1867. N°. 89. VRIJDAG 15 NOVEMBER. 54"e Jaargang. GEMEENTE-RAAD te GOES, WEEZENVERZORGING. 8 h -ID®- kor.ssc! i: couiant. De uitgave dezer Tourant geschiedt Maandag en Donderdag avond, uitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal ƒ.1,95. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentie» worden a 15 et. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels l,SO behalve het zegelregt. De inzending van adrertentiën kan geschieden lot vóór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. OPENBARE VERGADERING VAN DEN TEN RAADHITIZE ALDAAR, OP MAANDAG DEN 18 NOVEMBER 1867 DES NAMIDDAGS TEN ZEVEN UltE. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Punten van Behandeling Mededeeling van ingekomen stukken. Inrigting en verhuring ijkkantoor. Rapport betrekkelijk het verzoek van den heer J. J. Koens, om verbreeding der Cingelstraat. Voorbereiding nieuwejaars uitdeeling. Rekening van het fonds van kazernering 1866. Begrooting van het gasthuis voor 1868. Idem van het burgerlijk armbestuur. Idem der gemeente voor hetzelfde jaar. Suppletoire kohieren hoofdelijken omslag en belas ting op de honden. In ons vorig nomuier hebben wij even als de meeste dagbladenhet uit de residentie af komstige berigt omtrent den heer Borret op genomen, en alzoo het bewijs gegeven, dat wij ons gaarne vereenigden met de hulde die aan de regtskundige bekwaamheden van den over leden minister van justitie werd gebragt. Het zou onedel zijn het goede te willen bedekken, dat in den tegenstander niet te miskennen is, en tot geenen prijs zouden wij zelfs den schijn op ons laden van gelijk sommige anderen talenten en deugden te verguizen, waar die bij mannen van andere rigting dan de onze, wor den gevonden. Wij verheugen ons zelfs als er eenstemmigheid is in den lof van ware ver diensten al hebben ook allen hetzelfde getui genis daaromtrentmisschien van niet onpar tijdige hand afkomstigovergenomen. Maar wij komen op tegen de verkeerde gevolgtrek king die daaruit wordt gemaakt en niet min der tegen de eenzijdigheid en overdrijving waaraan men van zekeren kant zich ook thans weder schuldig maakt. Het afsterven van dezen minister van justitie is door het ministerieel orgaan voorgesteld, als eene ramp voor het vaderland, als een geducht verlies voor de regering. Het laatste zal ieder toestemmen die de gebeurtenissen der twee laatste jaren naauwkeurig heeft nagegaan. Het tegenwoordige kabinet moge, niet doorgaande, een kabinet Borret genoemd zijn geworden men had het gerust dien naam kunnen geven. In meer dan één opzigt was hij de ziel van het ministerie en zonder hem zoii het kabinet, in September 1866 zeker niet zijn overgegaan tot de kamer-ontbinding en zou het dien maat regel niet van den nu verkregen uitslag hebben gevolgd gezien. De minister van justitie kwam weinig op den voorgrond misschien om daar door grooter invloed uitteoefenenmaar waar hij een enkele maal de aan- of woordvoerder wasdaar wist hij van zijn overwigt te doen blijken. Meer dan men misschien bij zijn leven zich daarvan bewust was, zal men na zijn heen gaan ondervindenhoeveel levenskracht van hem voor dit kabinet uitging, hoe hij meer of minder regtstreeks de leider van deszelfs leden was. Volkomen verklaarbaar is ons de wee- klagt door de ministerieele partij aangeheven, die al zegt zij het nietzeer goed weet, dat het ministerie noch een talentvol lid missen noch zonder een man van invloed voortbestaan kan. Even natuurlijk is de smart der leden van het kabinetdie hier aan eene groeve staanwaarin ook hunne portefeuilles dreigen weg te zinken; die niet gemakkelijk den opvol ger zullen vinden waarin zich zooveel veree- nigt, wat voor dit ministerie onmisbaar is. Maar dat men daarom ook het gemis van dezen minister van justitie, als eene onherstel bare slag voor het geheele vaderland moet be schouwen, dat is eene eenzijdigheid en overdrij ving, waartoe de partijzucht alleen brengen kan. Zoovelen als er in ons land het betreurd heb ben dat dit ministerie is opgetreden, zoovelen als de maatregel van 1866 hV ben afgekeurd en vooral zoovelen als vurig we^schendat weldra eene andere rigting aan het staatsbestuur moge gegeven wordenzij kunnen niet gewa gen van eene nationale ramp, waar aan dit minis- sterie zijn sterkste steun ontviel. Het is zeer verre van onsdat wij in eene treurige gebeurtenis ons zouden verblijden; wij bejammeren het niet min der dan de vrienden des heeren Borretdat zijne uitgebreide kennis niet langer ten licht heeft mogen zijn voor de wetenschapmaar het zou dwaas