inn, 69. VRIJDAG 6 SEPTEMBER. Jaargang. GOESSCIIE COURANT. De uitgave dezer Courant geschiedt .Haandag en Donderdag avonduitgezonderd op feestdagen. Prijs per kwartaal 1,9». fr. p. p. ƒ1,90. tór-i Gewone adverteiitlSn woi den a 15 ct. de regel geplaatst. Geboorte-, huwelijks- en doodberigten van 1-0 regels a ƒ1,30, behalve het zegelregt. De inzending fan adrerientiSn kan geschieden tot róór drie -uren des namiddags op den dag der uitgafe Bol5.cndLmals.ins. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, maken bij deze bekend: dat de gemeenteraad in zijne vergadering van he den, heeft herbenoemd: lo. Tot wethouders: de heeren G. H. Kakebeeke en J. A. A. Fransen van de Putte. 2». Tot ambtenaren van den burgerlijken standde zelfde heeren. 3». Tot voorzitter van het burgerlijk armbestuur de heer J. A. A. Fransen van de Putte. 4o. Tot voorzitter van de commissie tot toelating van leerlingen op de scholen van minvermogen den en de bewaarschool: dezelfde. 5<>. Tot voorzitter van het bestuur over het gasthuis de heèv mr. P. J. van Voorst Vader. do. Tot lid der vaste commissien voor het financie wezen en voor de strafverordeningende heer mr. II. de Laat de Kanter. 7o. en dat tot voorzitter van de commissie van toe- zigt over de gemeente-apotheek is benoemdde heer C. 0. van den Bosch. Gedaan te Goes den 3 September 1867. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris II. C. P I L A A R. Beliendmalilng. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van GOES, verwittigen bij deze de ingezetenen dezer gemeente: Dat de BEGROOTING der plaatselijke inkomsten en uitgaven voor het jaar 1868, door hen ter vol doening aan art. 203 der gemeente-wet, aan den ge meente-raad, in deszelfs openbare vergadering van heden is aangeboden; dat dezelve daarna op de se cretarie dezer gemeente is nedergelegd en aldaar van heden af tot den 20 September eerstkomende voor een ieder ter lezing zal voorhanden zijn en dat een afschrift van dezelve, tegen betaling der kostenal gemeen verkrijgbaar is gesteld. En opdat zulks algemeen bekend zij, geschiedt daarvan deze openbare kennisgevingdewelke zal wor den afgekondigdaangeplakt en geplaatst in de Goes eche Courant. Gedaan ten raadhuize van Goesden 3 Sept. 1867. 'oom. Burgemeester en wethouders voornoemd, M. P. BLAAUBEEN. De Secretaris H. C. PILAAR. Bebtendra alt Ins. De BURGEMEESTER van GOES, doet te weten Dat de heer Commissaris des Konings in de pro vincie Zeelandhet voornemen heeft op Donderdag den 12 dezer, deze gemeente te bezoeken en aan elk die zijn Hoog WelGeb. over het een of ander wenscht te sprekendaartoe de gelegenheid zal geven ten raadhuize, des voormiddags ten elf ure. Goes, den 5 September 1867. De Burgemeester voornoemd M. P. BLAAUBEEN. Ook het ministerieel orgaan erkent, dat het tegenwoordige ministerie opgetreden is, om de koloniale kwestie tot een einde te brengen en dat daaraan tot heden niet is voldaan. Het komt er vooruit, dat de hooggeroemde mr. P. Mijer thansnu hij gouverneur-generaal is meer moeite doetom zich op dit standpunt, tot eigen voordeel, staande te houden, dan om de beginselen in toepassing te brengen, die hij vroeger hier te lande verkondigd heeft. In de erkentenis van een en ander ligt ook de waarheiddat de natie misleid werdtoen men haar voorspiegeldedat dit kabinet alles zou teregt brengen wat naar men beweerde door vroegere ministerien bedorven was en dat zij zich hoogst gelukkig moest achten toen de heer Mijer het roer in handen nam. Wij hebben slechts te herinneren aan zoovele arti kelen in het ministerieel orgaanwaarin een en ander uitvoerig werd voorgesteld en ieder weetdat de conservatieve partijalthans met woorden zich sterk maakte om alles te ver beteren. Een jaar is voorbijgegaan en wij zijn niet alleen niets verder, maar de gebeurtenissen van dat jaar hebben ons eerder* van het hoofddoel verwijderd. Nu treedt"7 zoo zegt het orgaan de hoofdroeping van dit gouvernement eerst op den voorgrond, nu moet de toestand van Indie geregeld worden. 