1867. IN0. 87. VRIJDAG 8 NOVEMBER. 54ste Jaargang. BINNEIMLANDSCHE BERICTEN. «253»- A* -iSs»— GOESSCHE C0ERA1VT. De uitgave dezer Courant geschiedt Maandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. I'ry» per kwartaal 1,35. fr. p. p. ƒ1,90. Gewone advertentiën worden a 15 et. de regel grjilaaHt. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-6 regels a f 1,8© behalve het zegelregt. De Inzending tan adtertenliSn kan geschieden lot róór drie uren des namiddags op den dag der uitgave. Het is thans zeker, dat de minister van bui- tenlandsche zaken, de graaf van Zuijleneene specialiteit bij uitnemendheidgeen plan heeft om heen te gaan. De tijding, die alle gemoe deren schokte en met klimmenden angst ver vulde als zou hij even als de heer Meijer eclipseren, om den ambassadeurszetel te Londen intenemenis een valsch gerucht geweest waarschijnlijk bedacht door hen, die 'slands belang niet begrijpen. Men kan er gerust staat op maken, want het ministerieel blad, dat zich daarenboven eerst nog eens goed omtrent de zaak liet voorlichten brengt ons de verzeke ring en wij meenen het vaderland te mogen geluk wenschen, daar er alle kans bestond, dat het met deze vakature gaan zou, even als met die door het vertrek van den heer Meijer ver oorzaakt dat namelijk het reactionair element daardoor, zoo mogelijkin het kabinet nog zou versterkt worden. Het ministerieel orgaaa voegt, deze verblijdende verzekeringnog zoo een en anderdat de kamer als uit den mond des ministers gesproken moge aannemeneene waarschuwing, om toch door geen afkeurend votum de verwijdering van den graaf noodza kelijk te maken. Nu men weetdat deze be reid isom zijne talenten aan het vaderland te blijven wijden zou het ook onbeleefd zijn, daarvan geen gebruik te maken. Intusschen valt het in het oogdat hier slechts een mi nisterieel orgaan zich stelt tegenover eene vrij algemeene afkeuring in de kamer. En nrag men ook het voorloopig verslag niet houden voor de uitdrukking van den algemeenen geest zooals het Dagblad het geheele kabinet te zien geefter bestaat nog al eenig verschil tus- schen de opinien over den tegenwoordigen minister van buitenlandsche zaken. Aan welk oordeel zal de natie de meeste waarde hechten, aan dat van het kabinetsblad of aan dat van de tweede kamer? Die keuze daargelaten valt het niet te ontkennen, dat het weinig vertrou wen geeft in zulke specialiteitenals zij door vele stemmen met eene gemotiveerde afkeuring worden ter zijde gezet en de lof en aanbeve ling alleen afkomstig is van vrienden en par tijgangers. Het onderstaande artikel uit het Handelsblad nemen wij gaarne, als geheel in onzen geest, over. »Het Haagsche orgaan ziet, waarlijk niet zon der reden, in het verslag der tweede kauier, over het eerste hoofdstuk der begrooting, grond om te vreezen, dat de minister van finantien door een votum van wantrouwen der kamer zal worden getroffen. Om echter het publiek te doen geloovendat zoodanig votum alleen het werk van verregaande partijschap kan zijn, dat de minister het onschuldige slagtoffer worden zal van partijzuchtmaakt het orgaan zijne lezers wijsdat tusschen den minister en de kamers alleen verschil van denkwijze" bestaat over de middelendieaangewend moeten worden om het tekort te dekken. Als om zoo eene klei nigheid een votum van wantrouwen tegen een minister kan worden uitgebragt, zegt het orgaan, dan is het regeren in ons land bijna niet meer mogelijk. Juist had het orgaan een paar dagen te voren gezegd, dat het publiek de kamerverslagen niet leest, zelfs niet bij uittreksel in de dagbladen. Dit verklaart, waarom het blad het publiek onwaarheden op den mouw durft spelden, om trent den inhoud dier verslagen. Wieook maar zeer vlugtiggelezen heeft wat in het verslag over hoofdstuk I gezegd wordt over den minister van finantien, weet dat er tusschen de kamer en dien minister gansch andere verschillen bestaandan dat over de middelen, om het bestaande tekort te dekken. Ei is in de afdeelingen der kamer een zeer on gunstig oordeel geveld over de wijze in het algemeenwaarop de tegenwoordige minister onze geldmiddelen beheert. Zijn