1867. N°. 91. VRIJDAG 23 NOVEMBER. 54,te Jaargang. BEKENDMAKING. WEEZENVERZOKGING, ■O' - GOESSCIKE (01 KIM. De uitgave deuer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen Prijs per kwartaal 1,35. fr. p. p. ƒ1,90. w Gewone advertentlën worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-0 regels a l,ÏObehalve het cegelregt. De inzending van adverientiën kan geschieden toi vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES brengen bij deze ter kennis van een ieder die het aangaat Dat de gemeente-raad in zijne openbare vergade ring van den 18 dezer, overeenkomstig het bepaalde bij art. 265 der gemeentewet, heeft vastgesteld de suppletoire kohieren van den HOOFDELIJKEN OM SLAG en de BELASTING OP DE HONDEN voor deze gemeente over den jare 1867, welke ter secretarie dezer gemeente ter lezing gelegen hebbenvan den 31 October 11. tot den 15 November daaraanvolgende. Dat genoemde kohieren andermaal ter lezing ne- dergelegd zijn ter secretarie dezer gemeente, van Vrij dag den 22 dezer tot en met Zaturdag den 30sten daaraanvolgende van des voormiddags Negen tot des namiddags Twee ure. En dat ieder aangeslagene binnen dien tijd tegen zijnen aanslag bij beeren gedeputeerde staten in be roep kan komen. En opdat zulks 'algemeen bekend zij zal deze worden afgekondigd, aangeplakt en geplaatst in de Goessc/ie Courant. Gedaan ten raadhuize van Goes, den 2 Novem ber 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd M. P. BLAAÜBEEN, De Secretaris H. C. PILAAR. Terwijl het ministerie zich op eene lange sessie voorbereidt en al vroeg begint, om de be zwaren wegteruimen, die men daartegen zou kunnen opwerpen, schijnen de vrienden toch van een eenigzins ander denkbeeld te zijn en blijkt het op nieuwhoe het kabinet zijn steun zoekt bij en zich bewierooken laat door hen die gaarne nog eenige wijziging in hunnen geest zouden aanbrengen en daarvoor dan ook gaarne een of ander minister opofferen. Dit straalt duidelijk door in het Dagbladdat den volke verkondigd: »het zal van den heer Hasselman afhangen, of hij zegevierend uit den strijd zal tredendan wel eervol bezwijkendewelligt juist den triomf der goede zaak krachtig in de hand zal werken." Duidelijker kan het wel niet gezegd, dat men liefst den heer Hasselman zag bezwijkenten einde gelegenheid te hebben om of een nog meer reactionair minister in zijne plaats te stellen, of door een groote coup te pogen, ons geheel onder de magt van dat be ginsel te brengen. Maar ook hier zeggen wij welk eene logica Er wordt een alternatief ge steld Hasselman zegevieren of eervol bezwij kende den triomf der goede zaak in de hand werken. Als of het denkbaar ware, dat een Hasselman die zegepraal behaalde zonder het overwigt der rigtingdie men voor de goede zaak onmisbaar acht. Of rekent het orgaan er op, dat wij in den kolonialen minister, de derde, in het vast ineengesloten bewind, weder een man van transactie zouden heb ben en dat hij daardoor eene meerderheid in de kamer winnen zal? Maar dan zou zijn zegepraal niet in den geest van het orgaan zijn en zijn bezwijken evenmin gewenscht kunnen worden. Eene zaak verblijdt ons. Het orgaandat hier meer de partij der der tien dan dien van het ministerie dient, is ook overtuigd, dat de koloniale kwestie alles beheerscht en wij mogen dus verwachten, dat het er niet mede gediend zoude zijn, als men tot eiken prijs de ministerieele portefeuille bleef behouden, zonder deze kwestie tot een einde te brengen. Omdat men hoopt op eene kabi- nets-verandering in eigen geest, ontkent men nietdat men meer van verandering dan van stabiliteit van dit bewind kan wachten. Of het daarom van den heer Hasselman het onmoge lijke eischt, daarover bekommert het orgaan zich niet en het vindt er dan ook weinig be zwaar in, om er hem aan te wagen en hem het spit te laten afbijten. Jammer genoeg voor het belang des landsdat het hoofdstuk kolo niën eerst in behandeling komt, wanneer de meeste anderen afgehandeld zijn. Is het waar, dat op dat punt de hoofdslag moet geleverd wordendan was het wenschelijkdat men het op den voorgrond plaatste. Daardoor werd veel- ligt veel kostbare tijd bespaard. Nu zullen wij nog lang geduld moeten oefenen, indien ten minste de kamer goedvindt, om de voorafgaande debatten, door vele en langdurige redevoeringen, te rekken. Zal Hasselman s val de triomf der goede zaak en dus zijn zegepraal hare neder laag zijn dan is de wensch bij alle partpen natuurlijkdat, in het belang