60ESSCËË COURAIYT. 1867. N°. 95. VRIJDAG 6 DECEMBER. 54'" Jaargang. VOLKSMISLEIDING. «MttÈCWK* -42SO- De uitgave deser Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Pryt per kwartaal f 1,35. fr. p. p. ƒ1,9». Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels liSO behalve het cegelregt. pe Inzending tan advertentiën kan geschieden tot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave MIJ dit nom nier behoort het vervolg van het verslag der raadsvergaderingen op 18 en 19 november jl. Boltoncimals ingen. NATIONALE MILITIE. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, Gezien art. 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21 en 24 der wet op de Nationale Militie dd. 19 Augustus 1861 (staatsblad no. 72.) Brengen bij deze voor de eebste maal ter kennis der ingezetenen: Dat het register van ÏKSCHRIJ VlfcG voor de IKAtTlOlVAliE Mild'5 IE, dagelijks, gedu rende de maand Jaouarij (uitgenomen des Zondags) van des morgens 9 tot des namiddags 2 ure, ter secre tarie der gemeente zal gereed liggen. Met herinnering tevens, dat tot de inschrijving ver- pligt zijn alle mannelijke ingezetenen die op den laten Jannarij aanstaande hun 19 jaar zullen zijn ingetreden, hoedanige geboren zijn in het jaar 1849, alsmede diegenen welke na het intreden van hun 19 doch vóór het volbrengen van hun 20e jaar ingezeten zyn geworden dat enz. (Slot hierna.) BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, brengen ter algenieene kennis: Dat bij 's konings besluit van den 1 December 1865 (Staatsblad no. 131) met intrekking van alle vroegere voorschriftennieuwe bepalingen zijn vastgesteld om trent de Certificaten van Oorsprong voor goe deren bestemd om naar NederlaDdscb Indie te worden uitgevoerd. Dat volgens die bepalingen, jaarlijks in Januarij eene lijst bij het gemeentebestuur wordt opgemaakt, van de handelaren die het voornemen hebben te kennen gege ven om goederen ter verzendig naar Nederlandsch Indie te vervaardigen of te bewerken; dat alleen aan die hande laren welke op de bedoelde lijst voortkomenop de ge wone wijze certificaten van oorsprong kunnen worden af gegeven en dat alle andere voor den kantonregter zullen moeten worden beëedigd, waardoor alzoo oponthoud en kosten zullen worden veroorzaakt, en dat de aanvragen om certificaten schriftelijk moeten worden gedaan en eene duidelijke omschrijving der te verzenden goede ren moeten bevatten. Roepen by deze de handelaren op, die het voor nemen heüben goederen voor Nederlandsch Indie te vervaardigen of te bewerken om in den loop dezer maand ter gemeente secretarie schriftelijk optegeven bunnen naam en voornaam of wel dien hunner firma, waaronder de handel gedreven en de artikelen die ver vaardigd of bewerkt worden. Gedaan te Goes 5 December 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris, H. C. PILAAR. li. Zagen wij in ons vorig nommer, dat de Re gering, door van de afstemming der begrooting voor buitenlandsche zaken eene kabinets-kwestie te maken en zich te kwader ure te beroepen op de ministeriële homogenëiteit, om welke zij bij de aftreding van twee ministers van koloniën zich in het geheel niet had bekreund, zelve aanleiding he°ft gegeven om omtrent den waren stand van zaken geheel verkeerde begrippen te doen ontstaannog in veel grootere mate is dit het geval ten aanzien van de redenen, die zij in de tweede kamer voor haar besluit tot collectieve aftreding heeft gegeven. Even als de Partbendie al vlugtende nog pijlen op hunne vijanden afschotenbeeft de regering bij monde van den heer Heemskerk haar besluit om aftetreden gemotiveerd op eene wijze, bij uitnemendheid geschikt om de tweede kamer andermaal in een zeer ongunstig daglicht te stellen. Wel kwam zij er ditmaal af zonder regt- streeksche beschuldiging van grondwetschennis en aantasting der regten van de kroon. Slechts één kamerlid, dat daaraan ten vorigen jare zijne verkiezing had te dankenheeft in de jongste discussien, uit vaderlijke bezorgdheid, dit pom- peuse denkbeeld nog eens, onder het algemeen gelach der kamer, in bescherming genomen Doch het kan niet anders of eene kamer, die »het regeringsbeleid omtrent het behoud van den vrede »hacl afgekeurdmoet in de oogen der natie