en verachtelijk zijn een leedgevoel te veinzen waaraan niemand gelooven kan, en wij sehroomen niet, tegenover de overdreven jammerklagten die evenmin uit het hart der natie opwellen, maar haar in een dagbladbureau in den mond werden gelegdde overtuiging uittespreken, dat allen, die van dit kabinet geen heil verwachten,er ook geen ramp in zien dat deze minister van justitie zijnen arbeid, als zoodanig, niet voortzetten zal. Gaarne hadden wij een voor velen dierbaar leven gespaard gezien, van heeler harte hadden wij dhr. Borret eene langdurige loopbaan toegewenscht als lid van den raad van stateindien hij in die betrekking had mogen terugkeeren; veel liever hadden wij hem met het geheele kabinet de portefeuille zien nederleggen, dan te moeten getuigen op zijn graf van de talenten die met hem begraven zijn. Maar, nu wij eenmaal voor het onherstelbare feit staan, willen wij ook voor alles waar zijn. Zegt iemand, men zou dit kunnen zijn en zwijgen. Wij antwoordenniemand zou er aan gedacht hebben, om die waarheid, in veler gemoed,'leven de, te uitenindien niet laffe vleijerij en beang stigd partijbelang tot spreken gedrongen had. Of wil men bewerendat dit spreken ontijdig isdat wij het oordeel moesten overlaten aan Met het oog op de aanstaande gewigtige gebeurtenis, de stichting namelijk van een weeshuis voor de plattelands-ouderloozen der eilanden Zuid- en Noord- Beveland, vond ik het niet ondienstig nog een kort woord bij mijn veel ge schrijf over deze zaak te voegen en aan mijne mede eiland bewoners te rigten kan het zijn om hen tot eenige toegeeflijkheid te stemmen, die een tal van be staande gebreken bij de weezeninrigtingen weten aan te geven, en daardoor de zelve veroordeelenals ook om de argumenten van diegenen te wederleggen die de weeshuisstichting bepaald afkeuren. Ik wil het volgaarne geloovendat er in de weeshuizen] veel gebrekkigs be staat; ik wil zelfs trachten deze ziekten als met de vingers aantewijzen, maar heeft het daarom wel regt die toevlugtsoorden voor arme verlatene kinderen' zoo streng te veroordeelen? Zijn onze eigene huizen niet eveneens besmet met een tal van kankerachtige ongesteldhedendie men zoowel bij rijken als armen, ja zelfs in de geheele maatschappij hjj menigte kan optellen, die, wanneer ze met namen mogten genoemd worden, den weidenkenden mensch zouden doen gruwen Als ik de geschiedenis van menig huisgezinhetwelk ik gedurende eenige jaren opmerkzaam bestudeerd hebnaar waarheid wilde schetsenhet zou mij als geneesheerdie met een tal van huishoudelijke geheimen bekend ben niet veel moeite kosten tafreelen optehangeu, die regt zouden geven te vragen of die historiën in het beschaafde Nederland wel te huis behoorden? laten wij derhalve den splinter in het oog van anderenniet te veel willen zienom den in ons eigen oog geheel te veronachtzamen. Laten wij niet veroordeelen, maar trachten te verbeteren. Laten wij aan onze levensbestemming trachten te beantwoorden, welke ishelpen door handelen. Laten wij bereid zijn de ziekten te erkennende oorzaken trachten optesporenmaar laten wij ook niet schromen het rationele geneesmiddel aan te geven. Wanneer wij als feit aannemen, dat alle menschelijke handelingen hare licht maar ook evenzoo hare schaduwzijde afwerpen, dan komen wij tot de conclusie dat de volmaaktheid, zoomin in de nieuw op te rigten weeshuizen zal kunnen aangebragt worden, als dat die gezocht moet worden in de reeds vóór honderde jaren gestichte, maar geheel iets anders wordt het of er naar die volmaaktheid gestreefd wordt, dan of blind vooroordeel, als de grootste slagboom], alle her vorming medogenloos in den weg wil treden. Men noemt een weeshuis een gevangenis, en wanneer wij de uitwendige vormen van vele bestaande, en de behandeling welke de weezen daarin onder vinden nagaandan heeft het eenig regt zoodanig huis met dien niet eervollen naam te betitelen. Als wij evenwel den tijd der stichting, vóór honderde jaren in aanmerking nemen, toen nog de midden-eeuwsche duisternis lag uitgespreid over al wat met den naam van Godshuis werd bestempeld, dan laat het zich eenigzins verklaren, dat er zoo weinig opleverende bouworde op den voorgrond wierd gesteld, en dan ook wordt men verzocht het oordeel eenigzins op te schorten. Die tijden zijn echter voorbij gegaan, en daarom stel ik mij ook het wenschelijke voor, dat er bij onze stichting in de eerste plaats op licht en lucht zal gewerkt worden, welke zoo noodzakelijk zijn ter bewaring der gezondheid

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1