1867. No. 93. D1NGSDAG 36 NOVEMBER. 54*" Jaargang. GOESSCHE 101 BIVI. D e uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,7». fr. p. p. ƒ1,90. Gewone «dvertcntlSn worden a 15 ct. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberlgten van 1-0 regels ƒ1,70, behalve bet segelregt. ne inzending ran advertenliën kan geschieden tot róór drie uren des namiddags op den dag der uitgave BIJT DIT NOMMER BEHOORT EEN BIJVOEGSEL. Het ontgaat onze opmerking niet, dat de behoudsmannen in de kamer, voor een groot deel althansden strijd op een ander terrein zoeken overtebrengendan waarop die in de eerste plaats moet worden gevoerd. Een aantal leden zwijgt geheel of gedeeltelijk over de ko loniale zaken en weidt slechts over de onder wijskwestie uit. Men schijnt de aandacht van het hoofdpunt te willen afleiden en tegelijk de agitatie ook buiten de kamer te willen voeden ten einde alzoo het publiek te doen gelooven dat het er weinig op aankomt, of de koloniale regeling tot stand komt of niet, of de minister zegeviert of in het belang der goede zaak valt, of hij blijft zitten of niet onder alle eventua liteiten als maar de zaak van het onderwijs geregeld wordt. Slechts één der leden van de radikale behoudspartijde heer Foreestheeft van het onderwijs gezwegen en alleen van de koloniale kwestie gesproken. Met reden zou men zich daarover kunnen verwonderen, indien het niet bekend wasdat dit lid slechts een maal des jaars de kamer op de proeven zijner welsprekendheid verrast. Waarschijnlijk was deze vrucht van de studie van twaalf maanden reeds gereed, voor de toeleg openbaar werd, om de aandacht daarvan afteleiden en bestond er geen gelegenheid meer, om eene andere redevoering optestellen, of daaraan een toe voegsel te geven, en van daar dat een der onderwijs-agitateurs thanstot aller verwonde ring, daarvan gezwegen heeft. Gelukkig zijn er andere leden geweest, die telkens het hoofdpunt op den voorgrond plaat sten en herinnerden, dat de binnenlandsche kwestie zooveel haast niet heeftals de belan gen van Indie, en die de tolken waren van de wenschen der meerderheid des volkstegenover het beweren, bijv. van den heer van Nispen dat bij de verkiezingen in 1866 de onderwijs kwestie bij de stembus overwegenden invloed uitgeoefend heeft. Hunne ernstige protesten tegen de handelingen der regering hebben te meer waardedaar het blijktdat wij in den heer Hasselman (den derden minister van ko loniën, in de vaste regering) eenen minister bezittendie wel zegtdat men hem maar moet wegzenden als men geen vertrouwen in hem heeft, maar die met het andere woord beweert, dat stabiliteit der regering, dat is het aan blijven der ministers, in de eerste plaats voor Indie noodig is, en die zeker daarom ver trouwen eischt, ten einde op zijn gemak de zaken te kunnen regelen naar zijnen wensch. Wij hopen daarom, dat de meerderheid der kamer zal blijven aandringen op de regeling eener aangelegenheiddie geheel onzen toestand beheerscht. Hoe sterk toch de schoolwet-agi tatie moge wezenhoe magtig de drang ook buiten de kamerom in die wet veranderingen te brengenwij durven gerust volhoudendat daarbij geen haast is. Niemand behoeft zon der onderwijs te blijven, en de eenige reden waarom men zou haasten kan alleen zijn, dat dan zijdie nu verkiezen een bijzonder onder wijs te bekostigenwat vroeger die finantieele lasten zullen kunnen overbrengen op de alge- meene schatkist. Maar gaat men daarover aan het twisten, alvorens zich de zaak van Indie aantetrekkendan zou men wel eens kunnen maken, dat de schatkist voor zulk eene ver meerdering van lasten niet gevuld werd en dat ook andere belangrijke zaken ongedaan moes ten blijven. Zeker kan van de koloniale kwestie niet ge zegd worden wat de minister Heemskerk van het onderwijs getuigde: »zij moet nog tot volle rijpheid komen." En indien het ministerie voort gaat met den strijd te ontwijkengeholpen door zijne vriendendie dezen naar elders wil len verplaatsen, dan zal op haar de verant woordelijkheid drukken van alle gevolgendie de ministerieele talm-politiek dragen zal. Liefst schijnt het kabinet eiken strijd te ont wijken. Hasselman zegtmet zijne