algeheel ge brek aan beleid; de tegenstrijdige voorstellingen die hij van den stand der zaken geeft; zijne groote zorgeloosheid de doorslaande blijken die liij telkens geeft van het gemis van de ken nis, die een minister van finantien behoort te bezitten ziedaar, onder meer, de grieven, die in de afdeelingen tegen den minister zijn aan gevoerd. Zijn dat bagatellen, zijn dat punten van detail?" En niet enkele" of »sommige" of»eenige" leden voerden die bezwaren tegen den minister aanmaar het verslag zegt duidelijk dat de wijze van doen van dien ministsr zeer algemeen tot ernstig bezwaar aanleiding gaf. Zou een votum van wantrouwengelijk het orgaan van den minister vreestdan wel zoo ongeregt- vaardigd zijn? En zou het waar zijn, dat de overgroote meerderheid des volks" wenscht, dat de kamer haar vertrouwen schenken zal aan een minister van finantien, die getoond heeft voor deze gewigtige betrekking volstrekt niet geschikt te zijn GOES, 7 November 1S67. (Per Telegraaf.) De leden der tweede kamer van de staten-generaal, zijn bijeengeroepen tot hervatting der werkzaamheden, tegen Donderdag 14 dezer, des namiddags twee uren. Volgens de laatste berigten blijft de toestand van den minister van justitie, den heer Borrel hoogst bedenkelijk. Jl. vrijdag is van Vlissingen naar Antwer pen vertrokken Zr. Ms. transport schroef stoomschip Frans Naerebouttot het afhalen van de aldaar gebouwde lichtschepen voor de Westerscheldeen om dezelve op hunne lig plaatsen te brengen. Het Fransche officieele blad de Moniteur Universelle deelt eene nota medewaarin ge zegd wordt, dat de spanning, welke de kwestie der Schelde-afdamming tusschen de kabinetten van Brussel en 's Gravenhage had doen ont staan tot bedaren begint te komendat er sedert de afdamming in den loop der rivier reeds eene neiging wordt bespeurd om tegen over Bath eene nieuwe geul te vormendie gunstig voor de scheepvaart zoude zijn. Reeds heeft de Belgische vertegenwoordiger, te 's Gra venhage aldaar doen wetendat de ingenieurs peilingen hebben verrigt op Belgisch grondge bied waar de geul zich begint te vormen en de Nederlandsche minister geantwoorddat hij de werking van het water op Nederlandsch grondgebied zou doen bestuderen. Hij heeft er bijgevoegddat de Belgische scheepvaart van de afdamming niets te vreezen heeft en dat Nederland steeds de traktaten van 1839 zal nakomen. Dingsdagavond is de najaarszitting der pro vinciale staten van Zeeland door den commis saris des konings geopend 34 leden waren tegenwoordig, afwezig waren de heeren I. C. O. BenteijnF. L. BenteijnBlaaubeenvan der HaveOnghenaMoolenburgh en Egberts Rirsécuw. '.Voor kennisgeving werden aangenomen eenige koninklijke besluiten; een brief van den minister van binnenlandsche zaken, ten geleide van een ontwerp van wet tot regeling der grensschei ding tusschen de provinciën Zeeland en Zuid- Holland wordt in handen gesteld eener com missie, de heeren de LangeCau en van Citters. Aan de leden is rondgedeeld eene mededee- ling van gedeputeerde statenbetreffer.de de stoombootdienst op de Wester-Schelde, waaruit blijkt, dat de nieuwe boot in de vaart is gebragt en aanvankelijk uitmuntend voldoet. De heeren F. van DeinseHennequin en Hoclands Jansser. brengen hulde aan de bemoeijingen van gede puteerde staten in dezen en betuigen hunne ingenomenheid met den goeden uitslag daarvan. De voorstellen van gedeputeerde staten wor den naar de afdeelingen verzonden. Verder was aan de orde het verslag over het voorstel van den heer Verhagen om in de instructie voor gedeputeerde staten een nieuw artikel op te nemen, betrekkelijk de behande ling der geschillen van bestuur. De heer F. van Deinse stelt voor het niet voor te lezen maar te doen drukken en ronddeelen welk voorstel niet wordt ondersteund. De heeren Verhagen en van Eek wenschen de voorlezing, die alsnu bij monde van den heer Butcux plaats heeft. De heer Verhagen verlangt dat liet stuk gedrukt en zoo spoedig mogelijk naar de afdee lingen verzonden zal worden, om nog in deze zitting der staten in behandeling te komen.

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1