ism, 9<>.
D1NGSDAG 10 DECEMBER.
54'" Jaargang.
I
OPENBARE VERPACHTING.
DE MASKERS AF.'
ïVeSIH
Al-tVT A
***kv£ *-.«
liOr.SSCHK COURANT.
De uitgave deier Courant (eiehledt Uaandaü en
Donderdag avond, ultgesonderd op feestdagen.
Pr|)i par kwartaal 1,15. fr. p. p. ƒ1,90.
fiewone advertentten worden a 15 et. de regel geplaataf.
Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-6 regels
1.ÏO behalve bet aegelregt.
Ite Inzending ran advertentiën kan geschieden lot vóór drie uren des namiddags op den dag der uttgare.
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES,
zullen op Zaturdag den 21 dezer, des nimidda^s ten
één ureten raadhuizein het openbaar trachten te
verpachten
Be «HASETTISIG van de zijkanten
der wegenvoor zoo ver die zijn gelegen in de
gemeente van Goeste weten
lste perceel.
De west-cingel van het sluisje tot uitloozing van
de vest in den Poeltot aan den 's Heer Hendriks-
kinderendijkin sectie C no. 451
en in den Poel: de Poelwegsectie C no. 453,
454, 457, 463, 465, 466, 470, 471, 473, 474, 475,
681 598 599 600 en de Groeneweg, sectie C
no 459.
2de perceel.
In den Goesschen polderde Gelderloozen weg
sectie A no. 254, 255 en 256, tot aan den Pier- en
rinkspolder, de Polderweg, sectie A no. 257 en 259,
de Groeneweg, sectie A no. 258, de Oostweg, sec
tie A no. 260 en 261, de Nieuweweg, sectie A
no. 262 en 263, voor den tijd van zeven jaren,
ingaande den eeisteu Januarij 1868 en te eindigen
den laatsten December 1874.
Op de voorwaarden welke daarvan ter gemeente
secretarie ter lezing zullen liggenvan heden af tot
den dag der verpachting
Gedaan te Góes, den 7 December 1867.
Burgemeester en wethouders voornoemd
M. P. BLAAUBEEN.
De secretaris
H C. PILAAR.
Onder dezen titel werd, nu ruim een jaar
geleden, eene ernstige beschuldiging ingebragt
tegen de liberalenvooral in de tweede kamer.
Het zou hun alleen te doen zijn geweest, om zich
van het gezag meester te maken, om de ko
ninklijke praerogatieven tekort te doenom het
land te wagen aan de hevigste schokken, ten
einde zich zeiven met het hoogste gezag te be-
kleeden.
Het ministerieel orgaan eigende zich de eer
toe de huichelarij ontdekt te hebben en de ge-
heele ministerieele pers herhaalde in koor: de
maskers zijn gevallen en de schandelijke toeleg
der liberalen is voor aller oog ontdekt.
Natuurlijk moest die juichtoon den volke ook
verkondigendat bij de ministerieeleuconser
vatieven en anti-revolutionairende opregtheid,
de reinheid, de onbaatzuchtigheid, de juiste op
vatting van het volksbelang werden gevonden en
sedert ontbrak het niet aan protestatien, waar
door bij de eenvoudige menigte de waan gevoed
werddat thans het gezag in handen was van
de regte mannen van de ware vrienden van
den constitutioneelen koning; dat de partij, die
nn het roer in handen haddie was van waar
heid en regt.
Wjj behoevenvooral na het geschrevene in
onze vorige nommers, de geschiedenis der laatste
maanden niet in herinnering te brengenom
de waarheid te doen uitkomen, dat hier eene
jammerlijke misleiding plaats had; maar wij
achten het pligtom de aandacht er op te ves
tigen, dat het tegenwoordige oogenblik een
treurig maar alles afdoend bewijs geefthoe
juist zij aan huichelarij zich schuldig maken,
die anderen daarvan aanklaagden en achten het
niet moeijelijk de overtuiging te vestigendat
wij tegenover eene gemaskerde partij staan, die
onder vroom gelaat de vuigste bedoelingen
verbergt.
Al aanstonds valt dat in het oog, als wij
letten op de valsche voorstelling, die van de
oorzaak der ministerieele crisis wordt gegeven.
De kamer heeft afgekeurd, zoo heet hetdat het
ministerie den Europeschen vrede hielp bewaren
de kamer zou ons dus liever aan de rampen van
den oorlog hebben blootgesteld en zij brengt
ons nog voortdurend in gevaar door hare han
deling. Wie den löop oer discussie naging
weet, dat de feiten hier listig verdraaid worden,
dat men de ware redenen zooals die in het
Bijblad kunnen gelezen wordenopzettelijk ver
bergt, en steunende op de wetenschap, dat dui
zenden de zaken slechts beoordeelen naar de voor
stelling daarvan in de dagbladen gegeven, wil
men aan de noodzakelijkheid van ontbinding der
kamer doen gelooven, door eene bewering, die
wel in zich zelve te dwaas is om aantenemen,
maar die toch velen gelooven, om den ernst en
de kracht, waarmede bijv. het Dagblad daarvan
als van stellige waarheid spreekt.