collega's wacht maar en de koloniale zaken komen te- regt. Heemskerk en zijne collega's zeggen: wacht maar en wij zullen over het onderwijs spreken. En zoo paait men de goede lieden, althans zoekt dit te doen. Maar gelijk de Pruissische schoolmeesters, en niet het Pruissische leger, de zege bevochten hebbenzoo zullen hier mis schien de Nederlandsche schoolmeesters de mi nisters den loef afsteken en tot eenen kamp dwingen, waarin zij nog eer bezwijkendan in den gevreesden kolonialen strijd. Het ministerieel orgaan vindt het zeer vreemd, dat de voorstellen tot bezuiniging, zooals bij hoofdstuk II der begrooting, nu juist uit gaan «van de liberalendiezooals het beweert, onze finantien in de war hebben gestuurd. Men zou daarop kunnen antwoordendat niets na tuurlijker is dan dat zij, die iets in de war stuurden dat weder trachten ter egt te brengen. Maar wijdie nog niet overtuigd zijndat een liberaal wanbestuur de oorzaak van de beweerde bezwaren zou wezenwij verwonderen onsop onze beurt, dat de conservatieve redders met geene bezuinigings-maatregelen voor den dag komen en maar rustig met uitgeven willen voortgaan, alsof er geen wolkje aan de lucht was. Wij zullen niet zeggen, dat de liberalen andermaal helpend willen optreden, maar wij meenendat de natie dank schuldig is aan die gehate liberalendiewaar de conservatieven wel klagenmaar de zaken laten zooals ze zijn de belangen der schatkist ter harte nemen en, al is het voorshands slechts met kleine posten het bewijs gevendat zij niet maar praten maar handelen willenen dat bij hen het na tionaal belang boven het bijzonder belang van het ministerie weegt. De vraag is hier niet: waarom spraken de liberalen, maar waarom zwegen de conservatieven? B1NNEMLAIMDSCHE BERICTEN. GOES, 25 November 1867. In de zitting der tweede kamer van Donder dag, hebben aan de algemeene beraadslagingen nog deelgenomen de heeren van Eek, Wintgens van LijndenHajfmansSaaijmans Vader, Heij- denrijk, van Nispenvan Wassenaar Catwijck van de Putte en Foreestterwijl de heeren Keu- cheniusvan Delden en Bichon repliceerden op het antwoord, den vorigen dag door de minis ters gegeven. Het meerendeel der sprekers sprak ditmaal over het onderwijs en toonde zich meer of minder onvoldaan met het denkbeeld van den minister, om eerst over het voorstel de Brauw te discussieeren, alvorens van regerings wege aan veranderingen der onderwijswet werd gedacht. De ministers van binnen- en buiten- landsche zaken hebben, even als die van kolo niën, weder breedvoerig gesproken en de laatste heeft de conservatieve politiekmet vele woor den verdedigd. Zooals wij bereids door een telegram mede deelden, zijn de algemeene beraadslagingen toen gesloten en is hoofdstuk I zonder stemming aangenomen. In de zitting van Vrijdag is hoofdstuk II der staatsbegrooting (hooge collegien van staat en kabinet des konings) met algemeene stemmen aangenomen, nadat door twee amendementen van de heeren Dam en van Kerkwijk, op 2 artikelen eene bezuiniging was aangebragt. On danks het verzet van den minister van finan tien tegen het eerste, werd dit aangenomen met 36 tegen 32 stemmen. Bij de behandeling van het artikelkanselarij der beide orden, heb ben de heeren van Eek, Bergman en Storm van 's Gravesande het woord gevoerd over het ver- leenen van ridderorden en de vergunning tot het dragen ran de orde van den Eikenkroon. Daarna was aan de orde de beraadslaging over de conclusie van het verslag der commissie over het traktaat betreffende Luxemburg. De heeren van der Maesen, Godefroi, 's Jacob en van Golt- stein (I. K.) hebben het woord gevoerd. In de zitting van Zaturdag werd dit debat voortgezet en heeft de minister van buitenland- sche zaken zijn politiek beleid verdedigdals hebbende dit gestrekt tot losmaking van Lim burg van Duitschland en tot bevordering van den vrede. De heer Jonckbloet heeft geklaagd over den toon van des ministers rede. De heer Thorbecke heeft vooral de vereeniging der zaken van Limburg en Luxemburg afgekeurd. De heer Pijnappel heeft de conciliante punten opgespoord. De heeren Godefroi en v. d. Maesen hebben ge-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1