'tls laat genoeg, maar toch is het te hopen, dat het orgaan hier werkelijk de tolk van het ministerie zij. En dat te meer, omdat wij ons overtuigd houden, dat eene regeling door dit kabinet en door den tegenwoordigen minister voortedragen, tot niets anders leiden zal, dan tot teleurstelling voor Indie of tot eene nieuwe kabi netswijziging. Wat Indie behoeft en wenscht, is duidelijk genoeg, en wij kunnen zeker zijn dat geen rigtingals die van dit kabinetdaar aan voldoen kan. Wij moeten dus nog eens eene periode door van schokken en wisselingen en hoe eerder deze voorbij gaanhoe beter het voor aller belangen zal zijn. Maar al erkent het ministerieel orgaan, dat er nu eens handen aan het werk moeten ge slagen wordenhet maakt zich eveneens met groote woorden en ij dele klanken van de zaak af. »Het ministerie," zoo spreekt het, »moet dui delijk en rond aan het Nederlandsche volk zeg gen hoe de toestand is, waarheen ons die toe stand leiden moet en wat gedaan moet worden, om de nationale ramp te voorkomendie ons boven het hoofd hangtdoet het dit, dan zal het de natie achter zich hebben." 'tls fraai geredeneerd, maar wat beteekent het. Hoe de toestand isbehoeft wel niet meer gezegd te wordenwaarheen hij ons voeren zal is even duidelijkschoon het er natuurlijk veel van afhangtdoor wien deze laatste voorstelling gegeven wordt. Eindelijk moet het ministerie zeggen, wat er gedaan moet worden. Dat had het ministerie reeds vroeger moeten zeggen en nog liever had het dat met daden moeten toonen. Doch de natie is nog weinig gebaat, wanneer alleen maar die drie vragen beantwoord worden. De vraag is nietwat deze ministers over een en ander denken, maar wat zij willen beproe ven of ondernemen om tot eene gewenschte regeling te komen. En zoo doende komen wij tot de hoofdvraag terug, namelijk: op welk standpunt plaatst men zichom de Indische kwestie tot een einde te brengen. Wil men, met de behouds- mannen, Indie voortdurend als eene melkkoe beschouwen voor Nederlandof wil menaf gescheiden van eigen wenschenbillijk om trent Indie zijn? De conservatieven, die thans ons regeren, zeggen natuurlijk: dat wij geen geld genoeg uit Indie krijgenhet gevolg daar van zal zijn, dat wij meer door eigen krachten zullen moeten doen en wat gedaan moet worden, is eenvoudig: Indie bij voortduring aan eene zware schatting onderwerpenzonder te vragen of dat overeenkomstig de roeping is, die wij omtrent onze koloniën moeten vervullen. De liberalen daarentegen zullen volhouden dat men onbillijk jegens Indie is en niet langer naar eigen voordeelmaar naar den eisch der bil lijkheid zich moet regelen en zoolang tusschen deze beiden niet beslist is, blijft de vraag: in welke rigting moet in Indie geregeerd worden? Voor deze moeten alle anderen wijkenwant zoolang de voorstanders van het eene en andere denkbeeld elkander blijven afwisselenzoolang zal de eventueele regeling steeds voor dezen of genen een steen des aanstoots blijven en gera ken wij niet uit den maalstroom, waarin, he laas Indie zich reeds zoolang bevindt. Men zoeke dus allereerst over die vraag te be slissen. Laten zij, die meenen een werk van ze gen voor Oranje en Nederland te verrigten, door Indie steeds meer productief te maken voor onze schatkistindien langs den weg van overtui ging de bevrediging niet mogelijk is, laten zij, die nu eenmaal aan het hoofd staan, thans con sequent voortwerken en wij zullen zien of de tij delijke voordeelen, die zij misschien verkrijgen zullen, niet ras door' treurige nadeelen worden opgevolgd. Men spreke niet langer over bijza ken maar tastte moedig door en het zal dan blijken of de kwalen, waaraan Indie lijdt, niet juist daarom voortduren, omdat de geneesheer het radikaale middel schroomt, dat den patient baten, maar zijne eigene beurs schaden zou. Wij wenschen, even als het Dagbladeene positieve verklaring, al dringen wij er niet op aan, dat deze reeds in de troonrede zal gelezen worden; een eischdie het orgaan dit artikel ingaf, daar zekernu men aan het opstellen van die redë nadert, den minister de priem op den neus moet worden gezet, zooals dit ook vroeger geschiedde. Wij wenschen ook eenen minister, die weet wat hij wil, maar hij doe allereerst zijnen wil kennen omtrent de groote hoofdzaak en spreke het uit, of hij den zegen voor Indie of uitsluitend dien

Krantenbank Zeeland

Goessche Courant | 1867 | | pagina 1