Waarlijk er behoort niet zoo veel doorzigt toe
om te begrijpendat de ministerieele partij
met haar orgaan aan het hoofd, alles in het
werk steltom te bewerkendat de kamer we
derom ontbonden worde, door welk proces zij
zich voorstelt eenige plaatsen in de kamer be
schikbaar te krijgendie door hare begunstigden
ingenomenhaar nog voor eenigen tijd het ge
zag kunnen verzekeren.
Is het noodig daarbij -te herinneren, hoe de
vervulling van dergelijken wensch zou moeten
leidenomvolgens de taktiek der conservatie
ven, de gelegenheid te bewaren, om in troebel
water te visschen Zeer goed weet die partij
datook door eene ontbinding, de stand der
zaken in de kamer niet zooveel veranderen zou,
vooral daar, g°lijk gebleken is, tusschen de con
servatieven en anti-revolutionairenwaar het op
de hoofdpunten aankomt, geene zamenstemming
kan wezenzonder verloochening van beginse
len. Doch aangenomen dat door de ontbinding
eene meerderheid voor het ministerie verkregen
werddie onbepaald hare gehoorzaamheid
toondewat natuurlijk het toppunt isvolgens
de redeneringen van het orgaanzóu men dan
daardoor niet komen tot dat, wat men eenmaal
onder een ander ministerie zoo hevig meende te
kunnen gispen, eene regering, die met hare volg
zame aanhangers in de kamer kan doen wat zij
wil. Ziet men dat nietdat nu de ministeriee-
len als het geluk des lands voorstellenwat zij
eenmaal als den weg tot den ondergang zoo luide
hebben bestreden
En hoe gaat men daarbij te werk? Men ver
zamelt alle stemmen, ook die uit de minstbe-
voegde monden vernomen wordenom te doen
ziendat alom de wensch naar ontbinding leeft
zorgvuldig telt men het aantal bladen en
blaadjes, die, onverschillig van wie zij hunne
artikelen ontvangen, het gewigt in de schaal
moeten leggen en den volksgeest doen kennen.
Vraagt iemand of het niet strijdig is met den
eerbieddien men aan den koning verschuldigd
isdat men hem de wet voorschrijft als het
ware pressie zoekt uitteoefenen op Zr. Majs.
besluit en vooruitloopt op eene beslissing, die,
naar wij vertrouwen, met kalm overleg en wijze
bedachtzaamheid genomen zal worden? Wij ver
wijzen hem naar de artikelen van het orgaan,
waarin steeds op ontbinding, als het eenige red
middel wordt aangedrongen. Daar leest men
de herhaalde verzekering van eerbied voor den
vorst, van vertrouwen in zijne wijsheid, van
onbepaalde ingenomenheid met zijne besluiten.
Daar leest men telkens dat men op 's konings
besluit niet mag vooruitloopen en wordt het volk
aangespoordom in de koninklijke uitspraak te
berusten. Maar daar ook leest men, dat het de
grootst mogelijke dwaasheid zoude zijn, wanneer
de kamer niet ontbonden werd,zoodat het konings
gezind blad reeds nu ons doet gevoelen dat
de koning eene dwaasheid zal begaanals hij den
raad van dat orgaan en van zijne napiepers niet
volgt. Schoon bewijs van eerbied voor den vorst,
niet waar dat men tot het nemen van een be
paald besluit wil dwingen, dat men nu reeds een
mogelijke handeling van den vorst aan verach
ting en bespotting prijs geeftIs het daarom
geen tijd om die huichelende koningsvrienden
toeteroepenlegt uwe maskers af en weet, dat
het volk klaar doorziet, hoe uwe gehechtheid
aan Oranje en aan den troon niets anders is dan
het middel, om u zeiven en uwe partij, onder de
schaduw van Oranje, op den troon te plaatsen.
Wanneer de koning de kamer ontbinden mogt,
zoo spreekt men alverderdan is dit geheel eene
vrijwillige handeling van den vorst, die reeds daar
om buiten beoordeeling blijven moet en die wij als
uitvloeisel van een koninklijk prerogatief,vanvors-
telijk doorzigt moeten eerbiedigen. Wat de vrome
ontbindingsmannen echter niet zeggen is, dat, de
koning op voordragt zijner ministers tot de ont
binding overgaat, zooals in September 1866,
dat het dus wel degelijk eene regerings daad
iswaarvoor men den koning alleen aansprake
lijk stellen wilten einde zijne ministère voor