al eene zeer zonderlinge houding hebbenen bij gevolg al wederom onder sterke verdenking ko men dat even als de ontbonden kamermet deze geene Regering mogelijk is. Wij over drijven niet. Want in het Dagbladhet mi nisterieel orgaan bij uitnemendheid, kan men het in ronde woorden lezendat er door de afstemming van het budget voor buitenlandsche zaken, »eene beslissing gevallen is, die voor „'toog van Europa het behoud van den we reldvrede afkeurt." Waren de ministers geregtigd om eene zoo danige beteekenis aan het votum der kamer te hechten? In geenen deele. Behalve dat zij zeer goed wisten op welke wijze het karakter en de talenten van den graaf van Zuylen bij de leden der vertegenwoordiging staan aangeschre ven (en men zou zich duchtig vergissen indien men in al de vóórstemmers bewonderaars van dien minister meende te zien) wijzen wij slechts op de heeren Stieltjes en Storm die uitdruk kelijk hebben verklaard, om geheel andere redenen tegen de begrooting te hebben gestemd. Maar bovendien. Den heer Heemskerkdie zoo menig treffend blijk heeft gegeven van een uitstekend goed geheugen te bezitten, kan het niet ont gaan zijn, dat in de zitting van 1 Maart tegen de begrooting van den graaf van Zuylen voor 1867, óók reeds 31, zegge één en dertig leden hebben gestemd en ware de kamer toen niet geweest onder den verscken indruk der jongste gebeurtenissen, zoowel op binnen als op buiten- landsth gebied, geen twijfel of toen reeds had de meerderheid zich tegen dien. minister ver klaard. Eenvoudig omdat men noch in het karakter, noch in het beleid van graaf v. Zuylen vertrouwen stelt. Reeds de heer Mijerde man der onbewaakte oogenblikken," heeft zich eens laten ontvallen, dat hij de oppositie tegen het kabinet aan antipathie tegen den heer v. Zuylen toeschreef. Is het wonder, dat, nu de tijden rustiger zijn het getal der openlijke tegen standers met 7 is toegenomen en aldus eene afstemmende meerderheid ontstaan vooral nu bij al het andere nog kwam de uiterst onvoeg zame taal tegen sommige achtenswaardige en talentvolle leden der kamer aangeslagen en de deloyale poging om zich te redden door eene zware beschuldiging tegen eenen voorganger waarvan de onjuistheidom met den president der kamet te sprekenvoldingend werd aan getoond En zoo komen wij als van zelve tot de be wuste brieven-historie. In het misbruik daar van gemaakt, en de wijze waarop daar over in de ministeriële bladen is gesprokenneen geraasd, openbaart zich de volksmisleiding mis schien nog het sterkst. Het is trouwens de gebruikelijke tactiek hij de ministeriëlen. Toen in het tijdschrift voor Neerl. Indie werd aan getoond, dat de heer Mijer, als minister van koloniën de adviesen uit Indie vóór zich had liggenop het zelfde oogenblik dat hij zich door het gemis dier adviezen belemmerd en niet weinig teleurgesteld verklaarde, werd om de aandacht van deze niet te kwalificeren han delwijze afteleiden met groot geweld wraak geroepen over hem die zich veroorloofd had het publiek met deze vrome Mijeriade bekend te maken. Thans nu door overlegging van twee brieven die in het bezit waren van den heer Cremersvoldingend wordt bewezendat de voorstelling van den heer v. Zuijlenals zoude hij bij zijn optreden zulk een gespan nen toestand tusscken Nederland en Pruisen hebben aangetroffendat aan eene buitenge wone oproeping van de militie werd gedacht niets minder dan juist en dit middel van zelfs- verheffing ten koste van een afgetreden voor ganger al weder niet geschikt is om het ka rakter van den heer v. Zuijlen in een gunstig daglicht te plaatsen, nu wordt wederom met geveinsde verontwaardiging, over het terug houden van stukken uit het Lands-archief zulk een oorverdoovend geraas gemaakt, met het kennelijk doel om de aandacht van het geen door die brieven aan het licht kwam, afteleiden. Is dat geen volksmisleiding op groote schaal? Neem aan, dat de heer Cre mers die brie'ven niet had moeten terug hou den neem aan dat deze in allen opzichte ver keerd gehandeld heeft, wat evenwel nog te bewijzen is, wij hebben ons daar mede niet te hemoeijen. Maar verandert dit' iets in de beöordeeling van den minister of van de kamer?

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1