertrouwen, van politieke manoeuvres ter bevor dering van een parlementair schandaal en die zulks doet met een brief aan een dagblad ge- rigtaan een dagbladdat bekend staat een razend partijblad te wezen Wat te denken van den grafelijken gezant, die den afgetreden minister beschuldigende, aan diens verdediging geene plaats wil geven en eenvoudig zich van de zaak afmaakt met te zeggenik kan het niet gelooven dat de verdediging van den heer Cremers niet op andere wijze had kunnen geschieden?" Wat te denken van den grafelijken gezant, die zoo handig is, om, waar hij ter wille eener partij de pen opvat, de Nederlandsche diplo matie bij het buitenland in verdenking te bren gen en een §met te werpen op zijn vaderland, alsof de schandelijkste handelingen daar onge straft kunnen gepleegd worden? Wat te denken van den gezantdie het prestige onzer diplomatie prijs gevende een partijstrijd komt aanvuren en zelf openlijk partij kiest tegen de meerderheid der natie en van hare vertegenwoordigers. Geroepen en betaald om de belangen van het volkniet die van een partij-ministeriete behartigen zou men het van hem wel allerminst verwachtendat hij zich hier in de zaken komt mengen, op eene wijze die evenzeer beneden een grafelijken af gezant isals strijdig met de roeping, die hjj in het buitenland moet vervullen? Wat te denken van den gezantdie zegt naar zijn geweten altijd aan de waarheid getrouw te blijven en die zijne ernstige beschuldiging, tegen den afgetreden minister Cremers, grondt op eene onwaarheid? De grafelijke gezant maakt in een dagblad eene groote beweging over de openbaarmaking zijner particuliere brieven. En ze zijn niet open baar gemaakt! De brieven zijn op het bureau van den voorzitter der kamer nedergelegd, ter inzage van de leden, maar ze zijn niet openbaar gemaakt. Niemand kent den inhoud buiten de leden der kamer. Zelfs het Dagblad, anders niet overdreven bescheiden in het mededeelen van particuliere zaken kon er geene syllabe uit mededeelen. De leden der kamer waren kiesch genoeg, om er niets van te laten blijken, dan voor zoover zij den indruk moesten weer geven daardoor te weeg gebragt. Nog eens, de brieven zijn niet openbaar gemaakt en de geheele redenering van den gezant gaat uit van eene onwaarheiddie beschuldigend voorop wordt gesteld, om de regering en hare partij te dienen. Of zou men meenendat het Nederlandsche volk dom genoeg was om niet te begrijpen, dat wij hier te doen hebben met eene politieke manoeuvre om het kabinet van Zuijlen te red den met eene dienst, die de graaf gezant aan zijne mede-graven ministers bewijzen wil; met eene poging, om reeds nu op de kiezers te wer ken daar zij haast weder geroepen worden, om de kamer met stemmachines aan te vullen. Wij gunnen het Dagblad het genot, om zulke grafelijke brieven van Nederlands gezanten in het buitenland te plaatsen maar hoe ook dat ministerieel orgaan steeds van eene slapende natie spreekt, het wane niet, dat ons volk zoo dom zoude zijn, om hier niet weder eene van die kies-manoeuvres te zien, waaraan men ons sedert 1866 gewennen wil, een onderling over leg om het nog warme vraagstuk (grafelijke uitdrukking) in den zin der regering te doen beslissen. Zoo moet dan het regeren mogelijk gemaakt worden voor dit kabinetelk middel moet aan gegrepen, om de natie die regering op te drin gen; zelfs de buitenlandsche gezanten moeten met hatelijke brieven in dagbladen in de bres springen; onwaarheid, individueele meening, ver dachtmakingalles is welkomWaarlijk, wij moeten de vraag herhalenzou de brief in het Dagblad afkomstig zijn van Zijner Majes- teits gezant bij het hof van Berlijn van den graaf C. van Bijlandt BINNENLANDSCHE BERICTEN. GOES, den 27 December 1867. De Staatscourant bevat het besluit van den 22sten december 1867 betrekkelijk de sluiting der tegenwoordige zitting van de stateu-gencr^al: De tegenwoordige zitting van de staten-ge- neraal wordt vrijdag 27 december aanstaande te 2 ure des namiddags in eene vereenigde vergadering van de beide kamers gesloten door eene commissie van onzentwege, waartoe bij deze worden benoemd onze ministers van bin- nenlandsche zaken en van finantien. Onze genoefnde ministers zijn belast met de uitvoering van dit besluitwaarvan afschrift zal worden gezonden aan de beide kamers der staten-generaalaan den raad van state en aan de algemeene rekenkamer. (Per Telegraaf!), De vergadering der staten-gene- raal is heden door de ministers van binnenlandsche zaken en finantien namens den koning gesloten by eene rede, waarbij, met terugblik op hetgeen tot stand was gebragt en voorbereid, gewezen wordt op de ver werping van het budget voor buitenlandsche zaken waarin tevens de aanleiding ligt tot een vernieuwd beroep van den koning op zijn getrouw volk. Volgens het Dagblad hebben wij geenerlei ministerieel rapport te verwachten waardoor voor de natie zou opgehelderd worden, wat de reden is, dat het ontslag der ministers niet werd aangenomen en zullen wij dus staan tegenover het feit, dat Z. M. vertrouwen schenkt aan het kabinetaan welks hoofd de meerderheid der tweede kamer haar vertrouwen ontzegde. Wij eerbiedigen natuurlijk 'skonings beslissing, maar kunnen de opmerking niet terug houdendat, wanneer het Dagblad waarheid spreekt, wij juist het tegengestelde zien van hetgeen in 1866 ge beurde. Toen zeide het ministerie meer dan het bewijzen kon en de kamer werd ontbon den thans zal zij naar huis gezonden worden, zonder dat het ministerie iets zegt. Dat is ook gemakkelijker en laat de handen ruimer. Het zal er dus op aankomen, om het oordeel des konings te bekrachtigen, zooals het Dagblad zegt, maar het vergeet dat onze natie, behou dens haren eerbied voor den vorst, altijd door zelfstandigheid zich gekenmerkt heeft en dat de vorsten van Oranjedit erkennendenooit geeischt hebben, dat men hen met blind ver trouwen volgen zoudat zij veeleer er hun hoogste roem in 'gevonden hebben wanneer de vrije overtuiging des volks met hun oordeel instemde. De veeziekte is op nieuw in ons land uit gebroken en wel in de gemeente Ouden Rijn. Eene koe is daaraan bezweken en de overigen op den stal zouden afgemaakt worden. Men zal dus al weder moeten wachten met het mo nument voor den heer Heemskerk, die door zijne energieke maatregelen het vaderland van die ramp bevrijd had. Misschien zal hij zich nog krachtiger betoonen, in de aanstaande derde periode van zijn ministerschap en behoeft de hoop nog niet opgegeven, dat, als eens de vol maakt gehoorzame kamer bijeengebragt is, ook de koeijen hem onbepaald gehoorzamen zullen; en wie weetof het ministeriedat voor alles raad weet, eindelijk ook niet het middel vindt, dat tot hiertoe door geene commissie, kon ge vonden wordenhet middel namelijk om de koepen niet meer ziek te laten worden.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1