dier goede zaak, de beslissing niet lang uitblijve. De stem des gewetens doet zich in het kamp der ministerieelen hooren. Men begint onge rust te worden, dat de kamer geen genoegza- men eerbied hebben zal voor onze collectie van specialiteiten en stelt het mogelijk, dat een of meer wets-ontwerpen der begrooting zullen ver worpen worden. Daarom geeft men ons lange vertoogen, om nog eens te bewijzendat mi nisterieele veranderingen niet in het belang des lands zijnop welken grond dan de aanbe veling rustom dit ministeriemisschien met eene enkele uitzondering, maar te houden. Voorts wordt gewezen op den slechten kans voor de oppositieom een bewind in andere rigting te verkrijgen en vooral houdt men ons nog eens voorwat tal van wetten reeds door dit ministerie ingediend en voorbereid zijn. Men vergeet echter daarbij optemerken, dat een groot deel van hetgeen door dit ministerie tot stand gebragt werd, voorbereid was door ande ren; men vergeet op welke wijze dat geschiedde en hoeveel er niet tot stand gekomen ister wijl men eindelijk heel toevallig ook de her innering terug houdtdat het aanbieden van een aantal wetten wel getuigen kan voor de werkzaamheid van een kabinetmaar dat de geschiktheidde bekwaamheid, de deugdelijk- Vevolg Is het derhalve van het hoogste belang in de keuze van weezen-vader en moeder, meer de tijd en het redelijk verstaDd te laten sprekenniet minder acht ik het ook van groot belang wel toetezien wie met den naam van regent en regentes bestempeld wordt. Ik kan het mij volstrekt niet begrijpendat baron K., de weled.gestrenge heer O., geschikte voorwerpen zijn, om als regent in een weeshuis optetreden. Ook moeten mevrouw X. en mevrouw L. mij niet te zwart willen aanzienwanneer ik haar liever in de salon van mevrouw B. aan de theetafel de bombastige recepten van Pijntje Billard, de zuinige keuken meid!! hoor voordragen, of het keurige amazonen-tooisel uit de Bazar, of het heerlijke tapisserie-patroon uit de Gracieuze hoor roemen, dan haarEd. als re gentessen in het weeshuis te zien schitteren. Niet dat ik die menschen de eer volle onderscheiding misgundat zij als zoodanig aan een weeshuis geplaatst zijn, of dat ik zou durven beweren, dat het geene respectabele brave ingezetenen zijn. Neen ik durf gerust beweren, dat zij als modellen van goedheid en ne derigheid kunnen aangegeven worden, dat zij zelfs veel van weezen en arme menschen houden en hen het allereerst bijspringen, als het gebrek nijpend is en wanneer ziekten om der armen sponden rondwaren. Maar geheel iets anders is het regent of regentes in een weeshuis te zijn. Ik geloof zeer gaarne, dat de jEconomist en de Schat der Gezondheid vlijtig door haar gelezen worden, en dat er wel voorstellen gedaan worden, om deze mooije theoricn ook in het weeshuis toetepassen; maar daar die hoog opgevijzelde theoriën, vaak een mengsel van hersenschimmen zijn, falen ze ligt, en zal er dus meer partij van de levens praktijk getrokken worden, die de brave burger man en vrouw daar mededeelen kunnen. Meen evenwel niet lieve dames! dat ik u de kennis wil betwisten, om in haarfijne berekeningen te kunnen treden, van deze en die zaak, of dat ik u onbekwaam oordeelom te ziendat de pet van Piet moet gemaakt wor den als zijne haren door dezelve henenkomenof dat gij het niet weten zoudt dat het hoog noodzakelijk is, het gat in den broek van kleine Gijs hersteld wordt, waardoor al zeer onbescheiden zijn pars posterior henen ziet. Dit alles weet gij en nog duizend andere huishoudelijke zaken, maar dat gij ze niet verrigt, dat kan van uw stand en geboorte niet gevergd worden, en daarom is het juist, dat ik u minder geschiktheid toeken, om als regentes in een weeshuis optetre den. Liever zie ik daar den braven burgermandie het door ondervinding weet aantegevendat van des morgens vroeg tot des avonds laat te werken hem zeer gelukkig maakt, die in en door zijn noeste vlijt leeft, zich des avonds, na een welbesteden dag, tevreden in de armen des slaaps vleit, die des morgens, na eenen verkwikkenden nacht, dankbaar aan zijnen schepper, zich weder met lust aan zijnen arbeid begeeft. Neemt tot uwe regentes, die brave burger-huismoeder, die weet wat een kind behoeftdie hare panden aan eigen borst heeft gevoed, die met geduld en de grootste zelfopoffering heeft gekweekt en die hare huis houding onnavolgbaar in orde heeft gehouden. Kiest haar, die praktikaaleoo-

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1