Art. 10.Jaarwedde van twee vvaagmees- ters a J 20,iedcr 40, en van twee keurmeesters van het slagtvee;, vleeseh en spek a 75,ieder150, J 90, Art 11. Jaarwedde van den commis saris van policie- 500, Art. 12. dein van de policie-dienaars, te weten: 4 van de le klasse a 350, ieder, maakt- 1400, en 4 van de klasse a 175, ieder, maakt 700, 2100, Art. 13, Jaarwedde drukker der gemeente f 400, art. 14, idem gemeente archivaris 50,art 15, idem concierge van het raadhuis 250,— art. 16, idem concierge van de hoogere burgerschool 300, art. 17, idem concierge van de koopmansbeurs/ 50, art. 18, idem concierge van het man- of armenhuis f 78,art. 19, idem twee vaste arbi iders a 6, 's weeks voor ieder/ 624,- art. 20, idem twee graf delvers a J 50,ieder; 100,art. 21, idem vier boden der brandspuiten, tegen f 5,iedu' 20, Hoofdst. 2 afd. 1 art. 1 onderhoud raadhuis waag, policiewachtmanhuis enz. 225,art. 2, aankoop meubelen 125,afd. 2, art 1, licht 190,art. 2, brandstof 160,art. 3, staats- en provinciaal bind 20,50; art. 4, registers burger lijken stand 245,art 5 bevolkings-registers 30,— 'art. 6, schrijfbehoeften 400,art. 7, boek-, druk- en bindwerk 360,art. 8, zegel en advertentiekosten ƒ120,art. 9, kleine onkosten 200,Alles zonder discussie aangenomen. Hoofdstuk III. De Voorzitter zegtdat burg. en weth. in het rap port der finantiele commissie gezien hebben dat de zelve ten aanzien van dit artikel eenige meerdere toelichting zou gewenseht hebben. Zij zouden gaarne vernemen welke meerdere inlichtingen daarmede wor den bedoeld Dhr. mr. de Laat de Kanter, voorzitter dier com missie die vraag beantwoordende zegtdat de spe cificatie der onderdeden niets te wenschen overlaat, maar dat de reden die tot de voordragt hebben geleid niet zijn opgegeven, bij gemis waarvan de noodzake lijkheid niet is kunnen beoordeeld worden zoo bijv. het in orde brengen van de zaai bo^en de beurs; het vernieuwen van den zijgevel van de b'ugwachters- woningde vernieuwing van vier windwerken aan het sas enz.enz. Dhr. Verhagen vraagt of in hoofdstuk 3 alle posten aangewezen zijn die door deri bouwmeester opgegeven zijn als in zijn oog noodzakelijk en vermeent dat indien de begrooting in afdeelingen was besproken er veel zou zijn opgehelderd dat hij nu nog verlangt te vernemen. De Voorzitter antwoordt, dat de begrooting alleen bevat het volstrekt noodzakelijke en dat de geheele opmaking van den bouwmeester bedraagt 25811, Dhr. Verhagen dankt den voorzitter voor die in lichting en zegtdat het hem was voorgekomen dat de begrooting werkelijk met te grooie zuinigheid is opgemaakten hij wijst op de moeijelijkheid voor de raadsleden om bij zoodanigen toestand besluiten te nemen. Hij verzoekt aanteekening dat de werkelijke behoeften zoo als die door den bouwmeester zijn op gegeven niet aan den raad zijn medegedeeld, waar door geen lid van den raad in staat is, met eenige kennis van zaken te oordeelen over de werkelijk be staande behoeften. Dhr. Fransen van de Putte zegt: dat dhr. Verhagen de debatten eenigzins vooruitloopt, daar burg. en weth. nog verdere mededeelingen te doen hebben, o a. dat er posten door den bouwmeester berekend zijndie wel icenscheüjk zijn, maar zonder gevaar kunnen wor den uitgesteld, bijv. de steenglooijing, het sluisje naar den zaagmolenhet puntsluk aan de binnen-haven- sluis enz enz. Dhr KakebeeTce zegt, dat het bij een opzettelijk onderzoek gebleken isdat het maken van het punt- stnk kan worden uitgesteld, maar nift het vernieuwen der windwerken, terwijl de steenglooijing zou worden vervangen door bnkbezettinghetgeen voldoende ge acht wordt. Dhr. Verhagen merkt op, dat het hem uit de mede- dreling van den vorigen spreker schijnt te blijken dat er weder een nieuw systeem schijnt te zijn aan genomen tot voorziening der havenboorden. Hij ver trouwt dat ook dit wel weder gegrond zal zijn op het gevoelen van deskundigen doch betreurt de stel selloosheid waarmede met die havenboorden wordt omgesprongen. Dhr. mr de Laat de Kanter beaamt hetgeen door den vorigen spreker gezegd is ten aanzien der voor ziening van de havenboorden. Hij kan niet ontken nen dat de weglating der steenglooijing bij hem met leedwezen is vernomen, vermits hij aan eene kleibe- kleeding en brikbezetting geene goedkeuring kan geven. De Voorzittenzegt dat eene tweejarige ondervinding geleerd heeft, dat zoodanige bewerking, mits zorgvul dig onderhouden wordende, zeer goed is, zonder echter bepaald tegen sieenglooijing optewegen terwijl wan neer men later tot steenglooijing mogt overgaan de kleibekleeding altoos moet voorafgaan en dus niet doelloos gedaan zoude wezen. Daarna wordt overgegaan tot de afzonderlijke be handeling van ieder onderdeel van hoofdstuk 3. Goes. Drukkerij van F. Kleeuwens Zoon. Uitgevers der Goessche Courant.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 6